Langzaam zweeft de 500 kilo zware, op afstand bediende robot over de zeebodem. Af en toe schrikt er een vis van de vreemde machine, maar de robot gaat onverstoorbaar door met zijn zoektocht.
Hij is niet uit op zeedieren of ander leven. Het voorwerp waar de robot naar zoekt, ligt al ruim 2200 jaar roerloos op de bodem – sinds de dag dat het zonk, nadat de angstkreten van de bemanning en het gekraak van ver-splinterend hout waren verstomd. En na die dag heeft geen levende ziel het gezien, al is er vaak naar gezocht.
‘Dit is het eerste onderzeese slagveld uit de oudheid dat ooit is gelokaliseerd’. Marien archeoloog Peter Campbell
Met behulp van sonar zoekt de robot zijn weg over de zeebodem. Hij speurt naar de resten van de grootste en meest geavanceerde oorlogsschepen van de oudheid. De robot wordt bestuurd door een team onderzoekers die hem via grote schermen volgen. Plotseling licht er een stipje op: ‘We hebben 40 tot 50 meter naar het westen een contact,’ roept de sonaroperator.
Op het scherm duikt een amfora op – geheel begroeid met algen. Een inktvis klimt enigszins beduusd uit de kruik als de robot op de bodem landt en een grote stofwolk doet opwaaien.
‘In amfora’s gaat vaak een schat schuil van antieke voorwerpen als spijkers of wangbeschermers van helmen, legt de marien archeoloog Peter Campbell uit terwijl de grote kruik onderzocht wordt.
We zijn aan boord van het onderzoeksvaartuig Hercules bij het eiland Levanzo, waar wrakstukken van een van de be-
langrijkste zeeslagen aller tijden over een gebied van 5 km2 verspreid liggen.
Op diepten tot 120 meter zijn wapens, helmen en talloze amfora’s geborgen. Het zijn de stille getuigen van de Slag bij de Egadische Eilanden op 10 maart 241 v.Chr., toen bijna 400 galeien van Rome en Carthago het bij Sicilië tegen elkaar opnamen.
De slag kostte zeker 25.000 opvarenden het leven en veranderde de loop van de geschiedenis. De ontdekking is dan ook een regelrechte sensatie.
‘Dit is het eerste onderzeese slagveld uit de oudheid dat ooit is gelokaliseerd,’ zegt Peter Campbell enthousiast.
De vondsten hebben veel kennis opgeleverd over de slag, maar ook over oude schepen en zeeslagen in het algemeen.
Romeinen maken oorlogsschip na
De Slag bij de Egadische Eilanden maakte een eind aan de Eerste Punische Oorlog, die in de 3e eeuw v.Chr. uitgevochten werd tussen de grootmachten Rome en Carthago. De Griekse geschiedschrijver Polybius, die 40 jaar na de zeeslag werd geboren, sprak van ‘het langste en felste conflict in de geschiedenis’.
In zijn werk Historiën beschrijft hij hoe de Romeinen 23 jaar lang een bloedige strijd voerden om de heerschappij over de Middellandse Zee met hun aartsrivaal Carthago.
Dat was de grootste zeemacht van de regio en beschikte over de sterkste vloot. De stad was ooit gesticht door Feniciërs uit het huidige Libanon en bezat handelsposten in het hele westelijke Middellandse Zeegebied – ook op het strategisch gelegen Sicilië.
Op dat eiland lagen echter ook Griekse koloniën, die een bedreiging zagen in Carthago en de Romeinen om hulp verzochten. Binnen de kortste keren waren de twee grootmachten in oorlog.
Rome was met zijn legioenen het sterkst op het land, maar was niet opgewassen tegen de Carthaagse vloot, die ongehinderd kon huishouden in de Romeinse kustplaatsen. De Romeinen antwoordden met een belegering van Carthaagse koloniën in het westen van Sicilië. Zo ging het jaren door – tot er een doorbraak kwam.
ACHTERGROND: Sicilië was de twistappel
De Slag bij de Egadische Eilanden was het gevolg van een bittere strijd tussen Rome en Carthago om Sicilië.
De grote zeeslag tussen Rome en Carthago in 241 v.Chr. was de climax van 23 jaar oorlog. Carthago had al tientallen jaren handelsposten op Sicilië en kreeg het af en toe aan de stok met de Grieken op het eiland.
