‘Het is gebruikelijk dat de koning van de Roes 400 van zijn dapperste vertrouwelingen bij zich heeft in zijn paleis. Bij hem zitten 40 slavinnen. Af en toe heeft hij geslachtsgemeenschap met een van hen in het bijzijn van de eerder vermelde vrienden zonder dat hij zijn troon verlaat. Zijn behoefte doet hij gewoon in een kom.’
– Ahmad ibn Fadlan, Arabisch diplomaat
Als ontdekkingsreiziger en diplomaat rond 920 had de Arabische Ahmad ibn Fadlan al veel belangrijke mannen gezien en geruchten over hen gehoord, maar vooral de machtige vorst van de Roes-Vikingen fascineerde hem. Niet zo gek, want de Vikingleider was een machtig man en bezat het grootste rijk van Europa.
Zijn bezittingen strekten zich uit over de eindeloze steppes vanaf de Zwarte Zeekust en de oevers van de Don tot Zuid-Finland in het noorden. In het westen liep het rijk tot ver in het huidige Oekraïne.
Grote handelswegen doorkruisten het gebied: in het zuiden liepen zilver- en specerijenroutes naar het Byzantijnse Rijk en het Arabisch Schiereiland, in het noordoosten was de Zijderoute en in het zuidoosten liepen wegen naar de markten van Samarkand, waar karavanen uit India, Perzië en China samenkwamen.
Het Vikingrijk was het machtigste en rijkste van Europa, gebouwd op handelstalent en diplomatie, strijd en macht.
Om te begrijpen hoe dit allemaal begon, moeten we ons richten tot de Zweedse Vikingen in de Finse Golf en langs de rivier de Volchov in de vroege jaren 760.
Vikingen dreven handel in oosten
De Vikingen in Oost-Europa werden Roes genoemd. Het woord, misschien afgeleid van het Finse ‘Ruotsi’, dat Zweden betekent, duikt voor het eerst op in Europese en Arabische bronnen rond 840. Maar de Scandinavische geschiedenis in het oosten gaat verder terug.
Een paar honderd jaar eerder waren de Zweden al de Oostzee overgestoken om handel te drijven met het huidige Letland en Litouwen. Om goede handelsplaatsen te vinden voeren ze er de rivier de Volchov op naar de stad Ladoga, gesticht tussen 760 en 770.
De stad bestond vóór de komst van de Roes uit maar enkele verspreide huisjes langs een rivier en tussen naaldwouden. Al snel werd het een belangrijke handels- en doorvoerplaats voor de Noormannen. Aan de rivieroevers repareerden ze overnaads geklonken schepen, sloegen ze vis en gedroogd vlees in en stouwden ze schepen vol handelswaar.

Lichtbruin: Roesrijk ca. 800-1000. Bruin: Roesrijk in de 12e eeuw. Rode lijnen: Handelsroutes.
Rivieren waren Vikingwegen
Grote rivieren waren de slagaders van het Vikingrijk in Oost-Europa. Alle grote handelssteden lagen strategisch aan waterwegen, waarlangs krijgers en handelswaar werden vervoerd.
De ‘zilveren poort tot het Oosten’
De komst van de Vikingen maakte van Ladoga een levendige handelsstad. Van heinde en verre stroomden goederen de stad binnen; Slavische stammen leverden bont, honing, barnsteen, was en slaven.
Het Byzantijnse Rijk en het Arabisch schiereiland zorgden voor de aanvoer van goud, zilver, zijde en specerijen. In de straten was het een geroezemoes van Slavische, Scandinavische en andere talen.
Enkele Scandinaviërs vestigden zich als ambachtslieden in de stad, waar ze leefden van de verkoop van houtsnijwerk, schoeisel, kralen en smeedwerk aan de lokale bevolking. Zelf kochten ze voedsel en grondstoffen als been, hoorn en was voor hun werkplaatsen. De Vikingen kochten ook bont, dat ze tegen Arabisch zilvergeld doorverkochten.

