Wat had Rome tegen joden?
Wat was het motief van de Romeinse keizers om de joden uit Judea te verdrijven?

De Romeinen verwoestten in 70 n.Chr. de tempel en joegen de joden Jeruzalem uit.
Het succes van de Romeinen was voor een deel te danken aan hun vermogen om onderworpen volkeren te assimileren. Maar de joden weigerden Romein te worden en werden daardoor als een bedreiging gezien.
De kiem van het probleem was vooral religieus. Volgens de Romeinse staatsfilosofie was de keizer goddelijk en had hij er recht op te worden vereerd. De meeste volkeren in het rijk aanbaden al meer goden en daar konden er nog wel een paar bij. De joden hadden echter slechts één almachtige god. Hun geloof verbood hun de Romeinse keizer als meer dan een sterfelijk mens te zien.
De tegenstellingen leidden tot enkele joodse opstanden tussen 66 en 135 n.Chr. De de joden vormden voor de Romeinen een risico voor de veiligheid van het rijk.
De rebellen werden daarom na elke opstand als slaven verkocht en over het rijk verspreid. In 135 doopte keizer Hadrianus Judea om tot de Romeinse provincie Palestina en mochten joden niet meer in Jeruzalem komen. Ze waren slechts een van de vele minderheden.