De nieuwe grootmacht Rome voelde zich bedreigd door Carthago, dat grote delen van de Middellandse Zee beheerste, en mengde zich in het conflict: ‘Als de Carthagers Sicilië veroverden, zouden ze gevaarlijke buren zijn en heel Italië bedreigen,’ schreef de Griekse historicus Polybius.
In 242 v.Chr. wisten Romeinse soldaten en schepen de Siciliaanse havenstad Drepanum te omsingelen, waardoor het Carthaagse leger dreigde te verhongeren en Carthago voorraden per schip moest sturen.
Maar de Romeinen hadden een val gezet. Toen de Carthaagse vloot in maart 241 v.Chr. het gebied bereikte, lagen de Romeinse schepen in een hinderlaag.
TIJDLIJN VAN DE EERSTE PUNISCHE OORLOG:
264 v.Chr.
Rome stuurt troepen naar Sicilië om in te grijpen in een conflict tussen Grieken en Carthagers. Dit leidt tot de Eerste Punische Oorlog. Rome verovert Agrigentum.
260 v.Chr.
Rome wint de eerste zeeslag bij Mylae door zijn schepen uit te rusten met enterbruggen, waardoor de soldaten de vijandelijke opvarenden kunnen uitschakelen.
256 v.Chr.
Bij Kaap Ecnomus op Sicilië verslaat Rome een Carthaagse vloot van wel 350 vaartuigen.
255-253 v.Chr.
Twee Romeinse vloten gaan verloren in een storm bij Sicilië. De bemanning had te weinig ervaring.
254 v.Chr.
Rome verovert Palermo op Sicilië.
249 v.Chr.
Carthago stuurt een vloot met 10.000 troepen om de omsingelde stad Lilybaeum (Marsala) op Sicilië te ontzetten. Bij de Egadische Eilanden staat een westenwind die de Carthagers rechtstreeks naar de stad blaast. De Romeinen moeten de belegering opgeven.
249 v.Chr.
Carthago verslaat Rome in een zeeslag bij Drepanum (Trapani).
247 v.Chr.
De Carthaagse generaal Hamilcar Barkas landt op Sicilië en verslaat Romeinse legers.
242 v.Chr.
Rome belegert Drepanum op Sicilië en omsingelt de troepen van Hamilcar Barkas.
241 v.Chr.
De Romeinen verslaan Carthago in de Slag bij de Egadische Eilanden. De Eerse Punische Oorlog is ten einde en Carthago wordt van Sicilië verdreven.
Met een verrassingsaanval wisten de Romeinen een Carthaags schip van de klasse quinquereem buit te maken. Dit was een van de slagvaardigste schepen van dit tijdperk met plaats voor vijf rijen roeiers, een kleine 300 man in totaal. De Romeinse scheepsbouwers kopieerden het vaartuig tot in het kleinste detail terwijl senatoren leningen afsloten om geld in te zamelen voor het project.
‘Op die manier werd er in alle haast een vloot van 200 quinqueremen op-gebouwd, alle gebaseerd op het nieuwe scheepsmodel,’ schreef Polybius.
In de zomer van 242 v.Chr. zette de nieuwe Romeinse vloot koers naar Sicilië om de Carthaagse schepen te verrassen die voor anker lagen bij Drepanum, de tegenwoordige havenstad Trapani.
Toen de Carthaagse admiraal Hanno de vloot in het oog kreeg, trok hij zijn schepen ijlings terug naar Carthago. De Romeinse bevelhebber, Gaius Catulus, maakte gebruik van de aftocht van de vijand en wist Drepanum te omsingelen.
De Carthaagse opperbevelhebber op Sicilië, Hamilcar Barkas – de vader van de beroemde veldheer Hannibal – zat met zijn troepen vast op een bergtop bij Drepanum. Het ingesloten leger had geen voorraden en stond op het punt in de pan gehakt te worden. Daarom besloot Carthago een vloot met voorraden en troepen naar Sicilië te sturen, maar dat hadden de Romeinen zien aankomen.
Visser vangt enorme stormram
De nieuwste zoektocht naar de zeeslag begon in de zomer van 2004 in Trapani op Sicilië. Eerdere pogingen om de plaats te vinden waar de slag was uitgevochten, waren mislukt.
