Wraakzuchtige Romein wil Germanen wegvagen
In 9 n.Chr. worden in het Teutoburgerwoud 18.000 Romeinse legionairs in de pan gehakt. Zeven jaar later besluit de Romeinse legerleider Germanicus gruwelijk wraak te nemen. Met bijna 80.000 man steekt hij de Rijn over om Germanië een lesje te leren.

Veldheer Germanicus voerde een genadeloze uitroeiingsoorlog in wat nu Duitsland is.
Een onheilspellend gebrul golft over de Idistavisovlakte bij de rivier de Wezer in wat nu Duitsland is. Vanuit het nabije woud stromen 50.000 Germaanse krijgers over de bedauwde grasvlakte, die ritmisch met hun speren tegen de schilden bonken en elkaar met strijdkreten ophitsen.
Enige honderden meters verderop slaat een jonge Romein in blinkend borstharnas en paarse mantel de krijgers gade.
Hij heet Germanicus, en heeft lang op dit ogenblik moeten wachten. Daarginds in het gewoel op de vlakte staat de Germaanse hoofdman Arminius, die verantwoordelijk is voor de slachting van meer dan 18.000 Romeinse soldaten in een hinderlaag zeven jaar eerder, in het jaar 9. En Germanicus heeft zich ten doel gesteld namens Rome wraak te nemen.
Rondom de jonge Romeinse veldheer staan ruim 76.000 Romeinse legionairs en hun bondgenoten. Schouder aan schouder wachten ze zwijgend het aanvalsteken af. Bijna drie jaar lang zijn de troepen Germanicus op veldtocht door de diepe wouden van Germanië gevolgd.
Te vuur en te zwaard hebben ze een oorlog gevoerd waarin geen van de partijen de ander genade heeft getoond. Nu lijkt de laatste slag nabij. De Romeinen zijn paraat. Dan komen de Germaanse krijgers in beweging en stormen brullend de vlakte over.
‘Zodra Germanicus zag dat de vijand driftig de aanval ingezet had, beval hij de ruiterij om in de flank aan te vallen,’ schrijft de Romeinse historicus Tacitus.
De slag bij Idistaviso is begonnen.

De jonge Germanicus was familie van Marcus Antonius en Augustus, die uiteindelijk elkaars aartsvijanden werden.
Zijn vader sneuvelde in Germanië
Geen Romeinse legerleider zou in zijn tijd zo bewonderd worden als Germanicus. De Romeinse historicus Suetonius schreef over hem: ‘Germanicus bezat zulke hoge lichamelijke en geestelijke deugden, dat ze nooit overtroffen zijn.’
Hij werd in 16 v.Chr. geboren als zoon van oorlogsheld Nero Claudius Drusus, die in 12 v.Chr. in opdracht van keizer Augustus de verovering van Germanië ter hand nam. In een reeks veldtochten lukte het Drusus vrijwel het hele gebied tussen Rijn en Elbe te veroveren.
Tijdens de laatste veldtocht in het jaar 9 v.Chr. brak de oorlogsheld echter zijn been bij een val van een paard, en hij overleed kort erop aan de gevolgen. Zijn zeven jaar oude zoon werd gezinshoofd en nam ter ere van zijn vader de naam ‘Germanicus’ aan.
Keizer Augustus was Germanicus’ oudoom en de vaderloze jongen groeide daarom op aan het hof, waar Augustus hem de beste leermeesters gaf. Hoe ouder Germanicus werd, hoe groter de belofte die de keizer in hem zag: ‘Hij werd zo door iedereen geacht en geliefd, dat Augustus lange tijd overwoog om hem als opvolger te kiezen,’ aldus Suetonius.
Uiteindelijk besloot Augustus echter Germanicus’ oom Tiberius als troonopvolger aan te wijzen. Maar als voorwaarde eiste de keizer van Tiberius dat deze Germanicus als zijn zoon zou adopteren. Germanicus was op dat moment 19 jaar oud, en trouwde in dat jaar met een ander lid van de keizerlijke familie, Agrippina, die door dik en dun zijn trouwe metgezellin werd.
