(Dit artikel is voor het eerst in 2018 verschenen.)
Het gat in de schedel is zo groot als een golfbal, en de onderzoekers weten het zeker: de jonge man wiens schedel 3200 jaar terug bij een rivier in Noord-Duitsland met een knots werd ingeslagen, was op slag dood.
‘Het is een afschuwelijke breuk,’ zegt archeoloog Detlef Jantzen, wijzend naar het gapende gat in het voorhoofdsbeen van de man circa 5 centimeter boven de linkerwenkbrauw.
We bevinden ons 15 kilometer boven de stad Schwerin in de Duitse deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren.
Hier wordt het cultureel erfgoed van de staat beheerd en liggen duizenden botten van de misschien wel meest raadselachtige slag uit de oudheid van Duitsland.
In stellingkasten en op lange, witte tafels liggen minstens 70 schedels plus talloze ribben, dijbenen en ruggenwervels.
‘We hebben 12.000 botten gevonden,’ zegt Jantzen terwijl hij een rib oppakt.
In het midden heeft het bot een duidelijke inkeping:
‘Dat is van een mes. Deze persoon is tijdens de slag gestoken.’
De vele botten zijn afkomstig van een onbekende veldslag rond 1250 v.Chr. bij de Noord-Duitse rivier de Tollense.
Hier troffen twee grote groepen van mogelijk duizenden mannen elkaar. Met wapens van vuursteen, hout en brons hielden ze een ware geweldsorgie.
Speren spleten botten, pijlen doorboorden lichamen en knotsen verbrijzelden schedels. Na de slag bleven er honderden lijken achter langs de oever.
Gaandeweg werden deze opgenomen door de drassige grond, die niet alleen de doden, maar ook de herinnering aan de slag liet verdwijnen.
Het slagveld bij de Tollense is het oudste archeologische bewijs van een georganiseerde oorlog.
Niet alleen in Noord-Europa, maar wereldwijd. De vondst zette de kennis die we van de bronstijd ten noorden van de Alpen
hadden, volledig op zijn kop.
‘Het kwam als een schok. Tollense is volstrekt uniek,’ verklaart Detlef Jantzen, die samen met anderen de opgravingen in Noord-Duitsland leidde.

Archeoloog Detlef Jantzen toont een opgegraven schedel – doorboord door een pijlpunt.
Duizenden vechtersbazen
De onderzoekers werden op het spoor van de veldslag gezet toen een amateurarcheoloog in 1996 een bovenarmbot ontdekte, dat uit de modder op de oever omhoog stak. Een pijlpunt van vuursteen zat vast in het bot.
Naar aanleiding van de vondst werden er een aantal proefopgravingen gedaan, waarbij diverse botten werden ontdekt, plus een goed geconserveerde houten knots met dezelfde vorm als een honkbalknuppel.
In de zes jaar daarop groeven de archeologen botten, wapens en sieraden op van een grote, maar voor de wetenschap totaal onbekende veldslag.
Er zijn onder meer 50 bronzen en 10 vuurstenen pijlpunten gevonden. En dat terwijl er verder in heel Mecklenburg-Voor-Pommeren maar zo’n 30 bronzen pijlpunten zijn opgegraven.
Verder zijn er speerpunten, bijlkoppen, dolken, zwaarden en twee houten knuppels ontdekt. Uit koolstof 14-dateringen blijkt dat de botten en het hout beide uit rond 1250 v.Chr. stammen.
De vele botresten lagen kriskras door elkaar over bijna 2 kilometer langs de westkant van de rivier. Tot dusver zijn er zo’n 130 mannen geïdentificeerd. Het merendeel was in de twintig, maar de jongste waren slechts 13 à 14 jaar.
Alles duidt er echter op dat het aantal doden veel groter is. Want tot op heden is slechts 460 vierkante meter van het slagveld opgegraven, dat is ongeveer 10 procent.
Dat betekent volgens Detlef Jantzen dat er mogelijk nog een stuk of 700 skeletten langs de rivier liggen.
‘En als we ervan uitgaan dat zo’n 20 procent van de krijgers is gedood, zouden er dus in totaal wel 4000 mannen hebben meegevochten!’
Dat is een onwerkelijk groot aantal, omdat het noorden van Duitsland in de bronstijd zeer dunbevolkt was.
Volgens de onderzoekers leefden er maar zo’n drie tot vijf mensen per vierkante kilometer.
De krijgers moeten dus van heinde en ver naar de Tollense zijn gekomen, wat de slag nog raadselachtiger maakt.
