De Fenicische beschaving kwam rond 1200 v.Chr. op in het huidige Libanon aan de Middellandse Zee.
Er ontstond een aantal zelfstandige steden, zoals Byblos, Sidon en Tyrus. De bevolking deelde een taal, cultuur en manier van leven. De Feniciërs waren vooral goede scheepsbouwers en handelaren.
Hun ruime, wendbare schepen brachten eeuwenlang goederen naar hun buurlanden via een wijdvertakt handelsnetwerk dat zich uitstrekte van het zuiden van Afrika tot Engeland.
Pas toen Alexander de Grote in 332 v.Chr. Tyrus en de andere kuststeden veroverde, ging de Fenicische beschaving ten onder.

In de zelfstandige steden Byblos (1), Sidon (2) en Tyrus (3) floreerde de Fenicische beschaving.
Schepen

De brede Fenicische schepen waren ruim en lagen stabiel in het water.
Kooplui kwamen ver met geavanceerde schepen
Een vloot van grote, wendbare schepen bracht de Feniciërs en hun handelswaar naar verre oorden.
De brede, ruime vaartuigen konden maar liefst 500 ton goederen meevoeren.
Ze werden aangedreven door roeiers of een groot, rechthoekig zeil. Dat kon in de wind worden gedraaid.
Als het flink waaide, haalde een Fenicisch schip een snelheid van 5 knopen (bijna 10 km/h), waardoor het 650 kilometer aflegde in vier dagen. Uit gevonden munten blijkt dat Fenicische zeevaarders tot in Engeland kwamen.
Monopolie

De brandhoren kwam aan de Middellandse Zeekusten voor. De Feniciërs vingen de slak met een soort fuiken.
Kleurrijke slak bracht welvaart
De Feniciërs werden stinkend rijk met purper, een felbegeerde verfstof. Fenicië betekent dan ook ‘purperland’.
De kleurstof kwam uit een klier van de brandhoren (Murex brandaris), een zeeslak. De Feniciërs sneden de klieren eruit en kookten ze in zout water.
Het rook niet lekker, kostte tien dagen en er moesten enorm veel slakken gevangen worden. Er waren 12.000 brandhorens nodig voor 1,4 gram verfstof.
Maar het was het allemaal waard. Vorsten waren dol op de kleur, die meer dan zijn eigen gewicht in goud opbracht.
Het schrift

We kennen het schrift van de Feniciërs van kruiken als deze uit de 7e eeuw v.Chr.
Schrift was makkelijk te leren
Sinds ongeveer 3500 v.Chr. maakt de mens gebruik van een schrijftaal. Maar de vroegste schriften bestonden uit honderden tekens en waren lastig te leren.
Rond 1000 v.Chr. ontwikkelden de Feniciërs echter een nieuw systeem. Hun schrift telde maar 22 tekens, waarmee al hun klanken en dus woorden weergegeven konden worden.
Deze schrijftaal maakte communicatie veel makkelijker en verspreidde zich snel in het Middellandse Zeegebied. Ons alfabet, dat in de hele westerse wereld wordt gebruikt, kwam eruit voort.
Koloniën

Cyprus lag centraal op de handelsroutes door de Middellandse Zee. De Feniciërs vestigden er in de 9e eeuw v.Chr. koloniën.
Koloniën bonden handelsnetwerk aaneen
Dankzij hun vloot konden de Feniciërs kleine en grote koloniën stichten in het Middellandse Zeegebied.
Zo kwamen ze eenvoudiger aan grondstoffen en hadden ze toegang tot meer markten. Via hun bezittingen in Zuid-Spanje konden ze bijvoorbeeld zilver uit de Rio Tinto-mijnen halen, en in handelsposten op onder meer Sicilië werden luxeartikelen als glas, ivoor en textiel verkocht.
De overzeese gebiedsdelen waren in hoge mate onafhankelijk, maar maakten de Feniciërs rijk.
Vrede

Dankzij vrede bloeide de handel van de Feniciërs. Ze waren groot op het gebied van textiel, glas en voorwerpen van metaal.
Beschaving floreerde door handel
Omdat ze de handel niet in gevaar wilden brengen, hadden de Feniciërs liever diplomatie dan oorlog.
Ze voerden nauwelijks veroveringsoorlogen en namen huurlingen in dienst om hun gebieden te verdedigen.
Als een vijand hun steden bedreigde, werd het gevaar vaak afgewend door de aanvaller om te kopen. Dat deden ze toen de Assyrische koning Tiglat-Pileser in 1109 v.Chr. dreigde de Feniciërs aan te vallen.
Omdat ze zo gebrand waren op vrede, overleefde de Fenicische beschaving langer dan bijvoorbeeld die van de krijgszuchtiger Hittieten.