Pestepidemie bracht Shakespeare succes

Bij de pestepidemie in Londen van 1593 stierven de grootste concurrenten van William Shakespeare. De enorme vraag naar nieuwe toneelstukken bezorgde de beginneling zijn grote doorbraak – waarna hij de theaterwereld voorgoed veranderde.

Streng religieuze politici dringen aan op een verbod op al het theater. Briljante schrijvers als Shakespeare worden echter zo populair, dat niemand aan het favoriete vermaak van de bevolking durft te komen.

© Bridgeman Images & Rex/All Over

Twee grafdelvers staan elk met een spade op het podium van theater The Globe in Londen.

De voorstelling op deze dag aan het begin van de 17e eeuw is geheel uitverkocht, en het hele 3000-koppige publiek kijkt naar hen.

Het is een levendige boel in het theater op de zuidoever van de rivier de Theems in Londen. Sommige toeschouwers raden hardop wat er zal gebeuren.

Andere volgen de handelingen met kloppend hart, want ze weten dat de twee mannen het graf van de mooie Ophelia graven. En dat Hamlet zijn geliefde nooit zal krijgen.

‘Wie bouwt sterker dan de metselaar, de scheepsbouwer of de timmerman?’ vraagt een van de twee doodgravers aan zijn collega.

‘Dat is de galgenbouwer, want zijn getimmerte overleeft wel duizend huurders,’ antwoordt de ander hem gevat.

De zaal buldert van het lachen. Het is Shakespeare weer gelukt. Zijn tragedie over prins Hamlet krijgt zomaar een komische wending, waardoor de traan wordt afgewisseld door de lach.

Shakespeare weet het theater in 23 jaar radicaal te veranderen. Hij mengt genres, zoals in Hamlet.

Hij verwart zijn toeschouwers door de held ook een schaduwkant te geven of de hoofd-persoon halverwege het stuk te laten sterven.

En hij is medeoprichter van een theater waar de Londenaren graag de rivier de Theems voor oversteken. Een theater dat alle andere Londense podia overstijgt: The Globe.

Theater gaat vóór de vrouw

Shakespeare werd in 1564 geboren in de handelsstad Stratford-upon-Avon, die 137 kilometer ten noordwesten van Londen ligt.

Maar daarmee houdt de kennis over de jeugd van de toneelschrijver wel zo’n beetje op.

In november 1582 trouwde hij met een vrouw die hem kort na elkaar drie kinderen schonk. Maar naar alle waarschijnlijkheid zagen die hun vader niet vaak.

Een aantal historici denkt namelijk dat Shakespeare met een van de vele theatergezelschappen die in de jaren 1580 vaak langs Stratford reisden, meeging naar Londen.

In 1587 werd een van de acteurs van het gezelschap bij een vechtpartij gedood. Het zou kunnen dat Shakespeare zijn plaats heeft ingenomen.

Veel schrijvers dood door pest

Hoe Shakespeare dan ook in Londen is beland, de stad moet een overweldigende indruk op hem hebben gemaakt.

Naast Stratford met zijn 2000 inwoners leek de grote stad Londen met een bevolking van 200.000 mensen bijkans een metropool.

In de theaterwereld van de hoofdstad was de concurrentie moordend, en het eerste toneelstuk van Shakespeare uit 1590 werd dan ook lauw ontvangen.

Welk toneelstuk dit was, is niet bekend, maar Shakespeare, die in tegenstelling tot veel andere grote schrijvers uit die tijd geen universitaire opleiding had, werd in eerste instantie weggehoond.

‘Een omhooggevallen kraai, die zich tooit met onze veren,’ snoof Robert Greene, een van de grote schrijvers en debaters van die tijd in een pamflet uit 1592.

Niet veel later overleed Greene echter toen de pest voor de zoveelste keer huishield in Londen.

Ook diverse andere toneelschrijvers bezweken aan de ziekte, en plotseling lag de weg open voor Shakespeare.

Theatergroepen moesten als gevolg van de pest voorstellingen afgelasten, en vele gingen failliet.

In 1594 waren er daardoor nog maar twee gezelschappen over, die een grote bevolking met een bijna onstilbare honger naar komedies en tragediën moesten bedienen.

Een van die toneelgezelschappen, Lord Chamberlain’s Men, werd de grootste klant van Shakespeare.

De groep was opgericht door de visionair James Burbage, een voormalige meubelmaker die in 1567 het eerste echte theatergebouw van Engeland bouwde.

Vóór Burbage traden acteurs op in achtertuinen van pubs en ronde arena’s, die voor hanengevechten en bloedige confrontaties tussen honden en een geketende beer werden gebruikt.