Noord-Europa loopt achter
De precieze toedracht van het conflict is lastig te achterhalen.
De grote bronstijdbeschavingen in het Midden-Oosten en Griekenland lieten veel archeologische sporen achter en soms zelfs schriftelijke teksten.
Op diverse tempels schept farao Ramses II bijvoorbeeld op over zijn grote overwinning op de Hittieten in de Slag bij Kadesh rond 1275 v.Chr. Deze slag heeft ongetwijfeld plaatsgevonden, want hij wordt ook in oude Hittitische bronnen genoemd (al beweren die dat Ramses in feite verloor).
Maar er zijn nooit wapens of skeletten van de slag gevonden.
Anders dan de grote culturen in het zuiden hadden de Noord-Europeanen in de bronstijd geen schrift. En eventuele mondelinge overleveringen van de slag zijn nooit opgeschreven.
‘Hier is het dus andersom:we hebben wel archeologische bewijzen van de slag, maar geen beschrijving,’ aldus Jantzen.
Volgens de archeoloog dachten veel onderzoekers dat de Noord-Europese bronstijd werd gekenmerkt door vrede, handel en rijkdom.
In grafheuvels uit die tijd zijn weliswaar wapens gevonden als bronzen zwaarden, speren en bijlen, maar deze werden voornamelijk gezien als statussymbolen.
De vondst bij de Tollense zet dit mooie plaatje van een tijd waarin oorlog nog nbekend was, volledig op zijn kop.
‘Dat was een teleurstelling, maar ook een verrijking. Want voor mij zijn het twee kanten van dezelfde medaille: aan de ene kant het goede leven met goud, handel en rijke mensen. Aan de andere kant oorlog en geweld,’ zegt Jantzen.
De grote vragen waar de onderzoekers graag antwoord op willen vinden, is waar het conflict bij de rivier om ging, en wie de strijdende partijen waren.

De Duitse archeologen groeven zes jaar langs de rivier de Tollense.
Slachtoffers komen van ver
Het lijkt erop dat de veldslag geen lokaal conflict was tussen buurstammen. Zo bleek in 2017 uit strontiumanalyses van een deel van de gevonden botten dat de meeste doden niet uit de omgeving kwamen.
Deze analysemethode gebruikt het feit dat dieren en mensen via eten en drinken strontiumisotopen uit de bodem binnenkrijgen. Deze isotopen, waarvan de concentratie per gebied verschilt, worden opgeslagen in onder andere botten, tanden en haren.
Door de botten te analyseren kan bijvoorbeeld worden vastgesteld waar iemand de laatste tien jaar van zijn leven woonde.
Uit het onderzoek van de botten bij de Tollense blijkt dat de meeste mannen niet in Noord-Duitsland woonachtig waren, maar waarschijnlijk uit Zuid-Duitsland en Midden-Europa kwamen – bijna 1000 kilometer verderop.
De vondst heeft onder meer geleid tot speculaties over een migratiegolf vanuit het zuiden die lokale volkeren in het noorden wilden stoppen. Rond diezelfde tijd begon namelijk de verspreiding van de urnenveldencultuur vanuit de Balkan naar het noorden.
De cultuur heet zo omdat de mensen die ertoe behoorden hun doden verbrandden en de as in urnen bewaarden.
Hoewel op basis van veranderingen in de begrafenispatronen te zien is dat de urnenveldencultuur zich verspreidde naar het noorden, hoeft migratie hier niet de oorzaak van te zijn, aldus Jantzen.
‘Cultuur kan zich ook verspreiden zonder dat mensen verhuizen.
Het zou ook een merkwaardige volksverhuizing zijn, aangezien we onder de doden uitsluitend mannen hebben gevonden.’
Voor een alternatieve verklaring wijst Jantzen op een ontdekking die tijdens de opgravingen is gedaan, namelijk een weg die in de tijd van de veldslag al honderden jaren oud was.
Er zijn sterkere aanwijzingen dat de krijgers in een hinderlaag zijn gelokt. In de galerij hieronder zie je hoe dat ging:




1. Handelskaravaan liep in hinderlaag
Een van de theorieën over het slagveld bij de Tollense is dat een grote handelskaravaan uit het zuiden in een hinderlaag liep van een vijand die wist dat de karavaan hierlangs zou komen. De onderzoekers benadrukken echter dat dit slechts een van de mogelijke scenario’s is.
2. Karavaan wordt overvallen
Of de karavaan nu in boten reisde of te voet, ze wordt aangevallen in de buurt van de vermoede brug. Waarschijnlijk begint de aanval met een regen van pijlen.
