Dzjengis Khans kleinzoon verzoop Russische stad in bloed
Onderzoekers hebben honderden slachtoffers van een Mongools bloedbad in 13e-eeuws Rusland gevonden. Vier van de doden blijken nu uit dezelfde familie te komen.
Het draaide uit op een macaber bloedbad toen Mongoolse krijgers in 1238 een aanval deden op de Russische stad Jaroslavl op circa 250 kilometer ten noordoosten van Moskou.
Honderden inwoners werden afgeslacht voor hun huizen, en nu blijkt uit onderzoek dat met name één familie zwaar getroffen werd.
Tot dusver hebben de archeologen negen massagraven met rond de 300 slachtoffers blootgelegd. En bij de kathedraal van de stad bevond zich een graf met 15 skeletten dat in het bijzonder de aandacht van de archeologen trok.
Familie werd afgeslacht
Drie van de slachtoffers hadden een bepaalde erfelijke afwijking, wat erop duidt dat ze mogelijk familie waren. Bij een DNA-analyse is nu gebleken dat de drie doden inderdaad verwant waren.
‘Onderzoeken duiden erop dat de drie waarschijnlijk een oma van rond de 55 jaar of ouder, een dochter van tussen de 30 en de 40 en een kleinkind van circa 20 waren,’ vertelt de leider van de opgravingen, Asya Engovatova van het archeologisch instituut van de Russische Academie van Wetenschappen.
Volgens haar lag er in een massagraf in de buurt nog een familielid. Net als alle andere skeletten droegen deze vier sporen van bruut geweld.
Vondst bevestigt Russische legendes
Het bloedbad vond waarschijnlijk plaats in februari 1238, maar vondsten van bromvlieglarven tussen de botten duiden erop dat de lijken zeker drie maanden in de open lucht hebben gelegen voordat ze in het massagraf werden gegooid.
De inwoners van Jaroslavl werden afgeslacht toen het kleinkind van Dzjengis Khan, Batu Khan, het huidige Rusland binnenviel met 130.000 man.
Enkele onderzoekers hebben eerder wel gedacht dat de invasie er vrij vreedzaam aan toe ging, maar volgens Asya Engovatova blijkt uit de nieuwe vondsten dat de verhalen over de extreme wreedheid van de Mongolen bepaald niet uit de duim gezogen zijn.