De bouw van theaters was inmiddels bij wet toegestaan, maar omdat toneel als verdorven werd beschouwd, was het vak uit de steden verbannen.

Volgens de invloedrijke puriteinen was theater namelijk ‘een duivelsnest waarin alle zonden samenkomen’.

Acteren buiten de stadsmuren

Burbage moest daarom genoegen nemen met een armetierige locatie.

Buiten de stad lagen stinkende werkplaatsen, zoals zeepmakerijen, die bij de productie van hun waren dode dieren kookten.

Ook leerlooierijen, die hondenpoep gebruikten om hun huiden zacht te maken, werden buren van zijn theater.

Alles waar de stad Londen zich liever niet mee bezighield, bevond zich hier: gevangenissen, bordelen, gekkenhuizen en begraafplaatsen voor geëxecuteerden en zelfmoordenaars.

De voorstad Shoreditch boven Londen, waar The Theatre van Burbage lag, stond dan ook bekend om zijn ‘bedelaars, werklozen, stallen, bierhuizen, kroegen, speelholen en bordelen,’ aldus een bron uit die tijd.

Na de pestepidemie bracht Burbage de grootste acteertalenten uit de failliete gezelschappen bijeen in zijn compagnie.

Ook Shakespeare werd opgenomen in de sterrencast – als acteur en schrijver. Met zijn allen bezorgden ze het publiek menige gedenkwaardige voorstelling.

Alles werd uit de kast getrokken om de smalle beurs van Burbage te vullen: kunstledematen rolden over de bühne om historische slagvelden realistischer weer te geven, organen van schapen en varkens stelden harten voor die uit de borst van de acteurs werden gerukt en uit gruwelijke wonden en van dodelijke zwaarden drupte schapenbloed.

De voorstellingen waren daardoor ongekend levensecht.

‘Toen Macbeth de koning had vermoord, kon het bloed met geen mogelijkheid worden afgespoeld van zijn handen en de handen van zijn vrouw, die de bloedige dolken verborgen,’ schreef Simon Forman, een dokter die in 1610 een opvoering van Shakespeares Macbeth bijwoonde.

Elke voorstelling, zelfs de zwartste tragedie, eindigde met vrolijke dans op muziek van snaarinstrumenten en trommels.

‘Aan het einde van het stuk werd er prachtig en sierlijk gedanst,’ vertelt de Zwitserse reiziger Thomas Platter, die in 1599 een uitvoering van de tragedie Julius Caesar bijwoonde.

De dans had ook een pikant tintje. De moraal stond niet toe dat vrouwen acteerden, alle rollen werden gespeeld door mannen.

Bij de slotdans dansten de mannen dus met elkaar ‘zoals gebruikelijk, twee als man en twee als vrouw gekleed’, vertelt Platter geamuseerd.

Kaartje kostte evenveel als brood

De prijzen voor theaterbezoek waren redelijk in Shakespeares tijd: ‘Wie het niet erg vindt om te staan, betaalt één Engelse penny.

Wil je graag zitten, dan moet je door een andere deur en betaal je een tweede penny.

Wil je zitten op de comfortabelste stoelen, met bekleding, waar je niet alleen een goed uitzicht hebt maar ook zelf gezien wordt, dan betaal je drie penny’s,’ vertelt Platter.

Aangezien een penny ongeveer de prijs was van een brood of twee glazen bier, kon bijna iedereen zich een kaartje veroorloven.

De schouwburgen waren door de lage prijzen sterk afhankelijk van het aantal bezoekers.

Een theater leverde pas geld op als de zaal minstens 200 dagen per jaar vol zat met minimaal 2000 betalende gasten (circa 1 procent van de bevolking van Londen).

Dat had tot gevolg dat theaters steeds wisselend repertoire brachten om het publiek geïnteresseerd te houden.

De meeste compagnies speelden minstens vijf verschillende stukken per week, en dat vergde veel van de acteurs en de schrijvers.

De spelers moesten elke keer weer nieuwe rollen instuderen en de schrijvers moesten in razend tempo nieuwe stukken aanleveren.

Shakespeare ontzag zichzelf en de acteurs in zijn gezelschap niet. Zijn stukken waren langer dan gemiddeld en wemelden van de personages.

In Julius Caesar komen bijvoorbeeld 40 bij naam genoemde personen voor, plus een aantal kleinere rolletjes zoals ‘bediende’ ‘eenvoudige man’ of ‘soldaat’.

Een acteur met een grotere rol in een stuk van Shakespeare moest in de loop van een seizoen circa 15.000 regels uit zijn hoofd leren – dat staat gelijk aan een boek met ongeveer 200 bladzijden.

Daar kwam bij dat veel leden van het theatergezelschap nog meer taken hadden, waar ze ook de nodige tijd en energie in moesten steken.

