Polfoto/Granger
Houdini

Houdini: Onstuitbare boeienkoning en charmeur

Met ware doodsverachting worstelde de in Hongarije geboren Houdini zich los uit handboeien, dwangbuizen en melkbussen vol water. Niemand wist hoe hij het deed, en na zijn dood dachten de mensen zelfs dat hij uit zijn kist zou breken.

Zoals hij daar bungelt, tussen hemel en aarde, lijkt hij net iemand die ter dood gebracht is. Vanaf de top van een wolkenkrabber in het Amerikaanse Pittsburgh hangt Houdini met zijn hoofd omlaag aan een touw. Zijn lijf is ingesnoerd in een dwangbuis, en de wind blaast hem bijna tegen het gebouw.

De menigte siddert en beeft. Alle burgers zijn uitgelopen, want The Great Houdini is in de stad. Het verkeer staat muurvast. De straten zien zwart van de mensen, in elk raamkozijn zit iemand en zelfs de daken staan vol. Iedereen staart vol spanning naar de eenzame

figuur die hoog in de lucht met doodsverachting aan zijn bevrijding begint. Uiterst beheerst wrikt de boeienkoning een beetje met zijn bovenlichaam. Op die manier probeert hij zich aan zijn dwangbuis te ontworstelen. Oneindig traag tikken de seconden weg. Het publiek houdt zijn adem in.

Er waait een bijtend koude wind op deze novemberdag in 1916, maar het zweet druipt van Houdini af. Het duizelt de toeschouwers als hij ronddraait aan het touw. Na drie minuten die wel een eeuwigheid lijken te duren wringt Houdini met een triomfantelijke kreet zijn ingesnoerde armen over zijn hoofd.

Nog met zijn handen in de dichte mouwen vindt hij op de tast zijn weg naar de banden op zijn rug. Hij draait nog een keer, en de dwangbuis glijdt omlaag over zijn borst en zijn hoofd. Als het kledingstuk langzaam naar de grond dwarrelt, barst een luid gejuich los.

Mannen en vrouwen vliegen elkaar in de armen, hoeden en paraplu’s zeilen door de lucht. De hele stad is uitgelopen, het is één groot volksfeest.

Houdini is vrij, Houdini heeft het ’m weer geflikt. Hij is niet alleen uit een dwangbuis ontsnapt, maar ook uit het leven dat hij voorbestemd was te leiden. De in armoede geboren Houdini begon als onbekend en onderbetaald goochelaar die van het ene armetierige circus naar het andere trok. Maar nu was hij een ster van wereldformaat.

ONTHULLING: Zo werkten de trucs van Houdini

Houdini had het publiek in de ban

Als zoon van een aan lager wal geraakte rabbijn die in 1878 met zijn gezin van de Hongaarse hoofdstad Boedapest naar de VS was gekomen, had de als Ehrich Weiss geboren Houdini het niet breed. Hij groeide op straat op en had allerlei baantjes. Maar uiteindelijk besloot hij zijn jongensdroom te verwezenlijken: hij zou goochelaar worden.

Al toen hij negen was, had hij korte tijd opgetreden als trapezeartiest in een circus, onder de naam ‘Ehrich, prins van de lucht’. In die periode kreeg hij zijn belangstelling voor magie. Met ontzag bekeek hij de shows van de goochelaar, die konijnen uit zijn hoge hoed toverde en munten uit de lucht plukte.

Ehrich las alle boeken over magie die hij te pakken kon krijgen. Toen hij 18 was in 1892, verliet hij New York om zijn geluk te beproeven als rondreizend goochelaar. Hij had een vriend bij zich, en ze noemden zich samen The Brothers Houdini, als eerbetoon aan de grote 19e-eeuwse Franse goochelaar Jean Eugène Robert-Houdin.

Op school was Houdini een goede leerling geweest, en hij blonk vooral uit in sport. Hij kon zwemmen als de beste, rende harder dan al zijn klasgenoten en als tiener verwierf hij zich bijna een plaats in het Amerikaanse Olympische team. Zijn goede conditie kwam hem van pas toen hij als goochelaar optrad.

Elke dag voerde hij zo’n 20 shows op. De hele dag door traden Houdini en zijn vriend op marktpleinen en in bierhallen op, naast sterke mannen, dwergen, behaarde vrouwen en andere kermisacts. Het duo deed trucs met kaarten, liet dingen verdwijnen en toverde overal duiven en cavia’s vandaan. Na elke voorstelling lieten ze een hoed rondgaan in de hoop om zo hun kostje bij elkaar te kunnen scharrelen.

