Moe van de Moulin Rouge: danseres wil eigen show

Ze was de grootste cancan-ster van haar tijd in het showpaleis Moulin Rouge in Parijs. Maar in 1895 zegde ze haar baan op en stak ze al haar geld in een eigen show. Ze wilde buikdanseres worden.

De cancan werd niet altijd gedanst door een rij mooie meisjes. In de jaren 1830 waren de passen wild en willekeurig, en schopten vooral mannen erop los.

© L. Icart/Bridgeman

Het flakkerende licht van de vele gaslampen schijnt door de grote zaal van de Moulin Rouge. Het orkest speelt een opzwepend stuk en de champagne bubbelt in de glazen van de gasten. Cancandanseressen slaken hoge kreetjes en wervelen over het podium.

Een van hen, La Goulue(de gulzige), danst naar het publiek toe en tilt haar been zo hoog op dat ze de hoed van een mannelijke toeschouwer raakt. De mannen om hem heen gooien enthousiast hun eigen hoed in de lucht.

La Goulue maakt een radslag en verdwijnt even in een zee van kanten rokken. Dan buigt ze voorover met haar rug naar het publiek, zodat haar jurk over haar hoofd glijdt en haar lange zijden onderbroek in beeld komt.

De mannen kijken hun ogen uit, en als ze het hartje zien dat op haar achterste zit vastgespeld, beginnen ze te juichen.

Het is 1890, en het pikante Parijse cabaret Moulin Rouge viert zijn half-jarig bestaan. De cancan is de grote trekpleister van het theater. De rijke heren stromen toe om te kijken hoe de vrouwen hun rokken optillen om hun benen en ondergoed te laten zien.

De sensuele showdans is ontstaan uit de wilde, gewaagde danspassen die 60 jaar eerder in de arme Parijse arbeiderswijken hun intrede deden.

De armen van Parijs hadden behoefte aan vertier en vonden dit in goedkope danszaaltjes. Hier genoten mannen en vrouwen van elkaars gezelschap, zowel op de dansvloer als in donkere hoekjes.

De cancan-ster La Goulue poseerde graag naakt voor de fotograaf.

© AKG Images

Studenten verleiden arbeidsters

In 1830, lang voordat de Moulin Rouge zijn deuren opende, was de dictatoriale koning Karel X afgezet. Maar doordat de oude koning gewoon werd opgevolgd door een nieuwe, bleef het onrustig in de armste wijken van Parijs.

In danszaaltjes en feesttuinen liet het volk zich gaan. Hier heersten wilde ritmes en vierde de losbandigheid hoogtij.

Volgens historici vindt de cancan zijn oorsprong in de feesttuin Grande Chaumière in de voorstad Montparnasse ten zuiden van Parijs. Hier spoelden arbeiders hun zorgen weg met wijn en stonden studenten van de burgerij te smoezen onder de bomen met slierten vrolijke lampjes ertussen.

De jongens kwamen om ‘de lessen des levens te leren’, zoals de Franse krant Journal pour Rire schreef, en arme meisjes en prostituees, ofwel grisettes, fladderden om de studenten heen.

De meisjes van de gegoede burgerij snoerden ondertussen hun korset strak in en knoopten hun jurk stijf dicht – net zoals in Engeland, waar de Victoriaanse moraal kuisheid en zedigheid voorschreef.

Jonge meisjes moesten zich omkleden met hun ogen dicht, zodat ze hun naakte lichaam niet konden zien. De ‘lessen des levens’ leerden ze niet.

Dans heeft als bijnaam ‘kabaal’

De elite danste les lanciers, waarbij lichamelijk contact streng verboden was, maar in de Grande Chaumière konden mannen en vrouwen zich laten gaan.

De muzikanten op het podium speelden de polka. Het vurige ritme hiervan inspireerde de gasten – vooral mannen – ertoe hun benen hoog op te zwaaien, en zo ontstond de cancan.

De dans kreeg veel bijnamen en was onder andere bekend als de chahut, wat zoveel betekent als ‘kabaal’.

Het optillen van de rokken was mogelijk afgekeken van de Spaanse flamenco, of misschien was het gewoon noodzakelijk om ruimte te maken voor de opzwaaiende benen.

Volgens een gast van de feesttuin stond de cancan gelijk aan lust en liefde. In een boek over de dans schrijft hij:

‘De muziek speelt en de student gaat klaarstaan: linkervoet vooruit, linkerhand in de zij. Hij leunt naar achteren en slaat zijn arm om zijn meisje. Zij legt haar hand op zijn schouder en klampt zich als een slingerplant aan hem vast.’

Talent mag gratis naar binnen

In de jaren 1830 en 1840 verspreidden de wilde passen zich naar andere danstuinen en naar bekende gelegenheden als de Opéra.

Mensen die de cancan zo goed beheersten dat het publiek speciaal naar de bals kwam om hen te zien dansen, hoefden geen entree te betalen.

Een van hen was de danser Chicard, een man die graag vanaf de galerij van het orkest op de dansvloer sprong. Een andere welkome gast was de danseres Pavillon. Behalve dansen kon ze ook goed hoorn spelen en was ze in het drinken van absint de mannen de baas.

Als het danspaar La reine Pomaré en Brididi zijn opwachting maakte, waren alle ogen op de dansvloer gericht.

De danser Brididi zwaaide met zijn armen alsof het molenwieken waren, terwijl zijn partner in het rond wervelde zodat haar vele oosterse sieraden fonkelden en schitterden dat het een aard had.