Volgens sommigen had de beslissende strijd tussen de Romeinse en Carthaagse vloot zich afgespeeld bij het grootste Egadische eiland Favignana. Een van de stranden, Cala Rossa, was roodachtig en had die kleur volgens de legende gekregen van het bloed van de gesneuvelde Carthaagse zeelieden.
Een duidelijkere aanwijzing dook op toen de politie een bronzen stormram in beslag nam bij een particuliere verzamelaar. Archeologen wisten niet wat ze zagen: het 89 centimeter lange en 100 kilo zware wapen had op een galei gezeten.

Romeinen voerden grondoorlog op zee
- Als een vijandelijk schip dichtbij was, werd de enterbrug neergelaten op het dek.
- Onder aan de brug zat een ijzeren punt die zich in het dek boorde. Daarna renden de troepen erover.
Tijdens de Eerste Punische Oorlog bouwden de Romeinen voor het eerst een zeevloot op. Rome was vrijwel onverslaanbaar op het land en besloot de tactieken van de grondoorlog ook op zee toe te passen. Daarom rustten de Romeinen hun galeien uit met een 11 meter lange enterbrug (corvus).
Deze brug werd met touwen rechtop gehouden, en als er een vijandelijk schip in de buurt was, werd hij neergelaten. Dan viel de brug op het dek van de vijand en konden de Romeinse soldaten de bemanning te lijf gaan.
Met deze tactiek boekten de Romeinen in 260 v.Chr. een zege, maar de Carthagers leerden snel. Als de Romeinen de oorlog wilden winnen, moesten ze hun schepen verbeteren.
Op het bovenste stuk van de stormram stond een inscriptie in het Latijn met de namen van de twee Romeinse ambtenaren die de constructie hadden gekeurd. Erboven was een reliëf te zien van Victoria, de godin van de overwinning.
Alles wees erop dat deze stormram afkomstig was van een Romeinse galei uit de Eerste Punische Oorlog. Zo kwamen de onderzoekers op de Slag bij de Egadische Eilanden.
De stormram was het belangrijkste wapen van een galei en zat aan de voorkant van de kiel, vlak onder de waterlijn. Hij vormde de verbinding tussen de kiel en de voorsteven en diende bovendien als golfbreker en als wapen.
Met de stormram kon een galei de romp van een vijandelijk schip doorboren en het zo tot zinken brengen. Als een vaartuig niet zonk, werd het buitgemaakt en naar een haven gebracht voor reparatie. Dan kon het weer ingezet worden.
De zeeslagen van de Eerste Punische Oorlog waren buitengewoon bloedig: naar schatting sneuvelden er meer dan een miljoen zeelui en soldaten. Alleen al bij de Slag bij Kaap Ecnomus aan de zuidkust van Sicilië in 256 v.Chr. vielen zo’n 150.000 doden op 700 schepen.
Carthagers in de val gelokt
Volgens Polybius was de Carthaagse vloot van ongeveer 170 vaartuigen onder leiding van Hanno na acht maanden klaar voor vertrek. In de tussentijd had Gaius Catulus zijn opvarenden een uitgebreide training gegeven in het voeren van zeeslagen.
De Romeinen waren klaar voor de confrontatie, en voor het eerst tijdens de langdurige oorlog waren de rollen omgedraaid.
De vloot van Hanno stond er namelijk niet goed voor: ‘Hun vaartuigen, zwaar overbelast, waren niet gevechtsklaar, en de bemanning, die in allerijl was ingeroepen om de crisis te bezweren, was ongetraind,’ aldus Polybius.
Toen Hanno begin maart 241 v.Chr. uit Carthago vertrok, waren zijn schepen zwaarbeladen met voorraden. Op 9 maart kwam hij aan bij Marettimo, het westelijkste Egadische eiland. Catulus hoorde al snel waar de vijand zat en was onderweg.
Voordat hij vertrokken was, had hij de masten en de zeilen achtergelaten. De schepen zouden alleen door de roeiers worden voortbewogen. Dit gaf hem de kans om meer soldaten mee te nemen aan boord van de schepen.

De slag begint: Romeinen liggen op de loer
Romeinen wachten af
Als de Romeinen horen dat de Carthaagse vloot in aantocht is, vertrekken ze uit Lilybaeum. Ze wachten de vijand op bij het eiland Levanzo.Wind is gunstig
De Carthagers gaan voor anker bij Marittima. De volgende dag zetten ze met een forse westenwind in de rug koers naar Sicilië.De zeeslag begint
Als ze de Carthaagse vloot in het oog krijgen, varen de Romeinen eropaf en vormen ze een brede linie. De Carthagers kunnen niet weg.
