In 2013 deden Duitse archeologen een lugubere vondst in de verlaten Mayastad Uxul in Mexico: in een waterput lagen de beenderen van zeker 20 mensen die zo’n 1400 jaar geleden in stukken gesneden en in het water waren gegooid.
Nu is meer bekend geworden over de slachtoffers. Uit een strontiumanalyse van hun gebit blijkt dat de meesten in het huidige Guatemala opgroeiden, op zeker 150 kilometer van het zuidelijke laagland van de Maya’s.
‘Zeker één volwassene en een baby kwamen echter uit Uxul,’ zegt archeoloog Nicolaus Seefeld van de universiteit van Bonn.
Volgens Seefeld wijst alles erop dat het vooral om krijgsgevangenen ging.
Deze ontdekking is een doorbraak, want tot nu toe is er weinig tastbaar bewijs gevonden van mensenoffers bij de Maya’s, al is het gebruik wel bekend van reliëfs en schilderingen.
Slachtoffers werden in stukken gesneden
De waterput blijkt 14 mannen, één vrouw, een paar tieners en een baby van 18 maanden te hebben bevat.
Acht van de slachtoffers waren hooggeplaatste personen, want hun tanden waren gedecoreerd met jade en tekeningen.
Uit sneden in de botten blijkt dat de slachtoffers werden gedood en onthoofd, waarna ze systematisch in stukken gesneden zijn.