Klap op het hoofd
In 2013 kreeg de Zweedse archeoloog Charlotte Hedenstierna-Jonson toestemming om DNA-tests uit te voeren op een tand en een armbot van het skelet. Daaruit bleek dat de overledene meerdere X-chromosomen had, maar geen Y-chromosomen – het definitieve bewijs dat het om een vrouw gaat.
Het resultaat, dat werd gepubliceerd in 2017, riep vragen op over onze kennis van de rol van vrouwen in de Vikingtijd.
De vondst wordt ondersteund door soortgelijke vondsten in Solør, Noorwegen, nabij de grens met Zweden. Ook hier werd een Vikingvrouw begraven met pijlen, een speer en een bijl. En een CT-scan onthulde een verwonding aan de schedel van de vrouw, die was toegebracht met een zwaard.
‘Dit is een typische gevechtswond, want bij een executie of moord wordt iemand niet gedood met een slag op het voorhoofd,’ concludeerde de Deense archeoloog Charlotta Lindblom na het zien van de scans.
Volgens Lindblom tonen de twee vondsten aan dat de rollen van mannen en vrouwen in de Vikingmaatschappij niet zo strikt gescheiden waren als gedacht, en dat vrouwen ook deelnamen aan gevechten en plunderingen.
Steentijdvrouwen gingen mogelijk op jacht
Ook de heersende aannamen over de rol van mannen en vrouwen in de steentijd zijn onder de loep genomen.
De Amerikaanse archeoloog Dean Snow analyseerde handafdrukken bij 12.000 jaar oude grotschilderingen. Op grond daarvan vermoedt hij dat de meeste schilderingen met jachttaferelen door vrouwen zijn gemaakt.
Uit zijn analyses blijkt dat de handen van de kunstenaars kleiner zijn dan gemiddelde mannenhanden, en dat in 75 procent van de gevallen de ring- en wijsvinger even lang zijn. Dat is een vrouwelijk kenmerk.
De ontdekking haalt de eerdere veronderstelling onderuit dat de grotschilderingen werden gemaakt door mannen die hadden deelgenomen aan de afgebeelde jacht. Vrouwen speelden waarschijnlijk een actievere rol, en sommige onderzoekers denken dat zij zowel aan de kunst als de jacht deelnamen.
De Amerikaanse archeoloog Randall Hass gaat nog een stap verder. In 2018 ontdekte hij in het Andesgebergte een 9000 jaar oud vrouwengraf met veel jachtwerktuigen.
Deze vondst en vergelijkbare ontdekkingen op andere delen van het Amerikaanse continent brachten Hass tot de conclusie dat 30 tot 50 procent van de toenmalige jagers mogelijk vrouwen waren.
Bewijzen zijn gebrekkig
Critici noemen de herinterpretatie van de rol van de vrouw als krijger en jager echter verre van eenduidig. Zij benadrukken bijvoorbeeld dat het vrouwengraf in Birka als enige van meer dan 50 graven in dit gebied niet van een man is.
Ook de handafdrukken bij de grotschilderingen hoeven volgens hen niet per se van vrouwen te zijn. Het zou ook kunnen dat het gaat om afdrukken van jonge mannen, want hun handen wijken qua grootte en kenmerken ook af van die van volwassen mannen.
Daarom wijst een aantal onderzoekers erop dat de archeologen van nu in feite dezelfde fout begaan als Hjalmar Stolpe bijna 150 jaar geleden deed: de geldende normen op het gebied van emancipatie overbrengen op oude vondsten. Vooral omdat er nog wel wat te zeggen valt over de conclusies.
Misschien is daarom de enige definitieve conclusie dat de vele nieuwe ontdekkingen het beeld van het verleden nuanceren. De vondsten herinneren ons eraan hoe complex, rijk en fascinerend de geschiedenis van de mensheid is als we bestuderen hoe onze voorouders waren, en niet hoe wij ons voorstellen dat ze waren.