De kruidenier John Heminges was bijvoorbeeld een van de toneelspelers van Lord Chamberlain’s Men.

Hij had een spraakgebrek, waardoor hij in de toneelwereld bekendstond als de ‘oude stotteraar Heminges’.

En theatereigenaar Richard Burbage, de zoon en erfgenaam van James, speelde naast zijn carrière als zakenman de hoofdrol in Hamlet en Othello.

Shakespeare zelf deed ook mee in de stukken die hij schreef. Hij speelde ‘het spook in zijn eigen stuk Hamlet. En dat was zijn beste prestatie,’ aldus schrijver en dichter Nicholas Rowe.

Toen de theaters gesloten werden, was vooral het rondreizende straattheater nog een bron van vermaak.

© Granger/Polfoto

Plagiaat is geen punt

De enorme druk op de schouders van Shakespeare leidde onvermijdelijk ook wel eens tot fouten. Zo kloppen in Hamlet de chronologie en het tijdsverloop niet helemaal.

De hoofdpersoon is aan het begin van het stuk een jonge student en aan het eind rond de dertig, ook al strekken de gebeurtenissen zich niet uit over zo veel tijd.

Geografie was ook niet Shakespeares sterkste kant. Hij haalde Verona en Milaan door elkaar en gaf iedereen in Measure for Measure Italiaanse namen – ook al speelt het stuk zich af in Wenen.

Shakespeare plagieerde ook bij het leven. Meerdere gedeelten uit Anthony and Cleopatra komen uit de werken van de Romeinse historicus Plutarchus.

En het drama The Tempest bevat hele regels van de Romeinse dichter Ovidius.

Ook collega’s uit zijn eigen tijd wist Shakespeare te vinden als hij verlegen zat om tekst: voor zijn komedie As You Like It pikte hij een pakkende zin van zijn collega Christopher Marlowe.

Een deel van Henry the Fifth komt vrijwel woordelijk uit Hollinshed’s Chronicles – een nieuw geschiedenisboek dat Shakespeare veel als referentie gebruikte voor zijn historische stukken.

Shakespeare was echter lang niet de enige die links en rechts van anderen overschreef.

In die tijd werden manuscripten niet als het eigendom van de auteur, maar als openbaar bezit beschouwd. Schrijvers kopieerden naar hartenlust uit de klassieken en uit eigentijds werk.

En anders dan zijn collega’s stal Shakespeare niet alleen ideeën, maar voegde hij ook altijd iets nieuws toe.

Zo is King Lear gebaseerd op de legende over de Keltische tiran koning Lear, die wordt verraden door zijn dochters Goneril en Regan, maar tot zijn grote vreugde wordt herenigd met zijn verbannen dochter Cordelia.

Shakespeare veranderde het banale einde waarin alles goedkomt.

Bij hem erkent Lear zijn feilbaarheid en slechtheid en sterven de koning en zijn dochter aan het einde allebei.

Koning is fan van Shakespeare

Shakespeares vindingrijkheid droeg bij aan de glorietijd van het Engelse theater eind 16e eeuw.

Vanaf 1567 tot in de jaren 1640 bezochten wel 50 miljoen betalende gasten de theaters van het land – dat zijn tien keer zo veel mensen als er destijds in Engeland woonden.

In 1599 verhuisden Burbages zonen het theater van hun overleden vader naar de zuidoever van de Theems en noemden ze het The Globe.

Hoewel er in die omgeving al twee theaters
waren, The Rose en The Swan, werd The Globe een succes. Uit alle lagen van de bevolking kwamen mensen naar Shakespeares stukken kijken.

Een van hen was koning Jacobus I, die in 1603 op de troon kwam. In de 13 jaar tussen zijn kroning en Shakespeares dood speelde Lord Chamberlain’s Men wel 187 keer voor de koning – vaker dan alle andere gezelschappen bij elkaar.

In maart 1616 werd Shakespeare waarschijnlijk ziek. Hij veranderde zijn testament, en de handtekening op het document is heel beverig.

Dat duidt erop dat de toneelschrijver door een of andere reden ernstig verzwakt was.

Hij kon zich niet eens de naam van zijn schoonzoon herinneren. Een maand later, op 23 april 1616, stierf William Shakespeare op 52-jarige leeftijd.

The Globe, dat Shakespeare mede oprichtte, bleef zijn stukken nog 26 jaar opvoeren, tot de puriteinen in 1642 alle theaters sloten. Pas in 1660 raakte de religieuze partij de macht kwijt en gingen de theaters weer open. Maar toen was The Globe al gesloopt. In 1997 werd het theater nagebouwd. Hier zijn Shakespeares toneelstukken nu te zien in hun oorspronkelijke omgeving.