In 1893 kwam het paar met een act waarin Houdini zich als boeienkoning van een paar handboeien ontdeed, maar het publiek liep niet warm voor deze truc. Onder de toeschouwers bevond zich echter een 18-jarig meisje, Wilhelmine Beatrice Rahner, kortweg Bess, dat diep onder de indruk was – niet van het boeiennummer, maar van Houdini zelf. Een paar weken later trouwden de twee met elkaar, en met Bess als zijn assistente trok Houdini rond van de ene schnabbel naar de andere.

Het verkeer kwam tot stilstand, en iedereen staarde omhoog naar Houdini, die bungelend

aan een kraan zijn act met de dwangbuis uitvoerde.

© Polfoto/Granger & Scanpix/Mary Evans

Houdini werd de 'boeienkoning'

Na een lange tijd zwoegen en ploeteren zonder een cent te makken was hij het beu en gooide het over een andere boeg: hij richtte Harry Houdini’s School of Magic op, die per postorder trucs en toebehoren verkocht aan goochelaars.

Houdini hoopte dat hij en zijn vrouw hiervan konden leven, maar begin 1899, toen hij op het punt stond zijn hoge hoed aan de wilgen te hangen, kwam hij een man tegen die zijn bestaan een geheel andere wending zou geven.

Na een voorstelling in een bierhal in Minnesota werd Houdini benaderd door Martin Beck, een agent voor een van de grootste theaterketens van de VS. Beck was niet zo te spreken over de goochelkunsten van Houdini, maar over het handboeiennummer was hij lyrisch. Hij stelde voor dat Houdini boeienkoning zou worden, en gaf hem een assortiment handboeien waar hij zich uit los moest proberen te wurmen.

Een paar dagen later kreeg Houdini een telegram van Beck, met het aanbod om samen met Bess voor 60 dollar per week in Omaha, Nebraska te komen werken – niet misselijk voor iemand die zijn loon in centen telde. En Houdini voldeed aan de verwachtingen van Beck.

‘Hij laat zich niet ketenen,’ kopte de krant Omaha World-Herald in maart 1899 na de première van de show. Houdini ging op tournee door de VS, en hij zorgde altijd voor wat extra pr door zich in een gevangeniscel op te laten sluiten, poedelnaakt en geboeid. Binnen een paar minuten slaagde hij er dan in om uit te breken, tot verbijstering van de aanwezige journalisten.

Voor zijn beroemdste stunt – die hem de bijnaam ‘koning der handboeien’ had opgeleverd – nam hij de tijd. Hij liet een aantal toeschouwers op het toneel komen om te controleren dat de handboeien op slot zaten en dat er geen tangen of sleutels achter het gordijntje lagen van waarachter hij zich van zijn ketenen zou ontdoen.

Hij draaide zijn hand niet om voor een paar handboeien en had niet veel tijd nodig om eruit los te komen, maar hij hield zijn publiek wel een half uur in spanning. Terwijl het orkest speelde en de toeschouwers op het puntje van hun stoel zaten, las Houdini rustig de krant achter het gordijn.

Pas als de spanning te snijden was en het publiek het niet meer hield van opwinding, kwam hij tevoorschijn. Hij sprenkelde altijd wat water op zijn lichaam om de illusie te wekken dat hij baadde in het zweet na zijn monumentale prestatie.

Houdini's beroemdste nummer leverde hem de bijnaam 'boeienkoning' op.

© Polfoto/Granger & Scanpix/Mary Evans

Houdini was een geboren pr-man

Nog voor het eind van 1899 was de onbeduidende goochelaar Houdini tot een landelijke ster uitgegroeid. Mensen stonden voor hem in de rij, hij bulkte van het geld en nu was het tijd om in Europa zijn naam te vestigen.

In mei 1900 toog het echtpaar naar Londen, waar Houdini uit de nieuwste en sterkste handboeien van Scotland Yard brak. Sceptici namen zelf allerlei handboeien mee naar de voorstellingen om Houdini op de proef te stellen. Net als in de VS lag het publiek in Europa aan zijn voeten. Geen paar handboeien was voor hem te moeilijk, en hij zette zijn triomftocht door Europa voort. Ook in Nederland trad hij op.