Aan de rivieroevers in het rijk van de Roes werd druk gehandeld door kooplui uit noord en zuid, bijvoorbeeld in zijde en zilver, maar ook in slaven.
Na verloop van tijd reikte de roem van Ladoga als ‘zilveren poort tot de schatten van het Oosten’ tot in het oude land van de Scandinaviërs, wat nog meer Vikingen ertoe bracht oostwaarts te reizen.
De heersende Roes wisten intussen al dat hun positie kwetsbaar was. Slaven, steppevolkeren en rivaliserende groepen Scandinaviërs vormden een permanente bedreiging van de handel die de stad haar welvaart had bezorgd.
Om hun macht over de handelsroutes te behouden en belasting te innen van de lokale bevolking, trokken de Roes op strooptocht naar het zuiden. De Vikingschepen die eerst vreedzame kooplui naar de stammen langs de rivier hadden gebracht, spuugden nu hordes razende krijgers uit, bewapend met speren, bijlen en zwaarden.
Verrassingsaanvallen, een aloude methode die hun Vikingbroeders in West-Europa hanteerden, deden de bevolking op de vlucht slaan. Al snel hadden de Roes de Slavische en Finse stammen aan de Volchov onderworpen en het verkeersknooppunt bij het huidige Novgorod in handen.
Rurik stamvader van de Roes
Twee jaar lang teisterden de Vikingen het gebied, tot de Slaven het zat waren en tegen hen in opstand kwamen.
‘In 862 joegen ze de Varjagen (Vikingen, red.) de zee op en betaalden hun geen belasting’, zo vertelt de Nestorkroniek, een 12e-eeuws, door monniken in Kiev geschreven verslag.

De monnik Nestor speelde een rol bij het ontstaan van de Nestorkroniek. We weten niet of hij deze zelf schreef of de tekst verzamelde en bewerkte.
Volgens de kroniek konden de Slaven echter niet overweg met hun herwonnen vrijheid.
‘Ze namen het recht in eigen hand, maar er heerste wetteloosheid. Families begonnen elkaar te bevechten. Er ontstonden vetes en onderlinge oorlogen. Ze zeiden tegen elkaar: “We zullen een vorst zoeken, die over ons kan heersen en die recht kan spreken.” En ze voeren over zee en ze zeiden tot de Roes: “Ons land is groot en vruchtbaar, maar er heerst geen orde. Kom hier naartoe en ga over ons regeren.”’
Maar zo vredig zal het er wel niet aan toe gegaan zijn. Historici denken dat de Slaven onderling ruzie hadden, tot een van de partijen de hulp inriep van een groep Vikingen die de machtsgreep zou kunnen ondersteunen. De Scandinaviërs benutten heel slim de strijd in hun eigen voordeel en grepen de macht.
Volgens de Nestorkroniek heette een van hen Rurik, die de stamvader werd van de heersers van het Roesrijk.
Rurik vestigde zich in Ladoga, waar hij een drie meter hoge en drie meter brede wal van steen en klei bouwde. Die moest concurrerende Vikingen buiten de deur houden, terwijl hij zelf met lokale heersers in de stad de dienst uitmaakte. Ladoga kreeg een haven naar Scandinavisch voorbeeld aan de rivier en een gemeenschapshuis waar kooplui op doorreis konden overnachten.
Exclusieve waren uit Novgorod
Op zeker moment trok Rurik zuidwaarts naar de Slavische stad Gorodisjtsje. Hier, aan de bovenloop van de Volchov, kwamen de waterwegen uit de Oostzee en de twee voornaamste handelsroutes van de Vikingen – de rivieren naar de Arabische landen en het Byzantijnse Rijk – samen.
De stad lag op een heuvel, was makkelijk te verdedigen en geschikt als residentie voor een vorst. Uit vondsten van fraaie juwelen met runeninscripties, mantelspelden met drakenkoppen en armbanden met Thorsymbolen blijkt dat de Roes de stad destijds bewoonden.
