Onlangs presenteerde een onderzoeksteam de vondst van een intacte stenen doos in het Titicacameer in Zuid-Amerika.
Naar alle waarschijnlijkheid hebben de Inca’s de doos als offergave in het meer laten zakken, een praktijk die bekend is van Spaanse aantekeningen uit de 16e eeuw, waarin wordt beschreven hoe de Inca’s de gunst van de goden probeerden te winnen.
In de doos, die was afgesloten met een stenen stolp, zaten twee kleine voorwerpen:
een lamabeeldje van 2,8 centimeter hoog, gemaakt van een schelp, en een gouden miniatuurarmbandje van 2,5 centimeter, dat doet denken aan armbanden van de elite van de Inca’s.
Kinderen en dieren werden aan goden geofferd
Van andere plekken in het Incarijk zijn vergelijkbare offers bekend. De archeologen denken dat de geschenken in goede tijden als dank aan de goden werden gegeven.
Ze wijzen erop dat de doos uit het Titicacameer oorspronkelijk ook een meer macabere inhoud kan hebben gehad: bloed van geofferde kinderen.
Dat vermoeden komt voort uit een notitie van de 17e-eeuwse augustijner monnik Alonso Ramos Gavilán: ‘Het bloed van kinderen en dieren werd in stenen dozen gedaan en vanaf vlotten aan touwen neergelaten in het water.’
De archeologen achten het niet onwaarschijnlijk dat er bloed in de gevonden doos heeft gezeten. Volgens het rapport zullen ‘toekomstige analyses van de restinhoud (van de doos, red.) de aanname kunnen bevestigen’.