Bierbrouwer bedenkt Guinness Book of Records
Twee jagers lopen langs een rivier in Zuidoost-Ierland op 10 november 1951. Een van hen is sir Hugh Beaver, de 61-jarige directeur van het brouwerijconcern Guinness.
Vandaag denkt hij niet aan mout, hop en de boekhouding – hij richt al zijn aandacht op de herfstlucht, waar zwermen goudplevieren rondvliegen.
Sir Beaver wacht het juiste moment af, richt zijn hagelbuks omhoog en legt aan.
Twee knallen doorbreken de stilte, maar geen enkel hageltje treft doel, en de twee jagers druipen teleurgesteld af. Op weg naar huis praten ze over de prooi die had weten te ontkomen.
‘Wat is volgens jou het snelste vederwild? De goudplevier of het sneeuwhoen?’ vraagt sir Beaver.
Zelf belooft hij zijn jagershoed op te eten als de goudplevier, waar hij vergeefs op heeft geschoten, het een keer verliest van het sneeuwhoen.
Zijn vriend is het er niet mee eens, maar omdat geen van beiden bewijs heeft, blijft de weddenschap onbeslist.
Eenmaal terug op de brouwerij vraagt sir Beaver zijn werknemers of zij het weten, maar niemand brengt uitkomst.
Dan krijgt de brouwerijdirecteur een ingeving: hij gaat een naslagwerk van allerlei wereldrecords maken.
Sir Beaver is ervan overtuigd dat de Ierse en Britse kroeggangers heel graag willen weten wie of wat ’s werelds grootste, snelste, langste en dikste is.
Een recordboek zou dan ook een prima manier zijn om reclame te maken voor zijn bier.
Dat zijn aanvankelijk gratis reclameblaadje op een dag de Bijbel en de Koran naar de kroon zou steken als best verkochte boek ter wereld, had hij zich toen in zijn wildste dromen niet kunnen voorstellen.