Gorodisjtsje werd snel populair bij invloedrijke Slavische families, die er kwamen wonen om in het centrum van handel en macht te zitten. De Slaven bouwden hun hoeves enkele kilometers ten noorden van Gorodisjtsje, en hun nieuwe nederzetting noemden ze Novgorod.

Onder leiding van de Roes bloeide de handel en gonsde het overal van de activiteiten.
Langzaam aan nam de stad de rol van Gorodisjtsje over en werd het de plaats waar de Scandinaviërs naartoe gingen als ze oostwaarts trokken. De Scandinavische en Slavische elite kon hier de meest exclusieve waren kopen, en ook de Noorse koning Olaf Haraldsson, de latere Olaf de Heilige, haalde er fijne zijdestoffen en dure bontmantels vandaan.
Novgorod werd onder het bestuur van de Roes steeds groter, en kreeg een fraai wegennet van grenen planken. Dit bestond tot en met de 18e eeuw, toen tsarina Catharina II bepaalde dat veel Russische steden, zoals Novgorod, een nieuw stratenplan moesten krijgen.
Kiev hoofdstad
Op de handelsroute naar het zuiden gebruikten de Roes kleine, wendbare schepen waarin 10 tot 20 man pasten. De schepen waren licht genoeg om op te tillen en van de ene rivier naar de andere te dragen.
De stad Snesjdovo, een paar kilometer ten westen van Smolensk, was zo’n plek waar de Vikingen schepen over land versleepten.
Van hieruit konden ze ongehinderd over de Dnjepr naar Kiev en naar de Zwarte Zee varen. Als ze de schepen naar de nabije westelijke Dvina sleepten, konden ze zo naar de Golf van Riga.

De ervaren Vikingen hadden kleine, lichte bootjes, die ze makkelijk over land naar andere waterwegen droegen.
Om toegang te krijgen tot dit belangrijke knooppunt nam Roeshoofdman Oleg in 880 Gnesjdovo in. Rurik was het jaar ervoor overleden en omdat zijn zoon Igor minderjarig was, moest hoofdman Oleg, familie van Rurik, het rijk besturen.
Oleg vervulde zijn rol als Vikingvorst met verve, want rijk gevulde graven van krijgers met paardenresten en versierde ruiteruitrusting in brons laten zien dat Oleg beschikte over een goed toegerust gevolg van vechtlustige mannen.
Gnesjdovo was maar een tussenstop op weg naar het zuiden. In 882 kwam Oleg in Kiev aan, een nederzetting die al een paar honderd jaar bestond. De stad lag op de grens met de grote steppegebieden en werd bestuurd door een nomadenstam.
Olegs strijders stuitten er op weinig verzet en maakten de stad tot de nieuwe hoofdstad van de Roes, omringd door een onneembare vestingmuur van ruim 3 kilometer lang en 14 meter hoog. Volgens de Duitse geschiedschrijver Thietmar von Merseburg telde de stad rond het jaar 1000 maar liefst acht marktpleinen en 400 kerken.
Vikingen nemen gebruiken over
Veel tijd om van hun veroveringen te genieten namen de Roesmachthebbers niet. De stille wintermaanden gebruikten ze om in het rijk rond te reizen, om belastingen te innen en vooraanstaande Slaven te zoeken met wie ze handelsakkoorden en politieke verbonden sloten.
Toen Ruriks zoon Igor oud genoeg was om de macht van Oleg over te nemen, was de bovenlaag van Scandinaviërs en Slaven zo gemengd dat de hele aristocratie als ‘Roes’ werd aangeduid.
Al ten tijde van de jonge Igor verdween het gebruik om vorsten een Scandinavische naam te geven, en zijn zoon Svjatoslav, die tot 972 over het Roesrijk heerste, lijkt nog meer lokale zeden en gewoonten van de Slaven en steppebewoners te hebben overgenomen.