3. Karavaan vlucht
De reizigers vluchten naar het noorden, waar ze worden opgewacht door nog meer vijanden, die onder meer met speren aanvallen.
4. Laatsten neergehouwen
De slag eindigt een kilometer verderop, waar veel slachtoffers waarschijnlijk worden gedood door hun achtervolgers, o.a. met bijlen.
De mysterieuze weg
Toen de archeologen de oostelijke oever van de Tollense onderzochten om te zien of daar ook was gevochten, deden ze een verrassende ontdekking.
Op de plek vanwaar de vondstlaag met mensenbeenderen zich op de westoever verspreidde, vonden ze – in plaats van botten – een circa 2,5 meter brede strook met kriskras over elkaar liggende stammetjes.
De strook liep vanaf de river het binnenland in.
Onder en naast de stammetjes lagen enorme stenen, die duidelijk uit de omliggende velden kwamen. Op de stenen en stammen lag een laag zand en aarde. Het waren de resten van een duizenden jaren oude weg.
Uit opgravingen bleek dat het gebied rond de weg in die tijd onbegaanbare moerasgrond was.
De aanleg van de weg maakte het mogelijk het drassige moeras veilig over te steken. De weg liep naar de oever van de Tollense, waar zich waarschijnlijk een brug bevond.
Tot op heden is de locatie van deze mogelijke brug echter niet gevonden.
Onderzoek van het hout dat voor de weg werd gebruikt, laat zien dat deze oorspronkelijk rond 1900 v.Chr. werd aangelegd – bijna 700 jaar vóór de slag dus.
Uit geomagnetische studies blijkt verder dat de weg door het rivierdal liep en zo’n 120 meter lang was.
En uit de opgravingen werd duidelijk dat de weg al die jaren is onderhouden en dat de laatste grote reparatie rond 1300 v.Chr. – decennia voor de slag – is uitgevoerd.
Deze ontdekking toont aan dat iemand in het gebied rond de rivier zowel de technische als de organisatorische vaardigheden had om een dergelijke weg te kunnen bouwen en onderhouden.
‘Fascinerend, want het is de eerste keer dat we zoiets zien in deze regio. Maar we weten niets over de mensen die er verantwoordelijk voor waren, want er zijn in de omgeving geen nederzettingen gevonden,’ aldus Jantzen.
Volgens hem werd de weg naar alle waarschijnlijkheid gebruikt voor het vervoer van de vele handelswaren die in de bronstijd werden uitgewisseld tussen Zuid- en Noord-Europa.
Degenen die de weg onderhielden, hadden daardoor een machtspositie, want ze controleerden het verkeer over land en naar de rivier.
Het bestaan van de weg verklaart mogelijk ook waarom de bloedige slag tussen de twee onbekende groepen juist op deze plek plaatsvond.
Hinderlaag op de rivieroever
De weg door het moerasgebied was ongetwijfeld in de wijde omtrek bekend. Voor wie de rivier wilde oversteken, was dit de aangewezen locatie.
Daardoor was het ook de beste plek om te voorkomen dat iemand de overkant bereikte. En volgens Detlef Jantzen is dit in de ogen van de onderzoekers op dit moment een van de meest waarschijnlijke scenario’s.
‘Een groep mensen die door het dal van de Tollense wilde trekken, werd op de een of andere manier tegengehouden door een andere groep, waarna er een gevecht uitbrak,’ legt hij uit.
De theorie wordt gesteund door het feit dat er precies op de plek waar een eventuele brug kan hebben gestaan, veel wapens en botten zijn gevonden.
Het lijkt erop dat de strijdende groepen zich vervolgens langs de westoever naar het noorden hebben verplaatst, waar ook resten van de slag zijn gevonden.
Volgens Detlef Jantzen waren beide groepen mogelijk gewapend en op de hoogte van elkaars bestaan.
Volgens deze theorie zochten twee legers dus actief de confrontatie.
Een andere mogelijkheid is echter dat de ene groep bij de rivier in een hinderlaag lag en wachtte tot de argeloze tegenpartij aankwam op de plek waar ze de rivier en het moeras het best kon oversteken. Want dit was de ideale plek voor een hinderlaag.
‘Van de vondsten weten we dat een grote groep jonge mannen aangevallen werd met allerlei wapens en dat velen van hen werden gedood. Maar van de winnende partij weten we vrijwel niets. En we weten niet eens of de verliezers gewapend waren,’ vertelt Jantzen.
Dat de verliezende groep mogelijk niet eens uit gewapende krijgers bestond, wordt ondersteund door het feit dat geen van de gevonden skeletdelen littekens hebben van eerdere slagen.