De volgende dag, 10 maart, stond er een stevige westenwind, die Hanno zo naar Drepanum kon voeren. Voor de Carthagers kwam de wind als een geschenk uit de hemel: het zag ernaar uit dat ze ongehinderd aan zouden komen.
Voor Catulus zag het er minder rooskleurig uit. Hij was bij een klein eiland voor anker gegaan en wachtte de vijand daar op. De Romeinen hadden wind tegen en hoge golven sloegen over hun schepen. Eerder waren pogingen om Carthaagse konvooien te verrassen drie Romeinse vloten fataal geworden.
Catulus stond voor een lastige keuze: zou hij zijn hele vloot op het spel zetten of de vijand de Siciliaanse kust laten be-reiken om Hamilcar te ontzetten? Het was riskant, maar Catulus waagde de gok en droeg zijn kapiteins op zich klaar te maken. De jacht op Hanno was geopend.
Scheepsanker verraadt locatie
Na de vondst van de stormram in 2004 dook de Italiaanse historicus Sebastiano Tusa van de Soprintendenza del Mare – de Siciliaanse dienst voor onderwater-archeologie – in de bronnen die de wind op de dag voor de slag beschreven.
Hij kwam tot de conclusie dat de Carthagers met de westenwind in de rug in de buurt van het eilandje Levanzo moeten zijn geweest toen ze verrast werden door de Romeinse vloot van Catulus. Onder leiding van Tusa onderzochten archeologen de zeebodem bij Levanzo, waarbij een aantal loden ankers geborgen werden.

Sommige wrakstukken liggen niet zo diep en kunnen opgedoken worden.
Dat klopte met het verslag van Polybius, die meldde dat Catulus het bevel had gegeven om de ankertouwen door te snijden zodra de vijandelijke vloot aan de horizon verscheen.
De vondst van de ankers sterkte de archeologen in het idee dat ze de locatie van de Slag bij de Egadische Eilanden hadden gevonden.
Omdat veel wrakstukken vermoedelijk te diep liggen om ze door duikers te laten onderzoeken, riepen de Italianen de hulp in van het internationale onderzoeksteam RPM Nautical Foundation, dat zich toegelegd heeft op onderwater-archeologie.
Het schip Hercules van deze organisatie is uitgerust met de nieuwste technische snufjes.
Meer stormrammen duiken op
Volgens archeoloog Peter Campbell van de RPM Nautical Foundation is het onderzoek niet alleen interessant omdat het de eerste keer is dat archeologen de plaats van een van de beslissendste zeeslagen uit de oudheid wisten te achterhalen.
‘We vinden ook veel voorwerpen die ons in staat stellen het verloop van de slag te reconstrueren,’ legt de archeoloog uit terwijl hij op een grote sonarkaart wijst van de bodem bij de Egadische Eilanden.
De gedetailleerde kaart beslaat een gebied van 270 km2 en is gedurende een aantal jaar samengesteld. Op het eerstegezicht lijkt het landschap op dat van een andere planeet: er zijn heuvelruggen, kloven en donkerblauwe, groene en gele gebieden.
Maar als je goed kijkt, tekenen de contouren van verschillende objecten zich af, zoals van een vliegtuig.
‘Met behulp van een multibeam sonar hebben we onder meer vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog en schepen uit de 5e eeuw n.Chr. gevonden,’ aldus Peter Campbell.
‘Maar de resolutie is te gering om stormrammen te vinden, die een halve tot één meter lang zijn. Het is zoeken naar een speld in een hooiberg.’
Pas toen het team in 2008 de bodem afzocht met een zogeheten sidescan sonar – een soort onderwaterscanner die kleinere objecten op de bodem aan het licht kan brengen, kwam er voor het eerst een stormram tevoorschijn, die half begraven was onder het zand.

Op de zeebodem zijn bronzen stormrammen gevonden waar de schepen elkaar mee ramden.
Het wapen was zwaar beschadigd geraakt tijdens de zeeslag. In 2010 vonden de archeologen een derde stormram, en een jaar later een vierde. Inmiddels zijn er maar liefst 13 bronzen stormrammen geborgen van de zeebodem.