Algauw zou blijken dat de jonge Germanicus niet alleen de gave bezat om veilig alle gevaarlijke klippen van de keizerlijke familie te omzeilen.
In 6 n.Chr. kwamen de stammen in Pannonië, het huidige Bosnië-Herzegovina, in opstand tegen hun Romeinse heersers, een opstand die zich alras over de hele Balkan verspreidde.
Tiberius, de nieuwe adoptievader van Germanicus, schoot haastig toe met het grootste deel van zijn troepen in Germanië. Maar de opstand was zo hevig dat Augustus ook een leger vrijwilligers en gewezen slaven in Rome op de been bracht en naar de Balkan stuurde.
Als leider van dit ongewone leger stelde de keizer de inmiddels 21-jarige
Germanicus aan, die nog geen enkele oorlogservaring had. De jonge Romein leerde echter snel, en hij nam met zijn bijeengeraapte leger de ene na de andere stad, en de ene na de andere vesting in.
Na drie jaar strijd was de opstand eindelijk gesmoord. Volgens Velleius Paterculus, die in de gelederen meevocht, toonde Germanicus in die strijd ‘sterke staaltjes van zijn moed’.
Maar de oorlog was nog niet voorbij of schokkend nieuws bereikte Rome.
Ramp in het Teutoburgerwoud
Terwijl Germanicus en Tiberius in de Balkan vochten, had stadhouder Publius Varus de opdracht gekregen om het veroverde gebied tussen Rijn en Elbe tot een Romeinse provincie om te vormen.
Vele stammen aldaar haatten de Romeinen en Arminius, zoon van een stamhoofd, verenigde in het geheim zes stammen en lokte Varus en drie van zijn legioenen het Teutoburgerwoud in. Hier lagen de stammen in hinderlaag, en op een teken van Arminius stortten die zich op de Romeinen. De strijd kostte aan 18.000 legionairs het leven.
Toen Augustus de onheilstijding vernam, doolde hij volgens Suetonius rond in zijn paleis terwijl hij riep: ‘Varus, geef mij mijn legioenen terug!’
Uit angst voor meer aanvallen riep hij alle troepen uit Germanië terug en trok de nieuwe grens bij de Rijn. Daarmee had Rome Germanië opgegeven.
Germanicus klom intussen op in het Romeinse bestuursstelsel en werd, nog maar 28 jaar oud, in het jaar 13 tot gouverneur van heel Gallië en de instabiele Rijngrens benoemd, met het bevel over acht legioenen, zo’n 40.000 man.
De jonge Romein was koud op zijn post of hij kreeg bericht dat Augustus na ruim 40 jaar op de troon was gestorven, en dat Tiberius was uitgeroepen tot zijn troonopvolger. Tegelijk met dit bericht kreeg Germanicus nog slechter nieuws: de legioenen aan de Rijn waren naar aanleiding van Augustus’ dood aan het muiten geslagen.
Hij liet er geen gras over groeien en ging naar het betreffende legerkamp. De muiterij bleek uitgebroken omdat Augustus de diensttijd van 16 naar 20 jaar verlengd had. Door de vele veldtochten hadden enkelen zelfs meer dan 30 jaar gediend.
Toen Germanicus in het kamp was, dromden de mannen om hem heen: ‘Sommigen grepen zijn hand alsof ze die wilden kussen, maar sabbelden er met hun tandeloze mond aan. Anderen lieten hem hun door ouderdom kromgetrokken ledematen zien,’ zegt Tacitus.
Vanaf het spreekgestoelte poogde Germanicus de mannen tot bedaren te brengen, maar ze eisten geld en wilden naar huis. Sommigen riepen dat ze hem zouden steunen als hij de plaats van
Tiberius innam. Witheet sprong hij op de grond: ‘Ik sterf liever dan trouweloos te zijn,’ riep hij volgens Tacitus en hief zijn zwaard om het in zijn borst te steken. Omstanders wisten hem tegen te houden, maar één soldaat bood brutaalweg zijn eigen zwaard aan omdat dat scherper was.
