Uit bijna 5000 jaar aan voedselresten bij een rots in de Sahara blijkt dat de jager-verzamelaars in het gebied vooral van vis leefden. In ieder geval tot het klimaat hen dwong hun eetgewoonten te veranderen.
Dat is de uitkomst van een onderzoek van Italiaanse en Belgische wetenschappers, die meer dan 17.000 botresten analyseerden uit Takarkori in Libië.
Enorme hoeveelheid vis
Toen de jager-verzamelaars zich 10.000 jaar geleden op deze plaats vestigen, nu een dorre woestijn, was het een vruchtbare savanna met meren en rivieren. Op maar 6,5 kilometer van Takarkori lag een meer.
Daarom dachten de onderzoekers wel dat ze visresten zouden tegenkomen, maar volgens Savino di Lernia, hoogleraar etnografie aan de Sapienza-universiteit in Rome, stonden ze wel even versteld van de hoeveelheid.
Circa 90 procent van de etensresten vanaf 8250 v.Chr. tot enkele duizenden jaren daarna is afkomstig van vis, vooral meervallen en de Afrikaanse tilapia.
Klimaat veranderde geleidelijk
In de periode tussen 3950 en 2350 v.Chr. daalde de hoeveelheid visafval tot 48 procent, terwijl het aantal botresten van onder meer geiten, schapen en koeien overeenkomstig toenam.
Deze veranderingen komen overeen met eerdere onderzoeken, waaruit bleek dat dit gebied rond dezelfde tijd steeds droger werd.
Meerval was laatste grote vis van de Sahara
Volgens de onderzoekers lijken de tilapia's sneller te zijn verdwenen dan de meervallen. Dat komt mogelijk doordat meervallen extra ademhalingsorganen hebben, waardoor ze beter konden overleven in de steeds ondiepere en warmere meren.
Maar uiteindelijk legden ook de meervallen het loodje, en toen de laatste meertjes opgedroogd waren, bleef er een onherbergzaam woestijnlandschap over.