De twee laatste werden in oktober 2017 naar boven gehaald door duikers van de Soprintendenza del Mare. Ook wisten de onderzoekers de positie te bepalen van honderden andere voorwerpen die verband houden met de slag.
‘Om de slag te kunnen reconstrueren moeten we de locatie van de wrakstukken nauwkeurig markeren,’ aldus professor William Murray van RPM Nautical.
Hij denkt dat de zeeslag uitgevochten werd over meerdere kilometers, waarbij de aartuigen elkaar op verschillende plaatsen ramden. Binnen in een van de stormrammen zijn houtresten gevonden die de archeologen wisten te dateren op de tijd van de Eerste Punische Oorlog.
Onwaarschijnlijk genoeg vonden de archeologen op een van de stormrammen de vingerafdrukken van de ambachtsman die 2200 jaar geleden de gietvorm van het bronzen wapen maakte.
Op de storm-ram stond ook nog eens een Carthaagse inscriptie met de tekst: ‘Wij bidden tot Baäl (de belangrijkste god van Carthago, red.) dat deze stormram de vijand raakt en een groot gat in zijn schip maakt.’
Goden nemen het tegen elkaar op
De Carthagers waren waarschijnlijk niet de enigen die goden om hulp vroegen. Gaius Catulus riep vast zíjn goden aan toen hij het bevel gaf om de ijzersterke Carthaagse vloot aan te vallen. Maar de training die hij zijn mannen had gegeven zou meer waard blijken dan een smeekbede op een stormram.
Polybius vermeldt weinig details, maar we kunnen wel gissen naar het verloop van de zeeslag. Druipend van het zweet en misselijk van de zenuwen stuwden de Romeinse roeiers hun schepen door de woeste golven. Op bevel van Catulus vormden de galeien een brede linie, die het de Carthaagse schepen onmogelijk maakte om Sicilië te bereiken.
Met de storm in de rug kon Hanno de dans niet ontspringen door zijn schepen te laten omkeren. De weergoden waren hem niet meer gunstig gezind. Er was geen weg meer terug. Hanno moest het gevecht aangaan.
De Carthagers streken de zeilen en masten en brachten de roeiers in staat van paraatheid. Volgens Polybius hitsten de Carthagers elkaar op door van schip tot schip strijdkreten te roepen.
Ook Catulus was paraat. Op zijn teken verlieten de Romeinse galeien de linie om elk een doelwit uit te kiezen en aan te vallen. De roeiers, drie rijen dik, gaven alles wat ze hadden en wisten met vereende krachten zo’n 8 knopen te halen – bijna 15 km/h. De Carthaagse schepen probeerden te ontkomen, maar de aanvallers waren te snel.
Op het beslissende moment draaiden sommige Carthaagse vaartuigen, waardoor ze hun zijkant naar de aanstormende vijand gekeerd hadden. Met een luid gekraak doorboorden de stormrammen van de Romeinse quinqueremen de rompen van de Carthagers.
Het geluid van ver-splinterend hout, angstkreten en naar binnen gutsend zeewater was het laatste wat veel Carthagers hoorden.
Rammen is een kunst
Op de voorkant van de stormrammen zaten drie vinnen met bladen die op een beitel leken, vlak boven het water.
De bladen waren gemaakt om zo veel mogelijk schade toe te brengen aan vijandelijke schepen door diep door te dringen in de planken en ze in stukken te scheuren, zodat de vaartuigen water maakten.
‘Ze werden geramd en zonken, en hun lading raakte verspreid over de zeebodem,’ legt Campbell uit. Hij voegt eraan toe dat de archeologen tussen de vinnen van een aantal stormrammen houtresten hebben gevonden.
Dat hout is van de vijandelijke schepen die ze hebben geramd. De vele amfora’s die op de bodem zijn aangetroffen, zijn vermoedelijk afkomstig van de gezonken Carthaagse vaartuigen.
Het rammen van schepen vergde goed getrainde roeiers die de galeien op snelheid konden brengen en stuurlieden die de versnelling perfect regisseerden. Als het schip tijdens het rammen te snel voer, ging de stormram dwars door de romp van het vijandelijke vaartuig en boorde hij zich in de zware kiel.
Dan kwam het aanvallende schip vast te zitten en was het een makkelijke prooi. Bij een te lage snelheid had de stormram niet voldoende kracht om de romp van het vijandelijke schip te doorboren. De vaart moest dus precies goed zijn, en de optimale snelheid werd bereikt met zo’n 50 roeislagen per minuut.