Overal waar Houdini kwam, juichte het publiek hem toe. In Moskou wist hij uit een arrestantenwagen, waarvan de enige sleutel in Siberië zou liggen, te ontsnappen. In Duitsland kende zijn populariteit geen grenzen. Het publiek vond het machtig mooi wanneer hij de sloten van de politie openpeuterde en uit zwaar beveiligde gevangenissen ontsnapte. Maar de keizerlijke autoriteiten waren niet zo blij met het mannetje dat de spot dreef met de lange arm der wet.

Duitsland was destijds een van de meest autoritaire staten ter wereld, en vrijwel alle aspecten van het dagelijks leven waren aan strenge regels onderhevig. Op oplichterij en bedrog stond een paar jaar gevangenisstraf, dus toen de politie van Keulen ‘Der König der Handschellen’ in 1901 betichtte van zwendel, waren de rapen gaar.

Er volgden vele rechtszaken, en in de zomer van 1902 verscheen Houdini voor het hooggerechtshof. Hij werd ervan beschuldigd te hebben gelogen over het feit dat hij brandkasten kon openen. De rechter besliste dat hij in de rechtbank een brandkast open moest breken. Omdat Houdini nooit eerder een Duitse brandkast had gekraakt, was hij er niet zo gerust op toen hij naar het kantoor van de rechter werd gebracht.

Eerst trok hij maar eens aan de deur van de brandkast, die tot zijn verbazing openging. Het ding zat helemaal niet op slot, maar Houdini deed of zijn neus bloedde en werd vrijgesproken. Voor de politie was dit een enorme vernedering: niet alleen moest ze de proceskosten en een boete betalen, maar bovendien moest ze lijdzaam toezien hoe de draak werd gestoken met het gezag.

Het voorval leverde Houdini een hoop gratis reclame op, en hoewel hij al niet over aandacht te klagen had, maakte hij handig gebruik van de overwinning. Op affiches en in brochures pochte hij over de rechtszaak. Zijn neus voor reclame en pr deed weinig onder voor zijn talent als boeienkoning op het toneel.

Hij schudde plakkaten en pamfletten uit zijn mouw die toeschouwers lokten met kreten als ‘Een fiasco betekent de dood’. En toen ‘de grote Houdini, de koning der handboeien en de schrik der gevangenbewaarders’ Parijs aandeed, huurde hij zeven mannen in die voor zijn optreden op een terras gingen zitten. Om de beurt tilden ze hun hoed op, en elk van hen had op zijn kale kruin een letter staan. Samen vormden ze de naam ‘Houdini’.

In 1905 keerde Houdini terug naar de VS. Anderen hadden het met zo’n goed gespekte kas misschien wat rustiger aan gedaan, maar zo niet Houdini. Hij vond zichzelf telkens opnieuw uit. Hij maakte nieuwe en steeds meer geavanceerde nummers.

Ontsnappingen uit cellen zonder een schrammetje hoorden al bij zijn standaardrepertoire, maar hij sprong nu ook in het water met zijn benen geketend, hij toverde olifanten weg en hij ontworstelde zich aan dwangbuizen.

‘Meester van de handboeien doet het onmogelijke en brengt het er levend van af,’ luidde een steeds terugkerende kop. De kranten stonden bol van verhalen over de boeienkoning. Houdini was hot, hij was een van de grootste sterren van zijn tijd, en als hij de dood weer eens op spectaculaire wijze had getart door zich onder water te laten opsluiten, dacht iedereen dat hij de grenzen van het mogelijke nu wel bereikt had.

Maar nee. In 1912 liet hij zich met handen en voeten gebonden afzinken in de East River in New York, in een kist met dichtgetimmerd deksel. Een grote mensenmassa aanschouwde het waagstuk vanaf de oever. Terwijl het publiek zijn adem inhield, hielden journalisten bij hoe lang Houdini al onder water was. Pas na 57 seconden kwam hij boven, verlost van de ketens en met een grote grijns op zijn gezicht.

Door de jaren heen verfijnde hij deze act, en in 1926 liet hij een metalen kist van twee meter lang maken, waarin hij zich op 25 augustus liet opsluiten. Voordat de kist het water in ging, sprak Houdini enkele woorden:

‘Als ik sterf, is dat de wil van God, of is het te wijten aan mijn eigen domheid. Ze zeggen altijd dat de mens niet meer dan drie minuten zonder lucht kan, maar ik wil bewijzen dat dat niet waar is.’

