Archeologische vondsten wijzen erop dat de ruïnestad Machu Picchu een recreatiestad was voor de Inca-elite – vermoedelijk zelfs voor de Incakeizer Pachacuti (1438-1472).
Met zijn majestueuze locatie op een 2000 meter hoge bergrug deed Machu Picchu dienst als toevluchtsoord, waar de keizerlijke familie en elite van de Inca’s konden ontspannen.
Maar terwijl de royals maar af en toe in Machu Picchu verbleven, woonden er ook honderden mensen permanent, voornamelijk priesters, boeren en arbeiders die ervoor moesten zorgen dat de keizer en zijn volgelingen niets tekortkwamen tijdens hun verblijf.