Donker en koud was het in het armetierige winkeltje waar de arts Frederick Treves binnenkwam.
Er viel geen licht door het raam doordat er een grote reclameposter op hing met daarop een tekening van een vreemd schepsel: half man, half olifant.
Tom Norman, de ‘circusdirecteur’ die mismaakte mensen tentoonstelde in heel Londen, bracht de nieuwsgierige arts naar achteren.
Hij trok een gordijn opzij en daarachter zat een misvormde man op een stoel. Het grote hoofd was zo vergroeid dat het leek alsof het één oog had.
Dit oog staarde leeg het vertrek in. De neus was een klomp vlees; dat het een neus was, viel alleen te raden doordat hij midden in het gezicht zat.
Door de vergroeiing van de kaak was de bovenlip binnenstebuiten gekeerd.
Het lichaam was scheefgegroeid en had een dikke huid, die her en der in lange plooien hing en bedekt was met bloemkoolachtige groeisels.
De linkerarm was klein en dun, de rechter was groter en liep uit in een reusachtige hand. De duim deed Treves denken aan een radijs, de andere vingers zagen eruit als knobbelige wortels.
‘Ga staan,’ siste de circusdirecteur de misvormde man toe, die vlug overeind kwam. Hij had alleen een broek aan, en anders dan Treves had gedacht was hij niet erg groot.
De arts ging er als vanzelf vanuit dat het vreemde wezen niet kon denken, laat staan praten.
De winkelier vertelde hem dat The Elephant Man Joseph Merrick heette.
Treves vroeg de circusdirecteur of hij Merrick mocht onderzoeken.
Hij wilde weten waardoor het lichaam van The Elephant Man zo vergroeid was.
Het gerucht ging dat Joseph Merricks moeder tijdens haar zwangerschap was belaagd door een ontsnapte circusolifant, maar voor dat soort volksgeloof was geen plek in Frederick Treves wetenschappelijke wereldbeeld.
De circusdirecteur gaf de arts met tegenzin toestemming voor het onderzoek in London Hospital, dat pal tegenover de winkel lag.
Met een grote pet op, een doek voor zijn gezicht en onder een jas werd Merrick naar het ziekenhuis gebracht.
Dokter Treves mat en schetste zijn lichaam en gaf hem na afloop zijn visitekaartje. Als hij ooit hulp nodig had, kon hij contact opnemen.