Een andere tactiek was het breken van de riemen van de vijand door vlak langs de tegenstander te varen en op het laatste moment de eigen
riemen in te trekken. Dan keerde de aanvaller snel om om de achtersteven of zijkant van de vijand te rammen.
Tactieken op zee
De eerste zeeslag waarbij gebruikgemaakt werd van stormrammen vond plaats in 535 v.Chr. Bij Corsica nam een Griekse vloot het op tegen een verbond van Etruskische en Carthaagse schepen.
Hoewel de Grieken in de minderheid waren, wonnen ze de slag dankzij een nieuwe tactiek.
Terwijl de Etrusken en Carthagers hun schepen over een groot gebied verspreidden, positioneerden de Grieken hun vaartuigen in een linie, waardoor ze op hetzelfde kleine deel van de vijandelijke vloot konden vuren. De Grieken braken door, draaiden om en vielen de verblufte vijand van achteren aan.
Wanneer twee individuele schepen het tegen elkaar opnamen, was het van belang om de vijand in de flank te raken, waar hij het kwetsbaarst was. Ook probeerde men wel de riemen van de vijand te breken, zodat het schip stilviel.

Doorbraak
Diékplus was de standaardtactiek. De schepen vormden een linie dwars op de vijandelijke formatie. De aanvallers braken vervolgens door de vijandelijke linie en ramden de zij- of achterkant van de schepen.

Rondvaart
Periplus was een manoeuvre waarbij de aanvallers om de flanken van de vijandelijke formatie heen voeren. Als ze erlangs waren, keerden de galeien om en vielen ze de vijand in de rug aan.

Cirkellinie
Kuklos was een verdedigende tactiek. De schepen vormden een cirkel met de voorkant naar de vijand, waardoor die de galeien niet in de flank kon aanvallen. In het midden lagen schepen klaar om gaten op te vullen.
Tijdens de Slag bij de Egadische Eilanden vormden de zwaar-beladen Carthaagse galeien een makkelijke prooi voor de schepen van de Romeinen. Het ene schip na het andere werd geramd, en vaak wisten de Romeinen ze te enteren.
Bij zonsondergang was de Carthaagse vloot grotendeels verloren gegaan, en duizenden opvarenden waren gedood of verdronken.
De zegevierende admiraal, Gaius Catulus, bracht 70 Carthaagse galeien mee naar Rome als oorlogsbuit. Volgens Polybius hadden de Romeinen 50 schepen tot zinken gebracht – een regelrechte ramp voor Carthago.
Meerdere scheepstypen
De wrakken bij de Egadische Eilanden vertellen ons welke scheepstypen er bij de zeeslag betrokken waren.
‘Veel van wat we wisten over oorlogsvaartuigen uit de oudheid is afkomstig van antieke bronnen en afbeeldingen op vazen. Maar nu hebben we een fysieke database, en die verandert alles wat we dachten te weten over oorlogsschepen,’ zegt professor William Murray.
Hij is ervan overtuigd dat er veel typen galeien aan de slag deelnamen, al noemt Polybius alleen de quinquereem: ‘In de oudheid was het tactisch slim en heel gebruikelijk om een gemengde vloot met veel scheepstypen te hebben.’
Als je wilt weten hoe groot de galeien waren die de slag uitvochten, kun je naar de stormrammen kijken. Die werden op maat gemaakt voor elk schip en tonen dus de grootte van de kiel.
Het onderzoek laat zien dat de stormrammen op galeien hebben gezeten die iets kleiner waren dan de quinqueremen die Polybius vermeldt. Deskundigen hebben becijferd dat de gezonken schepen hooguit 30 meter breed en 4,5 meter lang waren.
De archeologen denken dan ook dat de geborgen stormrammen aan galeien van het type trireem hebben toebehoord. Dit schip bood plaats aan 170 roeiers tegen de 280 van de quinquereem. De trireem was sneller en wendbaarder.
Uit moderne reconstructies van oude triremen blijkt dat deze lichte schepen binnen een minuut een draai van 180 graden konden maken.