Germanicus kookte van woede maar moest bakzeil halen en de eisen inwilligen, deels met eigen geld. Toen het oproer voorbij was, bedacht de legerleider een plan dat moest voorkomen dat de soldaten weer amok gingen maken: hij zou Germanië binnenvallen en de nederlaag van het Teutoburgerwoud wreken.

Germanicus’ tactiek van snelle aanvallen over de Rijn mislukte soms. Vooral op de weg terug liepen de Romeinse troepen vaak in hinderlagen, met grote verliezen ten gevolge.
Legioenen worden losgelaten
Vele soldaten schaamden zich dat ze gemuit hadden en Germanicus zelfs bedreigd hadden, en daar maakte de legerleider gebruik van.
Hij hitste ze op tegen de Germanen, die 18.000 van hun kameraden hadden afgeslacht. In de ochtendschemering op een oktoberdag sloeg Germanicus een brug over de Rijn en trok met 12.000 legionairs en 13.000 hulptroepen het land van de vijand binnen.
Zonder bepakking repte de legermacht zich ongezien door het landschap, tot de troepen de dorpen van de stam der Marsen bereikten, waar de inwoners net feestgevierd hadden. ‘Ze lagen nog in bed en om de tafels, wachters waren er niet,’ bericht Tacitus.
Nu toonde Germanicus zijn wrede gezicht: hij deelde de troepen in vieren op, en gaf opdracht alles op hun weg te doden: ‘De dolle legioenen verwoestten het land te vuur en te zwaard in een omtrek van 50 mijl (80 km, red.), zonder aanziens van geslacht of leeftijd.’
De troepen gingen na de moordpartij naar de Rijn, maar werden ingehaald door buurstammen van de Marsen, die op wraak zonnen. In een woud vielen ze de kwetsbare achterhoede van de Romeinen aan.
Net toen het erom spande, kwam Germanicus aanrijden om zijn mannen te hergroeperen, zodat ze zonder grote verliezen over de Rijn konden ontsnappen. De veldtocht was heel effectief geweest en toen Germanicus korte tijd later in Rome was, stroomden duizenden inwoners de straat op om de held te zien die de Teutoburger afgang gewroken had. Maar Germanicus was nog lang niet klaar.
Romeinen grijpen Arminius’ vrouw
In mei 15 n.Chr. trok Germanicus weer over de Rijn, ditmaal om de stam van de Chatten een lesje te leren.
‘Ieder die zich vanwege leeftijd of geslacht niet kon verweren, werd direct gevangen of gedood,’ schrijft Tacitus.
De mannen van de stam waren over de nabije rivier ontkomen en poogden de Romeinen te beletten over te steken. Toen dat mislukte, wilden ze vrede. Germanicus weigerde, waarop ze het woud in vluchtten. Intussen staken de Romeinen hun hoofdplaats in brand.
Kort daarna kreeg Germanicus bezoek van een Germaanse boodschapper met bericht van de schoonvader van verzetsleider Arminius, Segestes.
Hij had destijds geprobeerd de Romeinen te waarschuwen voor Arminius’ hinderlaag in het Teutoburgerwoud in het jaar 9, en nu had hij Romeinse hulp nodig omdat Arminius’ krijgers zijn vesting belegerden.
In een drieste aanval trok Germanicus met een kleine keurtroep ten strijde en verjoeg Arminius’ mannen van de vesting. Toen hij Segestes ontmoette, bleek dat deze niet alleen was.
Bij hem zat zijn dochter Thusnelda, de zwangere echtgenote van Arminius. Dit was een buitenkans voor Germanicus. Niet alleen had hij nu de vrouw van zijn aartsvijand in zijn macht, ook diens ongeboren kind. Germanicus ging weer terug, en liet Thusnelda als gevangene naar Italië afvoeren.
