Massagraven, uniformknopen, geweerkogels en fluiten – dat soort voorwerpen hebben archeologen opgegraven nabij de Oostenrijkse plaats Deutsch-Wagram.
Het zijn overblijfselen van de Slag bij Wagram, die op 5 en 6 juli 1809 werd uitgevochten tussen Frankrijk en Oostenrijk.
‘Het was altijd al bekend dat het slagveld hier in de buurt was, maar er is nooit eerder systematisch archeologisch onderzoek gedaan,’ vertelt archeoloog Alexander Stagl aan het medium Live Science.
Soldaten waren ziek
De archeologen hopen dat ze door de opgravingen wijzer zullen worden over de gewelddadige veldslag.
Tot dusver zijn 50 van de 55.000 soldaten die in de slag zijn gesneuveld, opgegraven.
Meerdere van hen waren er aan het begin van de slag al slecht aan toe. Zo hadden ze onder meer scheurbuik, longontsteking en gewrichtsinfecties. Dit was waarschijnlijk het gevolg van een maandenlang verblijf in primitieve legerkampen in de aanloop naar de oorlog.
Slagveld gevonden dankzij snelweg
De Slag bij Wagram was een grote overwinning voor Napoleon. Met 154.000 troepen versloeg hij het Oostenrijkse leger van 158.000 man, dat werd aangevoerd door aartshertog Karel van Oostenrijk-Teschen.
Na de slag kreeg Oostenrijk hoge herstelbetalingen opgelegd en moest het aan diverse landen gebieden afstaan, waaronder aan Frankrijk.
Meer dan 200 jaar was het onduidelijk waar het slagveld zich precies bevond. Maar dankzij de aanleg van een nieuwe snelweg tussen Oostenrijk en Slowakije vorig jaar hebben experts eindelijk de exacte locatie kunnen aanwijzen. De opgravingen zullen nog het hele jaar duren.