Diep in de 1600 meter lange vulkanische grot Surtshellir in IJsland vonden archeologen 10 meter onder de bodem een steenformatie met de vorm van een schip. Amerikaanse onderzoekers dateren de vondst op begin 10e eeuw.
In het schip lagen botten van schapen, geiten, koeien, paarden en varkens, die bij hoge temperaturen waren verbrand. Daarnaast troffen de archeologen kostbare mineralen uit Turkije en veel parels aan, waarvan sommige helemaal uit Irak in de grot in IJsland zijn beland.
Daardoor vermoeden de onderzoekers dat dit zogeheten steenschip voor offers diende.