Een half jaar tevoren waren Hernán Cortés en zijn soldaten Tenochtitlan binnengedrongen en hadden ze de Azteekse koning, Motecuhzoma II, gegijzeld.
Gevlucht met Azteekse schat
Vervolgens smolten ze het goud van de koning om tot staven, die ze makkelijker mee konden nemen. De inwoners van de stad kwamen echter in opstand, en Motecuhzoma werd gedood.
Cortés en zijn mannen pakten daarom het goud en sloegen in het holst van de nacht op de vlucht. Maar de zwaarbeladen Spanjaarden werden op heterdaad betrapt en moesten zich de stad uit vechten.
Velen van hen verdronken toen hun boot zonk in een van de grachten in de stad. De geanalyseerde goudstaaf is daar waarschijnlijk beland door de schipbreuk.
Cortés overleefde het, maar het grootste deel van de schatten ging verloren. De goudstaaf is het eerste tastbare bewijs van het voorval.
‘Het is onmogelijk vast te stellen hoe onze mannen hebben geleden. Zowel de Spanjaarden als onze indiaanse bondgenoten uit Tascaltecal, van wie bijna iedereen omkwam,’ schreef Cortés in een brief, waarin hij zich ook beklaagde over het verlies van vrijwel alle kostbaarheden die de Spanjaarden probeerden mee te smokkelen.
Cortés’ wraak was gruwelijk
Volgens Cortés kostte de ‘Treurnacht’ minstens 150 Spanjaarden het leven. Daarbij kwamen zo’n 2000 indiaanse bondgenoten, die zich bij de Spanjaarden hadden aangesloten om zich te ontworstelen aan de ijzeren greep van de Azteken op de regio.
Ongeveer een jaar later nam Hernán Cortés op gruwelijke wijze wraak op de Azteken. Met circa 1000 Spaanse soldaten en meer dan 20.000 strijders van geallieerde indianenstammen belegerde hij Tenochtitlan, waarna de stad op 13 augustus 1521 viel.
De strijd en de daaropvolgende bloedbaden – volgens Cortés vooral aangericht door de bij hem aangesloten indianen – kostten rond de 100.000 Azteken het leven.
Cortés zelf nam de laatste vorst van de Azteken gevangen en liet hem martelen – zo wilde hij hem ontfutselen wat hij had gedaan met al het goud dat de Spanjaarden een jaar eerder tijdens hun vlucht hadden verloren. De koning biechtte op dat het goud in een meer was gegooid.
Cortés zag zijn schatten daardoor nooit terug. Ze liggen nog steeds op de onbekende plek waar de Azteken ze hebben weggegooid.