Buikspreken gaat nu meestal gepaard met handpoppen, maar het verschijnsel heeft een kleurrijk verleden.
Bronnen uit het oude Griekenland maken gewag van een cultus van engastrimanteis: ‘buikprofeten’ die een lijntje hadden met het dodenrijk.
Ze woonden in tempels en voerden religieuze rituelen uit met behulp van geluiden uit hun buik.
Die werden uitgelegd als boodschappen van de doden.
Deze profeten stonden hoog in aanzien, maar niet iedereen was onder de indruk. Zo waarschuwde de filosoof Plutarchus de Grieken voor profeten en orakels die beweerden met de goden te kunnen spreken ‘op dezelfde manier als buiksprekers’.
Ook in de christelijke tijd werd er in het geniep via buikspreken met de geestenwereld gecommuniceerd.
In de 16e eeuw onthulde de Engelse arts Reginald Scott echter dat het een kunstje was dat aangeleerd kon worden.
Rond die tijd schakelden sommige buiksprekers over op entertainment om de kost te verdienen.
Ze maakten hun opwachting aan de Europese vorstenhoven: de Franse koning Frans I (1494-1547) had zijn eigen buikspreker.
De massale overgang naar vermaak liet echter op zich wachten tot de 19e eeuw, toen buikspreken een populair onderdeel van het variété werd.