De grootste ster in die periode was de danseres die optrad onder de naam Céleste Mogador. Deze dochter van een prostituee liep weg van huis, maar kwam ten slotte zelf in een bordeel terecht.

Toen het meisje goed bleek te kunnen dansen, steeg ze in aanzien bij de heren en kon ze haar brood als danseres en luxe prostituee verdienen.

Deze Céleste Mogador bedacht ook de zogeheten quadrille naturaliste, een formatie van meerdere paren die samen de cancan dansten.

Vrouwen droegen geen ondergoed

Als een vrouw in de eerste jaren van de cancan haar been omhoog zwaaide, kon haar danspartner als hij geluk had tussen haar benen kijken – wat bijdroeg aan de populariteit van de dans.

Als een arbeidersvrouw al een onderbroek droeg, bestond deze uit twee aparte
delen, die alleen in de taille aan elkaar waren genaaid.

Pas in de jaren 1850 raakte ondergoed in zwang – maar dat maakte de dans er niet veel minder pikant op. Rond dezelfde tijd kwam namelijk de hoepelrok in de mode.

Door de kooiconstructie ging de jurk op een soort kerkklok lijken, en als de rokken op de dansvloer alle kanten op zwaaiden, was er voor de mannen meer te zien dan ooit.

De beroemde cancandanseres Nini liep op een avond op haar handen het hele podium over, zodat iedereen duidelijk kon zien dat ze geen ondergoed droeg.

Een politieman in het publiek, die haar had kunnen arresteren voor onbetamelijk gedrag, riep in plaats daarvan enthousiast:

‘Ach, wat een prachtige dijen!’ En zo kwam de frivole danseres aan haar bijnaam La-Belle-en-Cuisse, Nini met de mooie dijen.

Het nachtleven lonkt

Vanaf de jaren 1860 was de cancan niet meer alleen voor arbeiders en jongeren. Ook de mannen van de burgerij kwamen nu naar de danstuinen om zich te vermaken met de sexy danseressen.

De dans had inmiddels zijn weg naar Londen en andere grote steden gevonden. Volgens de strenge Victoriaanse moraal was lichamelijkheid nog steeds verderfelijk. Maar terwijl in het huwelijk de deugd heerste, lieten de mannen zich in de danszaal gaan.

De allergrootste cancanster was in de jaren 1880 populair: Louise Weber,
ofwel La Goulue. Een toeschouwer zei betoverd over haar optreden:

‘Meteen vanaf het begin gloeien haar wangen als rijpe perziken, en als zijde fladdert haar wilde haar. Ze hanteert geen regels of vaste volgorde, maar haar gevoel voor ritme is volmaakt en haar vrolijkheid is onweerstaanbaar.’

Louise Weber was de dochter van een wasvrouw. De luxe lingerie van de elite ging daardoor dagelijks door haar handen. Toen ze oud genoeg was om ’s avonds stiekem uit te gaan, leende ze het kanten ondergoed van de deftige dames om in te dansen.

De wijk Montmartre op een heuvel aan de rand van Parijs was van een klein plattelandsdorpje veranderd in een uitgaansparadijs, waar de taveernes als paddenstoelen uit de grond schoten. Hier opende in 1889 Moulin Rouge als een van de vele danshallen.

Heren offerden graag hun hoed op om een glimp van het kanten ondergoed op te vangen.

© Mary Evans

Grootste sterren worden rijk

La Goulue was niet direct de mooiste danseres, maar ze had een geweldige uitstraling. Haar vaste danspartner was een man met de artiestennaam Valentin le désossé – de slangenmens. Het leek alsof zijn ledematen van rubber waren.

Met een hoed op en een dikke sigaar in zijn mond maakte hij pirouettes en allerlei bokkensprongen.

De twee waren het beroemdste danspaar van de stad, waardoor La Goulue – net als een aantal andere cancansterren – van een straatarm meisje plotseling een goedbetaalde danseres werd met een vrijheid die voor slechts weinig vrouwen was weggelegd.

Naarmate de populariteit van de bals in Montmartre groeide, nam de cancan steeds vastere vormen aan, bijvoorbeeld met quadrilles van drie vrouwen en één man en een hiërarchie tussen de dansers onderling. De dans vond zowel op het podium plaats als op een dansvloer te midden van het publiek.

Eén cancanster kreeg het privilege om haar eigen, geïmproviseerde solo te dansen, zonder rekening te hoeven houden met de rest van de dansers van de Moulin Rouge. Dat was Jane Avril.

Zij verleidde de zaal in een wirwar van duur kant en kleurige zijden rokken met een omtrek van soms wel 12 meter. Het handelsmerk van Jane Avril was de waaier, waarbij ze helemaal achterover boog en tegelijkertijd één been recht de lucht in stak.

Cancan krijgt zijn definitieve vorm

Het succes van de Moulin Rouge als cancanpodium was overweldigend – maar kort. In 1892 verliet de charismatische directeur Zidler het theater en drie jaar later nam La Goulue afscheid om haar eigen show te beginnen.

Het trotse meisje investeerde al haar geld in een eigen show, waarin ze een nieuwe weg insloeg: die van de buikdans.

De cancanshows onder de molen met de oplichtende wieken trokken nog wel publiek als onderdeel van een gemengd repertoire met onder andere Tiroler muziek en boksen.

De dans met de hoge schoppen verhuisde begin 20e eeuw naar nieuwe podia als Bal Tabarin, en hier kreeg hij de vorm die het dichtst komt bij de cancan zoals we die nu kennen: danseressen in petticoats met lange, zwarte zijden kousen aan en veren op hun hoofd, die in een soort lijndans nauwgezet een choreografie volgen.