Shutterstock
Vrouwelijke archeoloog bij opgraving

Archeologische geslachtsverandering: Vikingkrijgers waren mogelijk vrouwen

De eerste archeologen waren bekwaam, maar hun ideeën weerspiegelen het vrouwbeeld van hun tijd. Dat denkt een aantal hedendaagse onderzoekers. Uit onderzoek blijkt dat grote Vikingkrijgers mogelijk vrouwen waren.

In 1878 ontdekte de Zweedse archeoloog Hjalmar Stolpe een grote, goed bewaarde grafkamer. In de Vikingstad Birka lag onder drie meter aarde het skelet van een man, nog gekleed in mooie zijden kleding.

Rond de dode lagen fraaie grafgiften, zoals een grote verzameling zwaarden en gevechtsbijlen. Uit de schatten en wapens in het graf maakte de archeoloog op dat dit het graf van een Vikingkrijger was.

In een rapport, voorzien van een gedetailleerde tekening van de grafkamer en de inhoud ervan, liet Stolpe de Zweedse academie van wetenschappen weten dat hij de ‘goed bewaarde skeletresten van een man’ had gevonden.

De vondst van een krijger in Birka was in die tijd sensationeel, en Stolpes analyses van de dode maakten hem beroemd. Het probleem is alleen dat hij ernaast zat. De machtige Vikingkrijger was helemaal geen man – het was een vrouw.

Dit vermoeden rees voor het eerst in de jaren 1970. Op basis van de grootte van het bekken en de structuur van de botten concludeerden Zweedse archeologen dat de persoon in het graf naar alle waarschijnlijkheid een vrouw was.

Hjalmar Stolpes tekening van een Vikinggraf

Hjalmar Stolpe illustreerde zijn vondst van een met wapens begraven Viking zorgvuldig.

© Hjalmar Stolpe

Klap op het hoofd

In 2013 kreeg de Zweedse archeoloog Charlotte Hedenstierna-Jonson toestemming om DNA-tests uit te voeren op een tand en een armbot van het skelet. Daaruit bleek dat de overledene meerdere X-chromosomen had, maar geen Y-chromosomen – het definitieve bewijs dat het om een vrouw gaat.

Het resultaat, dat werd gepubliceerd in 2017, riep vragen op over onze kennis van de rol van vrouwen in de Vikingtijd.

De vondst wordt ondersteund door soortgelijke vondsten in Solør, Noorwegen, nabij de grens met Zweden. Ook hier werd een Vikingvrouw begraven met pijlen, een speer en een bijl. En een CT-scan onthulde een verwonding aan de schedel van de vrouw, die was toegebracht met een zwaard.

‘Dit is een typische gevechtswond, want bij een executie of moord wordt iemand niet gedood met een slag op het voorhoofd,’ concludeerde de Deense archeoloog Charlotta Lindblom na het zien van de scans.

Volgens Lindblom tonen de twee vondsten aan dat de rollen van mannen en vrouwen in de Vikingmaatschappij niet zo strikt gescheiden waren als gedacht, en dat vrouwen ook deelnamen aan gevechten en plunderingen.

De eerste archeologische opgravingen zijn gedocumenteerd op oude tabletten

Koning Nabonidus bouwde de Babylonische tempel in Ur op de ruïnes van een oudere beschaving. Hij beschreef de ruïnes in detail en was daarmee de eerste archeoloog.

© Osama Shukir Muhammed

Archeologie is 2500 jaar oud

De interesse voor onderzoek naar het verleden is letterlijk oeroud. Al in de 6e eeuw v.Chr. onderzocht en beschreef de Babylonische koning Nabonidus de oude resten van zijn rijk.

De oudst bekende archeologische opgraving vond 2500 jaar geleden plaats, toen de Babylonische koning Nabonidus medio 6e eeuw v.Chr. de ruïnes van oude vestingwerken en beelden in zijn rijk onderzocht. Daarmee was de archeologie geboren.

De koning was grondig. Hij bestudeerde verwoeste tempels en paleizen in zijn hele rijk en zocht naar inscripties met de naam van de heerser die ze had laten bouwen. In spijkerschrift noteerde hij de naam en de oorzaak van de verwoesting, zoals een oorlog of veldslag.

Archeologie was niet alleen een hobby. In die tijd stond Babylon onder zware druk van het machtige Perzische Rijk, en de koning gebruikte zijn kennis van het verleden om zijn reputatie te versterken.

Hij ondertekende met titels als ‘Koning van de Vier Hoeken van de Wereld’ en ‘Koning van het Universum’ – termen die ooit door veel machtiger koningen werden gebruikt en die hem koppelden aan de grootsheid van het verleden.

Steentijdvrouwen gingen mogelijk op jacht

Ook de heersende aannamen over de rol van mannen en vrouwen in de steentijd zijn onder de loep genomen.

De Amerikaanse archeoloog Dean Snow analyseerde handafdrukken bij 12.000 jaar oude grotschilderingen. Op grond daarvan vermoedt hij dat de meeste schilderingen met jachttaferelen door vrouwen zijn gemaakt.

Uit zijn analyses blijkt dat de handen van de kunstenaars kleiner zijn dan gemiddelde mannenhanden, en dat in 75 procent van de gevallen de ring- en wijsvinger even lang zijn. Dat is een vrouwelijk kenmerk.

De ontdekking haalt de eerdere veronderstelling onderuit dat de grotschilderingen werden gemaakt door mannen die hadden deelgenomen aan de afgebeelde jacht. Vrouwen speelden waarschijnlijk een actievere rol, en sommige onderzoekers denken dat zij zowel aan de kunst als de jacht deelnamen.

De Amerikaanse archeoloog Randall Hass gaat nog een stap verder. In 2018 ontdekte hij in het Andesgebergte een 9000 jaar oud vrouwengraf met veel jachtwerktuigen.

‘30 tot 50 procent van de toenmalige jagers waren mogelijk vrouwen.’ Randall Hass, Amerikaanse archeoloog

Deze vondst en vergelijkbare ontdekkingen op andere delen van het Amerikaanse continent brachten Hass tot de conclusie dat 30 tot 50 procent van de toenmalige jagers mogelijk vrouwen waren.

Bewijzen zijn gebrekkig

Critici noemen de herinterpretatie van de rol van de vrouw als krijger en jager echter verre van eenduidig. Zij benadrukken bijvoorbeeld dat het vrouwengraf in Birka als enige van meer dan 50 graven in dit gebied niet van een man is.

Ook de handafdrukken bij de grotschilderingen hoeven volgens hen niet per se van vrouwen te zijn. Het zou ook kunnen dat het gaat om afdrukken van jonge mannen, want hun handen wijken qua grootte en kenmerken ook af van die van volwassen mannen.

Daarom wijst een aantal onderzoekers erop dat de archeologen van nu in feite dezelfde fout begaan als Hjalmar Stolpe bijna 150 jaar geleden deed: de geldende normen op het gebied van emancipatie overbrengen op oude vondsten. Vooral omdat er nog wel wat te zeggen valt over de conclusies.

Misschien is daarom de enige definitieve conclusie dat de vele nieuwe ontdekkingen het beeld van het verleden nuanceren. De vondsten herinneren ons eraan hoe complex, rijk en fascinerend de geschiedenis van de mensheid is als we bestuderen hoe onze voorouders waren, en niet hoe wij ons voorstellen dat ze waren.