Volgens de Nestorkroniek nam hij, anders dan zijn voorouders, tent noch kookgerei mee op zijn oorlogstochten naar het oosten en het zuiden.
In plaats van het vlees te koken, zoals een Scandinaviër, sneed hij het in reepjes en bakte het, zoals men het op de steppe deed. Hij sliep onder de blote hemel en gebruikte daarbij zijn zadel als hoofdkussen.
Roes met Scandinavische vrouwen
Ook in zijn kleding en kapsel liet Svjatoslav zich door de Slaven inspireren. In tegenstelling tot zijn bebaarde en langharige verwanten was Svjatoslav gladgeschoren, zo vertelt de Byzantijnse
geschiedschrijver Leo Diaconus, die in 971 de Roesvorst aan de Donau trof.
‘Zijn hoofd was volledig kaal – slechts aan één kant hing een haarlok ten teken van zijn voornaamheid. Zijn hals was dik, zijn schouders waren breed en heel zijn gestalte was zeer imposant. Hij zag er vervaarlijk uit. In zijn ene oor had hij een gouden ring, versierd met twee parels en in het midden een robijn. Zijn kleding was wit en viel op omdat deze schoon was.’

Zowel Ibn Fadlan als Ibn Rustah vonden Vikingbegrafenissen fascinerend; beiden schreven erover.
Meningen over Vikingen verdeeld
De Oost-Europese Vikingen konden bijzonder vies maar ook uiterst schoon zijn, schrijven mensen die de noorderlingen hebben ontmoet.
De oostelijke tochten van de Vikingen zijn door chroniqueurs uit vele landen beschreven. Maar het geschetste beeld van hun uiterlijk en gedrag loopt sterk uiteen.
De Arabische diplomaat Ahmad ibn Fadlan, die de Vikingen bij de Wolga ontmoette, vond de Roes fascinerend en afschuwelijk tegelijk. De pracht en praal van hun hof bewonderde hij, maar hun gebrek aan persoonlijke hygiëne maakte hem onpasselijk.
‘Het zijn de goorste figuren die Allah heeft geschapen. Ze wassen zich niet na het plassen of poepen, noch na seksuele omgang, en wassen hun handen niet na het eten. Wat een stel wilde ezels’, schreef hij rond 920.
De Perzische geograaf Ahmad ibn Rustah leefde min of meer gelijktijdig met Ibn Fadlan en maakte in de stad Novgorod kennis met de Vikingen.
Hij was het totaal niet eens met Ibn Fadlans beschrijving van de Roes:
‘Ze hebben schone kleding en de mannen versieren zich met gouden armbanden. Ze zorgen goed voor hun slaven en hebben prachtige kleding aan, omdat ze heel nijver zijn in de handel’, schreef Ibn Rustah, maar hij onderstreepte wel dat niet alles koek en ei was in het Vikingrijk, want ‘wanneer een man ook maar één kruimel bezit, proberen zijn broer en diens vriend hem meteen te vermoorden en beroven’.
Hoewel Svjatoslav veel van de Slavische gebruiken overnam, vergaten Ruriks nakomelingen niet waar hun roots lagen. Toen Svjatoslavs opvolger, prins Vladimir, door zijn broer uitgedaagd werd, reisde hij naar Zweden om hulp. In 980 keerde Vladimir weer terug met een groot Vikingleger, dat de prins als onbetwiste heerser van de Roes in het zadel hielp.
Tijdens zijn vlucht had Vladimir de banden met Noord-Europa aangehaald. Hij trouwde met de dochter van een Scandinavisch stamhoofd en hun zonen volgden dat voorbeeld.
Zo huwde een van hen een Zweedse koningsdochter. De huwelijkstraditie tussen de vorstenfamilie van de Roes en de Noordse koningshuizen bleef tot ver in de 12e eeuw bestaan.

