Toen kippen en hazen circa 2400 jaar geleden in de ijzertijd in Engeland werden ingevoerd, kwamen ze niet op het bord terecht. Integendeel: de exotische dieren werden als goden vereerd.
Dat concludeert een Brits onderzoeksteam na bewijzen te hebben gevonden dat de dieren zeer zorgvuldig en zonder tekenen van slacht werden begraven.
‘Als er nieuwe diersoorten in een cultuur worden geïntroduceerd, worden ze vaak verbonden met godheden,’ zegt hoogleraar Naomi Sykes van de University of Exeter tegen CNN.
Heilige dieren worden door Caesar genoemd
De ontdekking klopt met een opmerking van Julius Caesar in zijn werk over de Gallische krijgers:
‘De Britten achten het in strijd met de goddelijke wetten om hazen, kippen en ganzen te eten. Ze houden deze dieren wel voor hun eigen plezier.’
Volgens het onderzoek kwamen de kip en de haas waarschijnlijk tussen de 5e en 3e eeuw v.Chr. naar Engeland en werden ze al snel geassocieerd met lokale goden.
Zo vertellen Romeinse bronnen dat de krijger-koningin Boudicca voorafgaand aan een slag tegen de Romeinen een haas vrijliet om zeker te zijn van de overwinning.
Hongerige Britten gingen op jacht
In de Romeinse tijd waren kippen en hazen nog altijd heilig in Engeland, maar naarmate hun aantal toenam, werden ze steeds meer gegeten.
Na de val van het Romeinse Britannia in de 5e eeuw ging het aantal hazen en kippen drastisch omlaag, mogelijk doordat de mensen er jacht op maakten. Doodat er nog maar zo weinig over waren, kregen de dieren weer een bijzondere status.
Toen de Vikingen in het 2e millennium n.Chr. de macht overnamen in Engeland, werd de haas een delicatesse bij de adel. De kip werd een geliefd gerecht in de vastentijd, wanneer christenen geen dieren met vier poten mochten eten.