De basis voor de Franse staat van nu werd in 843 n.Chr. gelegd toen de zonen van de Franse koning Lodewijk de Vrome het rijk verdeelden.
Voor zijn dood had Lodewijk een enorm keizerrijk geregeerd dat door zijn vader, Karel de Grote, was gesticht. Het rijk omvatte grote delen van Midden-Europa – van Noord-Spanje tot de Duits-Deense grens.
Lodewijks dood bleek het startschot voor een burgeroorlog tussen zijn drie zonen. Na een bloedige strijd en moeizame onderhandelingen verdeelden de zonen in 843 het rijk in drie ongeveer gelijke stukken.
Het westelijke deel – West-Francië, waar de Franken al eeuwen woonden – viel ten deel aan Karel de Kale, en het bijbehorende vredestraktaat tussen de broers wordt sindsdien doorgaans gezien als de ‘doopakte’ van Frankrijk.