In 988 werd het christendom de officiële godsdienst van de Roes. Al eerder waren Vikingen bekeerd om met christenen te kunnen handelen.
Hamer van Thor werd christelijk symbool
Hoewel de Roes zich steeds meer tot het christendom bekeerden, hielden ze vast aan symbolen en goden uit hun oude vaderland.
Odin, Thor en de vele andere Scandinavische goden verhuisden mee naar het oosten. Voordat ze hun waren op de markt aanboden, brachten Scandinavische kooplui offers aan de goden en baden ze om een ‘handelsreiziger met vele dinars’, vertelt de Arabische ontdekkingsreiziger Ibn Fadlan.
Islamitische en christelijke kooplui hielden er echter niet van om met heidenen handel te drijven. Sommige Scandinavische kooplieden kregen daarom de ‘prima signatio’: een vereenvoudigde doop, waarna zij
onderricht kregen in het christendom en beloofden zich naderhand echt te laten dopen.
Zo kregen ze volledige ‘omgang met christenen en heidenen en konden ze het geloof aannemen dat hun het meest aansprak’, zo meldt de IJslandse Egils saga.
Hoewel veel Vikingen hun oude geloof aanhielden, won het christendom langzaam maar zeker terrein in de Vikingsamenleving; eerst bij de elite, daarna ook bij het gewone volk. De doop van vorst Vladimir in 988 vormde de officiële bekering van het Vikingrijk tot het christendom.
De hamer van Thor en andere bekende Scandinavische symbolen verdwenen echter niet van de ene op de andere dag. Thors hamer diende nog lang als religieuze versiering naast het christelijke kruis, bijvoorbeeld op een heuvel in de buurt van de Russische stad Susdal.
Mettertijd kreeg de hamer van Thor zelfs de status van christelijk symbool, net zoals Thor en de christelijke god voor de Roes samensmolten tot één god.
Zweden schieten te hulp
Na Vladimir was er veel interne strijd en ook rivaliteit in de Scandinavische vorstenfamilies, maar er dreigden ook andere gevaren. Op de steppen ten zuiden van Kiev woonden de Petsjenegen, een nomadenvolk dat Kiev soms aanviel en de noorderlingen de heerschappij over de rijke stad betwistte.
In 1036 zetten ze weer eens een grote aanval in. ‘Er waren ontelbaar veel Petsjenegen’, vertelt de Nestorkroniek. Maar de Vikingvorst Jaroslav, de zwager van de Zweedse koning, wist er wat op. Hij haalde een eenheid huursoldaten uit Zweden en liet deze grote en slagvaardige groep de stad verdedigen.
Uit de Nestorkroniek: ‘De Petsjenegen rukten op en de legers raakten slaags waar nu de kathedraal van de heilige Sofia staat, de Russische metropoolkerk; destijds een veld buiten de stad.
Het was een gruwelijke veldslag, en pas ’s avonds was Jaroslav aan de winnende hand. De Petsjenegen vluchtten overal heen. Ze wisten niet waar ze naartoe moesten. Sommigen verdronken in de Setoml, anderen in andere rivieren, de rest zocht elders een goed heenkomen. Ze hebben zich nooit meer laten zien.’
Historici weten niet precies welke Zweedse huursoldaten de Petsjenegen terugdreven. Wel staan er in Midden-Zweden 26 runenstenen voor mannen die onder Ingvar de Bereisde naar het oosten trokken. Volgens IJslandse saga’s reiste Ingvar in 1036 naar Jaroslavs hof af, net toen de Petsjenegen aanvielen.

Runensteen ter ere van Harald, wellicht de broer van Ingvar de Bereisde, bij een gevecht in het Roesrijk gesneuveld.
De verspreiding van de stenen wijst erop dat het om een ‘strijdtocht’ kan gaan, waar boeren zich op koninklijk bevel met een strijdmacht van schepen en mannen voor moesten melden. De stenen zijn mogelijk opgericht als eerbetoon aan de mannen van Ingvar die sneuvelden in de strijd in het Roesrijk.
