Er bestaan sporen van de aanwezigheid van Scandinaviërs op Groenland, van hun komst rond 980 tot 400 jaar daarna. Maar rond 1400 verdwenen de Vikingen binnen de kortste keren. Nu weet een onderzoeker van Harvard wellicht waarom ze Groenland achter zich lieten.
Tussen de 14e en de 19e eeuw waren grote delen van het Noordelijk Halfrond in de greep van de zogeheten Kleine IJstijd. De winters waren langer en strenger. Op Groenland had dat grote gevolgen.
De Vikingen woonden in het laagland langs de kust, waar ze gewassen konden verbouwen en vee konden houden. Maar hun nazaten konden daar in de Kleine IJstijd niet blijven, zo denkt Marisa Julia Borreggine, PhD-onderzoeker in de aardwetenschappen aan Harvard University.