De kist werd afgezonken, en voor het eerst kreeg Houdini een beetje last van claustrofobie. Hij was bang dat het mis zou gaan, maar hij hield vol. Na een uur begon hij naar adem te snakken, en toen de kist na een uur en een kwartier eindelijk uit het water werd gehaald, had hij een bloedsmaak in zijn mond en knikten zijn knieën zo erg dat hij nauwelijks meer rechtop kon staan.

De jonge Houdini knoopte de eindjes aan elkaar als goochelaar, tot hij zijn talent als boeienkoning ontdekte.

© Polfoto/Corbis

Hoge koorts vloerde Houdini

nog zo fris als een hoentje. Alcohol en tabak raakte hij niet aan, en volgens zijn vriend, de arts Arthur Conan Doyle, was hij ‘in de ogen van verzekeringsmaatschappijen zo gezond als iemand van zijn leeftijd maar kon zijn’.

De boeienkoning was trots op zijn lichamelijke gesteldheid en vertelde zijn fans dat hij heel bijzondere spieren in zijn onderarmen, schouders en rug had, waar ze best aan mochten voelen. Toen hij op 22 oktober 1926 in Montreal in Canada kwam om op te treden, kreeg hij ’s ochtends bezoek van een student. Deze wilde weten of het gerucht dat Houdini niets voelde als je hem in zijn buik stompte, echt waar was.

Hij bevestigde dat, en onmiddellijk gaf de jonge man hem een paar rake vuistslagen onder de gordel. Houdini was daar totaal niet op voorbereid, en bij elke stomp die hij incasseerde, vertrok zijn gezicht van de pijn.

Op het eerste gezicht leek hij geen blijvend letsel aan de verrassingsaanval te hebben overgehouden, maar later die avond kreeg hij hevige buikpijn. Hij was er de man niet naar om zich hier iets van aan te trekken: de show moest doorgaan. ’s Nachts werd de pijn erger, maar Houdini sloeg er geen acht op en legde 900 kilometer per trein af naar Detroit, waar hij twee weken zou optreden.

Op 24 oktober onderzocht een dokter hem in het theater voor de voorstelling. Diens conclusie was duidelijk: Houdini had blindedarmontsteking en moest meteen naar het ziekenhuis gebracht worden.

Houdini maakte op 18 maart 1910 drie vluchten boven Australië. De langste was 3,5 kilometer.

© State Lib of Victoria

Buiten het theater stond een lange rij. De show was uitverkocht, en ondanks 40 graden koorts wilde Houdini hem niet afgelasten: ‘Ik geef deze voorstelling, al wordt het m’n laatste,’ beloofde hij de directeur van het theater.

Zo gezegd zo gedaan, maar de show werd een regelrechte ramp. Houdini stond te trillen op het toneel. Hij ging regelmatig bijna van zijn stokje, vergat zijn tekst en vlak voor de derde act werd het hem echt te veel. ‘Laat het gordijn zakken, ik kan niet meer,’ stamelde hij, terwijl in elkaar kromp van de pijn.

Met tegenzin liet Houdini zich in het ziekenhuis opnemen. Zijn blindedarm was opengebarsten en de ontsteking was naar het buikvlies overgeslagen. Houdini wist dat hij het even rustiger aan moest doen, maar hij zag de toekomst zonnig in.

Op 30 oktober 1926 schreef hij aan een vriend: ‘Ze zeggen dat alle kaartjes verkocht zijn, dus ik heb niets te klagen. Nou ja, nu gaat het niet zo goed met me, maar ik verwacht heel snel weer de oude te zijn.’

Maar deze keer had Houdini het mis. De volgende dag overleed hij in zijn bed in het Grace Hospital in Detroit. De tot dan toe onsterfelijke boeienkoning werd begraven in een bronzen kist die hij bij een act had zullen gebruiken om zich levend in te laten begraven.

Tientallen jaren was hij de dood te slim af geweest, maar nu had deze hem dan toch ingehaald. Toen hij op een najaarsdag in 1926 op de Machpelah-begraafplaats in New York te ruste werd gelegd, verwachtten de aanwezigen dat Houdini ze nog één keer een poets zou bakken. Toen de kist in de grond zakte, fluisterde iemand: ‘Joost mag weten of hij er wel echt in ligt.’

ONTHULLING: Zo werkten de trucs Houdini