Op 7 februari 1947 was de jonge bedoeïen Mohammed op de Westelijke Jordaanoever geiten aan het hoeden toen een van de dieren een van de vele grotten bij de Dode Zee inliep. Om hem eruit te jagen, gooide Mohammed een steen in de donkere grot.
Hij verwachtte gemekker, maar hoorde iets breken. Toen Mohammed genoeg moed gevat had om de donkere grot binnen te gaan, vond hij de resten van een gebroken kruik en een paar vreemde, stoffige rollen.
Op die februaridag in 1947 was Mohammed zich er niet van bewust dat hij zojuist een van de grootste archeologische ontdekkingen van de eeuw had gedaan. Op zoek naar zijn geit was hij gestuit op de zogeheten Dode Zeerollen, die later gedateerd zijn op 250 tot 90 v.Chr. en joodse wetteksten en fragmenten van het Oude Testament bevatten.