Mongolen roeiden Roes uit
Onder Jaroslav werd het Vikingrijk het meest uitgestrekte en welvarende rijk van Europa. Er was een levendige handel en het ging het rijk voor de wind.
Na de dood van de vorst in 1054 raakte het Roesrijk in verval. Terwijl Jaroslavs zonen en kleinzonen streden om de macht, verschenen de Kumanen als nieuwe, sterke nomadenstam ten tonele en verdrongen de Roes.
In 1132 overleed de laatste machtige heerser van Kiev, Mstislav. Daarna verloor de stad snel aan betekenis en werd het rijk opgedeeld in kleinere vorstendommen. De Mongolen, die in de 13e eeuw plunderend door het gebied trokken, brachten het Vikingrijk de genadeklap toe.
Pas enkele eeuwen later kon het gebied dat later Rusland zou worden, zich weer ontworstelen aan de heerschappij van de Mongolen. Toen waren de meeste sporen van de Vikingtijd echter allang uitgewist. Maar vondsten van voorwerpen als gespen, ringen en grote zilverschatten zijn duidelijke getuigen van het volk dat Rusland zijn naam gaf.
Hetzelfde geldt voor de runenstenen ter nagedachtenis aan al wie rijkdom en eer zocht in het oosten. Een steen in het Zweedse Västergötland vermeldt droog hoezeer ze worden betreurd en gemist:
‘Gulle heeft deze steen opgericht voor Asbjørn en Jule, broers van zijn vrouw. Goede jongens, maar ze sneuvelden in de krijgstochten in het oosten.’

Hoofdman Rurik stichtte het grootste rijk in Europa, maar zijn nalatenschap werd later door Rusland niet erkend.
Vikingverleden was politiek incorrect
Tsaristisch Rusland noch de communistische Sovjet-Unie wilde van een Vikingvoorgeschiedenis weten. En nog altijd is onderzoek naar de Scandinavische invloed in Rusland uiterst controversieel.
Als officieel geschiedschrijver van het Russische Rijk en als lid van de Academie van Wetenschappen was Gerhard Friedrich Müller eraan gewend dat zijn publiek geboeid luisterde als hij sprak. Maar op 6 september 1749 liep het anders, toen hij in aanwezigheid van de tsaar een jubileumtoespraak hield over de geschiedenis van Rusland.
De speech wekte tumult. Müllers idee dat Rusland gesticht was door Vikingen uit het Westen was te veel voor zijn nationalistische publiek.
Dat een vreemd volk de eer kreeg voor het stichten van de natie, ging er niet in. Iemand in de zaal stond op en riep beschuldigend, in het Latijn: ‘Tu, clarissime auctor, nostrum gentem infamia afficis’ (‘Gij, infaam schrijver, maakt onze natie te schande’).
Müllers zaak kwam voor een comité dat onderzocht of zijn schrijverschap de eer van het oude keizerrijk schond. De uitkomst was rampzalig voor Müller. Zijn boeken en artikelen werden vernietigd en hijzelf werd gedegradeerd tot adjunct en mocht geen onderzoek meer doen naar de vroege geschiedenis van Rusland.
De miskende wetenschapper richtte zich op een minder explosief onderwerp: de geschiedenis van Siberië.
Later nam ook de Sovjet-Unie officieel afstand van de Scandinavische oorsprong van Rusland. Ditmaal luidde de verklaring dat de bewering dat de Vikingen Rusland gesticht hadden, ‘politiek schadelijk was, omdat deze de Slavische naties het vermogen ontzegt zelf onafhankelijke staten te stichten’.
Nog altijd is studie van de invloed van Vikingen in Oost-Europa controversieel en liggen vooral Russische nationalisten dwars. Maar tegelijk omarmen de nationalistische Oekraïners de Scandinavische geschiedenis van het gebied, omdat ze zich van het Slavische Rusland willen distantiëren.