Twee soorten schepen troffen elkaar:









Galei ramde de vijand met zijn volle gewicht
Tijdens de Slag bij de Egadische Eilanden telde de Carthaagse vloot vooral snelle triremen met in totaal 170 roeiers. De Romeinse vloot bestond uit de grotere quinqueremen, die wel 280 roeiers hadden. Beide galeitypen waren voorzien van een stormram.
De quinquereem in cijfers
- Lengte: 45 meter
- Breedte: 8 meter
- Topsnelheid: 8 knopen
- Bemanning: 280 roeiers, 70 zeelieden
De trireem in cijfers
- Lengte: 36,8 meter
- Breedte: 5,45 meter
- Topsnelheid: 10 knopen
- Bemanning: 170 roeiers, 30 zeelieden
De roerganger (gubernator) bestuurde het schip volgens de instructies van de kapitein.
De kapitein (magister navis) was altijd van adel en voerde het bevel over het schip.
De soldaten waren getraind voor gevechten op zee en werden ingezet om een vijandelijk schip te enteren. Er waren er 10 tot 20.
Boogschutters stonden voor en achter op het schip en konden de vijand bestoken met pijlen.
De opzichter (hortator) stuurde de roeiers aan en gaf het tempo van de slagen aan. Fluitspelers (auletes) floten de maat die de roeiers moesten aanhouden.
De meester van de voorsteven (proreus) hield de koers en diepte van het water in het oog. Hij ging ook over het anker.
De kracht van de trireem schuilde in zijn wendbaarheid, maar als het schip zwaarbeladen was, werd dat voordeel tenietgedaan. Door de zware lading schommelde het schip heen en weer, waardoor de roeiers uit de maat raakten. Bovendien kon een trireem bij slecht weer makkelijk omslaan.
Omdat Polybius meldt dat de Romeinse vloot bij de Egadische Eilanden uit 200 quinqueremen bestond, gaan de onderzoekers ervan uit dat het merendeel van de wrakstukken die tot nu toe ontdekt zijn op de zeebodem, afkomstig is van Carthaagse triremen.
Het ligt voor de hand dat deze kleinere, zwaarbeladen schepen niet opgewassen waren tegen de grotere en sterkere quinqueremen van de Romeinse vloot.

Roeiers zwoegden onder het dek
- De roeiers hadden lucht nodig. Uit proeven blijkt dat je een paar minuten op volle kracht kunt roeien zonder ventilatie, en wel een uur met frisse lucht.
- 1 liter water per uur verbruikten de roeiers bij een gematigde snelheid. De 280 roeiers van een quinquereem slokten in 8 uur dus 2 ton water op.
- Volgens bronnen aten de roeiers brood, dat snel in energie wordt omgezet. Ze kregen ook zout en olijfolie om vocht vast te houden.
- De roeiers zweetten zo hevig dat een galei volgens bronnen op kilometers afstand te ruiken was. De banken van de roeiers werden vaak gewassen.
Had Carthago Romeinse schepen?
De theorie van de Carthaagse triremen staat echter op gespannen voet met het feit dat slechts twee van de 13 geborgen stormrammen een Carthaags opschrift dragen. De rest is voorzien van Latijnse inscripties, wat erop duidt dat ze in het Romeinse Rijk zijn gemaakt. Mogelijk is een deel van de Carthaagse schepen door de Romeinen gebouwd.
Volgens Polybius maakte Carthago in de Slag bij Drepanum in 249 v.Chr. maar liefst 90 Romeinse galeien buit, die op-gelapt en opgenomen werden in de vloot van de stadstaat. Dit zijn vermoedelijk de triremen die de onderwaterarcheologen op de bodem hebben gevonden.
Ook de vele voorwerpen die opgevist zijn, hebben ertoe geleid dat historici hun beeld van de Eerste Punische Oorlog hebben bijgesteld. Enkele van de amfora’s die zijn gevonden, zijn volgens de onderzoekers afkomstig van gewone, Romeinse koopvaardijschepen.
Dat wijst erop dat de handel tussen Rome en Carthago ook tijdens de oorlog doorging.
‘De staten van de oudheid hadden niet de middelen en de technologie om een handelsembargo in te stellen en te handhaven,’ aldus William Murray.

De stormram die bij de slag werd gebruikt, had drie vinnen met de vorm van een beitel, die taps toeliepen en zo de houten scheepsrompen van de vijand konden doorboren zonder vast te blijven zitten.