Toen Arminius het nieuws later hoorde, hoonde hij volgens Tacitus zijn schoonvader en Germanicus: ‘Wat een heerlijke vader! Wat een groot generaal! Wat een dapper leger! Zoveel handen waren nodig om één arme vrouw weg te slepen!’, en riep de stammen op één front te vormen tegen de Romeinen. Veel stamhoofden die tot dusver aarzelden, sloten zich nu bij Arminius aan.

Het Romeinse leger was een geoliede oorlogsmachine, maar in de wouden waren de Germanen hen de baas.
Slag bij de Idistavisovlakte
Terwijl Arminius de Germaanse stammen verenigde, zette Germanicus zijn ‘blitzkrieg’ bij de Rijn voort. Intussen smeedde hij een plan voor de slag der slagen. Om zijn leger snel ter plekke te krijgen had hij 1000 schepen laten bouwen, speciaal voor ondiep water. ‘Vele met een dek waarop blijden, paarden en voorraden konden staan,’ aldus Tacitus.
In de zomer van het jaar 16 zond Germanicus de vloot met drie legioenen en proviand over de Noordzee de Eems op in het huidige Nedersaksen. Zelf trok hij met de rest van het 76.000 man sterke leger Germanië binnen. De twee legers voegden zich weer samen bij de Wezer, waar Arminius zich met 50.000 krijgers bevond.
De twee legers troffen elkaar de volgende ochtend bij een vlakte die de Idistaviso heette, nabij de oever van de Wezer. Hier had Arminius zijn leger opgesteld. Hij stond op een heuveltje met het grootste deel van zijn stamgenoten, de Cherusken, die hij bevel gegeven had eerst de aanval van de andere stammen af te wachten en daarna de helling af te stormen. T
oen de Cherusken de Romeinen in slagorde zagen, werden velen van hen echter ongeduldig. Eerst renden enkelen naar voren, daarna honderden, en ten slotte vele duizenden, ondanks Arminius’ gebrul dat ze moesten blijven staan. Woedend reed ook Arminius ten aanval.
Zodra Germanicus de vijand op zich af zag rennen zond hij de ruiterij vooruit om de vloedgolf in de flank aan te vallen. Op dat ogenblik zag hij volgens Tacitus acht adelaars, die over de vlakte zeilden. ‘Eropaf! volg de Romeinse vogels, de ware goden van onze legioenen!’ riep hij zijn mannen toe.
Vol vuur wierpen de legionairs hun speren naar de Germanen en rukten ze op met getrokken zwaard, terwijl de boogschutters de onbeschermde Germaanse lijven met een regen van pijlen doorboorden. Terwijl het voetvolk de vijand terugdrong, viel de ruiterij in de rug en flank aan.
De eerder zo overmoedige Germanen bezweken, en er brak paniek uit. Wanhopig trachtten de krijgers naar de bosrand weg te komen. Arminius vocht als een bezetene en wist enkele mannen te verzamelen om de boogschutters aan te vallen, maar moest vluchten met de andere hoofdmannen.
‘Van het vijfde uur tot ’s nachts ging het moorden door. De lijken en wapens van de vijand lagen over een gebied van 15 km verspreid,’ bericht Tacitus.
Laatste stuiptrekkingen
Ondanks de zware nederlaag wist Arminius niet van opgeven. Hij verzamelde zijn overgebleven mannen, die de dagen erop aangevuld werden door duizenden verse krijgers. Niet ver van de Idistaviso lag een wal die ooit de stam van de Cherusken van die der Angrivaren had gescheiden.
Hier zette Arminius zijn leger neer. Ook stelde hij een grote bereden eenheid verdekt op in het nabije bos. De opzet was de Romeinen tot een aanval op het voetvolk te verlokken, waarna de ruiterij de vijand in de rug kon aanvallen.
