Ghigo Roli/Imageselect
Keizer Nero vermoordde zijn moeder Agrippina

Volop geweld en geen politie: Moordenaars hadden vrij spel in Rome

Een mes in je rug en gif in je eten – de Romeinen schuwden geen middel om een rivaal uit de weg te ruimen of een erfenis op te strijken. Moord was aan de orde van de dag, en iedereen moest voor zijn leven vrezen.

De moord op de steenrijke grondbezitter Sextus Roscius was het gesprek van de dag in Rome: op een ochtend in september 81 v.Chr. was hij aangetroffen in een plas bloed voor het Pallacina-badhuis.

Roscius was vanuit zijn woonplaats Ameria ten zuiden van Rome naar de hoofdstad gekomen om belangrijke kennissen te bezoeken, en voordat hij aan de terugreis begon, had hij gedineerd met vrienden.

Toen Roscius die avond vertrok, werd hij in zijn buik gestoken met een dolk. Hij overleefde de aanslag niet.

Al snel werd de zoon van Roscius verdacht, maar die had het geluk verdedigd te worden door de jonge advocaat Marcus Cicero. Tijdens het proces toonde Cicero aan dat de moord in werkelijkheid was gepleegd door twee familieleden van Roscius.

Cui bono? vroeg de advocaat – wie heeft er profijt van? Vervolgens bewees hij dat de twee familieleden een complot hadden gesmeed om Roscius te doden en zijn zoon ervoor op te laten draaien, zodat zij zijn bezittingen zouden erven.

Moord op straat in het oude Rome

Rome was een gevaarlijke stad waar niemand veilig was.

© NPL – DeA Picture Library/Bridgeman Images

Cicero had dankzij het proces naam gemaakt als de beste redenaar van Rome, maar de veroordeling van de moordenaars van Roscius was een uitzondering.

De meeste moorden bleven onbestraft, want een mensenleven was in Rome weinig waard en iedereen leek bereid om erfgenamen, politieke rivalen, minnaars of kwaadaardige slavenbezitters uit de weg te ruimen.

Moord was de oplossing voor de kleinste problemen, en in de miljoenenstad werd de daders geen strobreed in de weg gelegd.

Romeinen groeien op met geweld

De Romeinse moordcijfers illustreren hoe gewelddadig de maatschappij was. Het rijk was doordesemd van oorlog en geweld, en in de vele arena’s werd het publiek vermaakt met bloedige gevechten tussen gladiatoren en wilde dieren.

‘Je wordt gezien als een idioot als je een diner bijwoont zonder een testament geschreven te hebben.’ De satiricus Juvenalis over het uitgaansleven van Rome

Een individueel leven was weinig waard zolang de gemeenschap niet in gevaar was. Wie zich net als Sextus Roscius in het donker naar buiten waagde, moest er rekening mee houden dat zijn laatste uur geslagen had.

‘Je wordt gezien als een idioot als je een diner bijwoont zonder een testament geschreven te hebben. Er zijn zo veel manieren om te sterven,’ constateerde de satiricus Juvenalis rond 100 n.Chr.

Eerder had de auteur Livius een gewelddadige overval op twee mannen door een bende jonge rijkeluiszoontjes beschreven: ‘Omdat jonge mannen, dronken en arrogant, de nederigen en armen vaak mishandelen.’

Romulus doodde zijn broer Remus.

De stichter van Rome was volgens de legende Romulus, die zijn eigen broer vermoordde tijdens een ruzie.

© Look and Learn/Bridgeman Images

Eeuwige stad ontstond na broedermoord

Maar ook buiten de stad moesten Romeinse burgers altijd over hun schouder kijken. In een brief uit de 2e eeuw schrijft de politicus Plinius de Jongere over ene Metilius Crispus, die spoorloos verdween op de landwegen buiten Rome:

‘Of hij vermoord werd door zijn slaven of samen met hen door bandieten, weet niemand.’