Uit teksten op de amfora’s blijkt dat de goederen werden verscheept van het Italiaanse vasteland naar Noord-Afrika en dat de handel via Sicilië en de andere eilanden tussen de twee grootmachten verliep. Geen van beide partijen leek tijdens het langdurige conflict, dat 23 jaar lang te land en ter zee woedde, in staat de oorlog zelfstandig te bekostigen.
Daarom moesten Rome en Carthago ondanks de oorlog zaken blijven doen.
Naast amfora’s en stormrammen zijn er ook ruim 20 bronzen soldatenhelmen boven water gehaald. Die behoorden toe aan soldaten die tijdens de zeeslag zijn gesneuveld of verdronken. Zij moesten de vijandelijke schepen enteren.
‘De Romeinse helm, montefortino genoemd, is makkelijk te herkennen’, legt archeoloog Peter Campbell uit.
‘Hij lijkt op een watermeloen met een knoop erop en wangbeschermers die langs de zijkanten hangen en bij de kin bij elkaar komen.
Dit type helm was zeer populair in het Romeinse leger en werd meer dan 400 jaar gebruikt.

Meer dan 20 helmen zijn er geborgen – de meeste van het type montefortino.
Soldaten van beide partijen droegen een dergelijk hoofddeksel. De meest spectaculaire helm die opgevist is bij de Egadische Eilanden was versierd met een reliëf van een leeuwenvel.
De huid was aangebracht op de helm zelf, die mogelijk toebehoorde aan een huurling uit Zuid-Italië of Sicilië. Daar voelde de bevolking zich nauw verbonden met de mythische held Heracles, die in een leeuwenvel gekleed was.
De archeologen vonden ook een kegelvormige helm zonder wangbeschermers: ‘Dat is ofwel een Fenicisch-Libische helm ofwel een helm van een Griekse huurling,’ aldus William Murray.
Of deze huurlingen voor de Romeinen of Carthagers vochten is niet bekend, want beide partijen huurden soldaten in op Sicilië en in Zuid-Italië, waar veel Griekse kolonisten woonden.
Wat wel vaststaat is dat de helmen het enige overblijfsel vormen van de duizenden zeelui en soldaten die zijn omgekomen in de Slag bij de Egadische Eilanden.

Archeoloog Peter Campbell toont een amfora die in 2017 op de zeebodem is gevonden.
Inktvissen raapten overblijfselen van de slag op
Tot nu toe zijn er 175 amfora’s gevonden op de zeebodem bij de Egadische Eilanden. Deze grote aardewerken kruiken waren de scheepscontainers van de oudheid, en uit chemische analyses blijkt dat ze wijn, olijfolie of tarwe bevatten.
De archeologen denken dat veel van deze amfora’s tijdens de grote zeeslag op de bodem belandden. Ze waren aan boord van de Carthaagse schepen en bevatten voorraden voor de belegerde troepen op Sicilië. Een deel van de kruiken is echter niet tijdens de zeeslag gezonken, maar is afkomstig van gewone koopvaardijschepen.
In de amfora’s zijn kleine voorwerpen als stukjes ijzer, spijkers en wangbeschermers van helmen gevonden. Die zijn verzameld en erin gedaan door inktvissen die de kruiken hadden betrokken.
Carthago werd nooit meer de oude
De uitkomst van de Slag bij de Egadische Eilanden rekent af met de mythe dat de Romeinen geen zeebenen hadden.
Ze kenden weliswaar geen eeuwenlange traditie als zeevarende natie, maar ze leerden snel, en in 23 jaar oorlog deden ze veel kennis op en bereikten ze een hoog technisch niveau, waardoor ze de zeemacht Carthago konden verslaan.
Voor Carthago had de nederlaag rampzalige gevolgen. De stad raakte Sicilië kwijt en moest een groot bedrag aan de overwinnaars betalen.
De Carthaagse admiraal Hanno was 130 schepen armer en moest met een handjevol galeien terugkeren naar zijn stad. Na thuiskomst werd de onfortuinlijke bevelhebber ter dood veroordeeld en terechtgesteld. De eens zo trotse Carthaagse vloot kwam deze klap nooit meer volledig te boven.
Gedurende de hele Eerste Punische Oorlog hadden de Romeinen zo’n 600 oorlogsschepen, 1000 transportschepen en duizenden opvarenden verloren. De oorlog had erin gehakt, maar ze waren nu heer en meester op zee.