Fritz Messner
Illustratie van katachtigen op een vlakte

Onderzoekers vinden ’s werelds oudste kattenpoep

Paleontologen hebben 12 miljoen jaar oude kattenpoep opgegraven uit een kleiput in Oostenrijk. De uitzonderlijk oude vondst moet ons meer inzicht geven in het dieet en de levensstijl van de dieren.

Een groep Oostenrijkse paleontologen stuitte op een verrassing toen ze onlangs een kleiput onderzochten ten noorden van de stad Graz in Zuid-Oostenrijk.

Tussen de fossielen van reptielen en zoogdieren bevonden zich enkele versteende brokken. Bij nader onderzoek bleken dit uitwerpselen te zijn.

Ze waren net zo oud als de fossielen die eromheen lagen: 12 miljoen jaar, vertelt Martin Gross, paleontoloog aan het Universalmuseum Joanneum, die de bijzondere vondsten samen met collega’s onderzocht.

Uit de chemische samenstelling van de uitwerpselen bleek dat ze afkomstig zijn van katachtigen, namelijk een kleine hyena en een Albanosmilus – een roofdier van zo’n 100 kilo dat leek op de sabeltandkat uit de ijstijd en 15 miljoen tot 5 miljoen jaar geleden leefde.

Uitwerpselen zeggen iets over eetgewoonten

Het zijn de oudst bekende uitwerpselen van deze roofdieren en dat maakt ze belangrijk voor onderzoekers, zegt Gross.

‘Zelfs uitwerpselen van miljoenen jaren oud kunnen belangrijke informatie verschaffen over het dier,’ zegt hij.

Uit analyses blijkt dat de uitwerpselen van de hyena veel botresten bevatten. Die zijn waarschijnlijk afkomstig van de kleine dieren die het dier at.

Illustratie van hyena en prehistorische sabeltandkat

De onderzoekers hebben in totaal 19 uitwerpselen van de hyena en Albanosmilus geanalyseerd die in de kleiput zijn gevonden.

© Universalmuseum Joanneum/M. Gross

Daarnaast bevatten de fossielen afdrukken van haren van een onbekende bron.

Ze kunnen afkomstig zijn van prooidieren zoals vliegende eekhoorns of bevers of van de vacht van het dier zelf.

Hoewel Albanosmilus de grootste carnivoor in zijn leefgebied was, bevatten de uitwerpselen van het dier geen botresten. Dit komt waarschijnlijk doordat zijn dieet voor minstens 70 procent uit vlees bestond.

Biologen hebben vastgesteld dat de zuurgraad van de maag over het algemeen hoger is bij carnivoren. Dat helpt het dier botten te verteren, die daardoor niet als stukjes in de uitwerpselen achterblijven.

De resultaten van de onderzoekers zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Historical Biology.

Lees ook: Zo hielp de hond ons met het veroveren van Europa