De schedel, armen, benen, ribben en ruggengraat waren bijzonder goed bewaard gebleven, waardoor hoogleraar Boule de unieke kans had te reconstrueren hoe de Neanderthalers eruitzagen en bewogen.
In 1911 publiceerde de wetenschapper zijn resultaten. Volgens Boule bleek uit het ongeveer 60.000 jaar oude skelet dat Neanderthalers lompe, aapachtige wezens waren, die amper rechtop konden lopen.
Boule’s beschrijving had heel veel invloed, en de oude man werd het archetype van een Neanderthaler. En daardoor zouden de Neanderthalers voortaan bekendstaan als zeer primitieve vroege mensen.
Ziekte was hier de schuldige
In 1957 – 15 jaar na Boule’s dood – werd het skelet van de oude Neanderthaler opnieuw onderzocht.
De conclusie van de onderzoekers luidde dat het voorovergebogen postuur van de man veroorzaakt was door ouderdom en vergevorderde artrose – en Boule had die symptomen verkeerd geïnterpreteerd.
Sindsdien is het stereotype stukje bij beetje bijgesteld, en uit nieuwer onderzoek blijkt dat de prehistorische mens in veel opzichten net zo geavanceerd was als Homo sapiens.