Germanicus, die Arminius op de hielen zat, was echter getipt en nam zijn maatregelen. Toen hij zijn leger opstelde voor de aanval, liet hij een deel van de infanterie de wal aanvallen om de Germanen te doen geloven dat hij in de val getrapt was. Maar een deel van de Romeinse ruiterij liet hij achter de Germaanse ruiters om rijden.
Na de stormloop op de verschansing viel de Romeinse ruiterij de Germaanse ruiters in het bos aan. De legionairs kregen echter fel weerwerk; duizenden speren daalden op hen neer. Germanicus besefte dat de tegenstand te groot was, trok zijn voetvolk terug en liet zijn boogschutters en schiettuig aanrukken.
Op zijn teken vuurden zo’n 400 schorpioenen – reuzenkruisbogen – een regen van grote pijlen af, die dwars door schilden en lijven gingen, terwijl de gewone pijlen van de boogschutters de hemel verduisterden.
Meteen daarop stuurde Germanicus zijn voetvolk er weer op af en rukte ook zelf op met twee eenheden pretorianen, Romeinse keurtroepen. Met 2000 pretorianen aan zijn zijde lukte het Germanicus en een deel van de voetsoldaten om een bres te slaan aan één kant van de verschansing. De aanblik van hun legerleider boven op de wal gaf zijn leger vleugels.
‘Germanicus rukte zijn helm af en riep tegen zijn mannen dat ze moesten doden. Hij wenste geen gevangenen.
Alleen totale vernietiging van de stam kon de oorlog beslechten,’ aldus Tacitus.
De Germaanse verdediging bezweek ten slotte en werd geslecht. Arminius had stilaan ingezien dat de slag verloren was en had te paard weten weg te komen. Germanicus heeft hem nooit weergezien. Rome had eindelijk zijn wraak gekregen.
Held van het volk wordt vergiftigd
Na Arminius’ nederlaag schreef Germanicus keizer Tiberius dat het verloren Germanië zo kon worden heroverd en dat hij dat graag op zich nam.
Maar Tiberius vond dat hij beter naar Rome kon komen om zijn triomf te vieren. Toen Germanicus aanhield, antwoordde Tiberius dat ‘hij genoeg succes en genoeg ellende had gekend’.
Volgens Tacitus kwam die afwijzing voort uit jaloezie, maar of dat klopt is ongewis. In elk geval reisde de nu 32-jarige Germanicus naar Rome, waar hem in een verguld rijtuig de huldiging van het volk ten deel viel.
Het feest was nog niet voorbij of Tiberius zond hem alweer naar het Midden-Oosten, waar onrust broeide. Met zijn vrouw zes kinderen ging Germanicus naar het oosten.
Tijdens de reis door wat nu Turkije, Armenië en Egypte is won hij ieders achting, op die van één man na. De Romeinse stadhouder in Syrië, Gnaeus Piso, deed openlijk vijandig. Al deed Germanicus zijn best om hem milder te stemmen, de verhouding tussen hen werd zo hatelijk dat Piso aankondigde uit Syrië weg te willen.
Toen Piso vertrok, werd Germanicus ernstig ziek. Volgens Tacitus verdacht hij Piso ervan hem vergiftigd te hebben: ‘Vertel mijn vader en mijn broer hoe smartelijk ik te midden van moordcomplotten heb geleden, hoe mijn leven in de ergste dood eindigt.’
Enige dagen later overleed Germanicus op 34-jarige leeftijd. Piso werd wegens moord aangeklaagd, maar pleegde zelfmoord voor de zitting.
Of hij ook schuldig was, is onbekend. Twee maanden na de dood van haar echtgenoot kwam Agrippina in Brundisium (Brindisi) aan, waar duizenden waren toegestroomd om de jonge held te eren die een nieuw tijdperk voor Rome had moeten inluiden. Een jaar later stierf ook Germanicus’ vijand Arminius bij een ruzie met een bloedverwant.

Toen Agrippina uit Syrië met de kinderen en de as van Germanicus thuiskwam, was heel Rome op de been.