Wetenschappers hebben verschillende methoden om de ouderdom van archeologische voorwerpen te schatten.
De oudste methode is relatieve datering, waarbij een globale – zij het vrij onnauwkeurige – schatting wordt gemaakt, bijvoorbeeld door nieuwe vondsten te vergelijken met eerdere vondsten waarvan de ouderdom bekend is.
Archeologen kunnen ook naar de bodemlagen kijken. De oudste voorwerpen liggen meestal onderop, en zo kunnen onderzoekers vondsten uit verschillende perioden ten opzichte van elkaar dateren. Deze methode werd bijvoorbeeld gebruikt om de antieke stad Troje te dateren.
Atomen verraden tijdstip van overlijden
Als wetenschappers preciezere data willen, moeten ze het in de natuurkunde zoeken.
Zo kunnen organische vondsten, zoals een skelet, worden gedateerd door de hoeveelheid koolstof 14 te meten. Levende organismen absorberen koolstof 14 uit de omgeving, maar vanaf het moment van sterven zal de stof beginnen te vervallen. Zo is te berekenen wanneer een organisme is gestorven.
Als er hout wordt gevonden, kunnen de onderzoekers ook naar de breedte van de jaarringen kijken en bepalen wanneer de boom werd geveld.
Soms is de vondst tot op een half jaar te dateren en kan bepaald worden waar de boom stond.