Dat zou je wel verwachten als het krijgers waren die al vaak hadden gevochten.
Acht schedels vertoonden weliswaar sporen van eerdere klappen met een knuppel – die ze hadden overleefd. Maar littekens van scherpe wapens waren er niet.
Daarom denken de wetenschappers dat de doden ook tot een andere groep zouden kunnen behoren, waarvan bekend is dat die zich in de bronstijd verplaatste: rondtrekkende handelaren.
Slachtoffers zijn gewend om te lopen
Experts die de skeletten onderzochten, ontdekten al snel dat vele ervan dezelfde kenmerken hadden: de dijbeenderen waren opvallend krachtig, een teken dat de mannen zeer actief waren.
Botten worden namelijk dikker naarmate ze meer worden gebruikt.
‘Aan de belastingspatronen is te zien dat de mannen veel bewogen. Dat wil zeggen dat ze veel hebben gelopen, en mogelijk lange afstanden af hebben gelegd,’ vertelt Detlef Jantzen.
Daarnaast blijkt uit onderzoek van het bovenlijf van de mannen dat ze niet opvallend sterk en gespierd waren. En hun rugbotten vertoonden slijtagesporen, die erop duiden dat ze vaak zware bagage droegen.
Dat kan volgens Detlef Jantzen betekenen dat de mannen bij een grote handelskaravaan hoorden, die goederen door Europa vervoerde. Dit verklaart ook waarom er tussen de vele botten resten zijn aangetroffen van vijf paarden: die vervoerden de zwaarste goederen.
Er is niet veel bekend over het vervoer van goederen in de bronstijd, maar wat we wel zeker weten is dat onder meer brons en goud van het zuiden naar het noorden werden gebracht en dat de Noord-Europeanen hiervoor betaalden met het gewilde barnsteen, dat onder andere in Denemarken veel voorkwam.
Het is niet ondenkbaar dat de kostbare goederen werden vervoerd in grote karavanen, waarbij je onderweg kon aan- of afhaken.
Als de doden bij de rivier hoorden bij zo’n karavaan en werden overvallen, is ook direct duidelijk waardoor de slachtoffers uit zo veel regio’s in Europa lijken te komen, aldus Jantzen.
Daarnaast verklaart het de oude littekens van knotsslagen, aangezien het niet ongewoon was dat karavanen met kostbare goederen door kleine groepjes werden overvallen.
En mogelijk is dat precies wat er 3200 jaar terug aan de Tollense is gebeurd.
Alleen waren de aanvallers deze keer met veel meer, en waren ze beter bewapend en bereid om mensen te vermoorden en te verminken om hun doel te bereiken. De vraag blijft wie de aanvallers waren.
Onbekende machtscentra
Volgens Detlef Jantzen is onze kennis over de inwoners van het gebied rond de Tollense in de bronstijd beperkt. De archeologen hebben er namelijk geen nederzettingen ontdekt.
Wel zijn er grote grafheuvels opgegraven, waarin rijke grafgiften lagen. Er was dus blijkbaar een soort elite.
Met betrekking tot de slag bij de Tollense is volgens Jantzen de grote vraag welke personen zo veel gewapende mannen – mogelijk wel duizend – op de been konden brengen voor de grote slag.
‘Wie hadden de macht om er koeriers opuit te sturen met het bericht dat iedereen naar de Tollense moest komen?’
Het antwoord op die vraag blijven de onderzoekers vooralsnog schuldig. Volgens Jantzen moeten de initiatiefnemers van de slag grote invloed hebben gehad.
‘Het is vergelijkbaar met dat je nu 20 procent van de jonge mannen in Mecklenburg-Voor-Pommeren zou oproepen.’
We weten echter onvoldoende over de machtsstructuren in die tijd om te kunnen zeggen wie erachter zaten.
‘Misschien waren het de rijke mensen van de grafheuvels – we weten het niet.’
De slag doet echter wel denken aan gewelddadige gebeurtenissen verder naar het zuiden. Rond diezelfde tijd viel namelijk de Myceense beschaving in Griekenland.
En in het huidige Turkije werden de sterke Hittieten onder de voet gelopen, terwijl Egypte een invasie van een zeker ‘zeevolk’ moest afslaan.
De slag bij de Tollense was mogelijk onderdeel van een grotere omwenteling.
Slechts 50 jaar later veranderde het leven in Noord-Europa radicaal en werden versterkte nederzettingen de norm. Wie weet was deze slag het keerpunt.