Zo verdween ook een tollenaar bij de stad Philadelphia in de provincie Egypte. Zijn vrouw gaf hem volgens een papyrus als vermist op omdat niemand hem nog gezien had sinds hij zijn huis had verlaten.

Omdat de man belastingambtenaar was, konden alle inwoners van de Egyptische stad hem wel een kopje kleiner hebben gemaakt.

Massamoordenaar is uit op erfenis

De meeste moorden waren allesbehalve willekeurig, maar werden zorgvuldig beraamd. Het motief was vrijwel altijd geld, en vooral het vooruitzicht op een forse erfenis bracht het slechtste in de Romeinen naar boven.

Dat gold ook voor Statius Oppianicus, die er rond 70 v.Chr. op los moordde in de hoop rijk te worden.

Volgens de advocaat Cicero, die betrokken was bij de zaak, waren zijn zwager en schoonmoeder de eerste slachtoffers van Oppianicus. Hij had ze om zeep geholpen om de erfenis van zijn schoonmoeder te kunnen inpikken.

Het plan mislukte echter omdat vrienden en familie van de slachtoffers argwaan kregen en Oppianicus uit zijn woonplaats in Zuid-Italië verdreven.

‘Ben ik vergiftigd?’ Veelgestelde vraag aan het orakel van Astrampsychus

Daarop beraamde de moordenaar een nieuw plan: hij maakte avances naar de rijke weduwe Sassia, die vijf keer getrouwd was geweest. Ze wilde echter niet met Oppianicus in het huwelijksbootje stappen, omdat ze in het geval van zijn overlijden hun vermogen met zijn zonen zou moeten delen.

Daar wist Oppianicus wel iets op: hij vergiftigde zijn twee minderjarige zonen en cremeerde de lichamen voordat iemand ze kon onderzoeken.

Maar toen hij ook de stiefzoon van Sassia wilde ombrengen, ging het mis. Cluentius overleefde de vergiftiging en sleepte Oppianicus voor het gerecht. De moordenaar werd veroordeeld.

Na de dood van Oppianicus bleek dat hij mogelijk nog acht mensen had vermoord, onder wie zijn eigen broer en diens zwangere vrouw. Allemaal voor geld.

Oppianicus moordde het liefst met gif, en veel Romeinen waren als de dood om te worden vergiftigd.

‘Ben ik vergiftigd?’ was een van de meest gestelde vragen aan het orakel van Astrampsychus, dat de brandende vragen van de Romeinen schriftelijk beantwoordde.

De hervormer Tiberius Gracchus wordt doodgeslagen in Rome

Ook Romeinse politici waren hun leven niet zeker. Hier wordt een hervormer doodgeslagen.

© The Holbarn Archive/Bridgeman Images

Er deden ook veel geruchten de ronde over gifmoorden, zoals blijkt uit een 3e-eeuwse inscriptie op een loden plaat, die gewijd was aan de godin Demeter en in het huidige Turkije is gevonden.

Ene Antigone bezweert dat ze niets te maken heeft met de plotselinge dood van haar man.

‘En ik heb ook niet een vrouw naar de tempel geroepen en haar anderhalve mina (een plaatselijke munt, red.) betaald om hem uit dit leven te helpen,’ legt ze uit.

Straffen moeten afschrikken

Gif was slechts een van de vele moordmethoden, en vaak sloeg een moordenaar toe als de gelegenheid zich voordeed. Zo gooide een man genaamd Orpheus in de 2e eeuw zijn echtgenote Prima Florentina in de Tiber.

Dat gebeurde in de havenplaats Portus aan de monding van de Tiber, en we weten er alleen van omdat haar ouders een grafsteen voor haar plaatsten. Die was vermoedelijk niet alleen bedoeld om haar te gedenken, maar ook om de moordenaar te kijk te zetten.

Moorden bleven namelijk meestal onbestraft, want de Romeinen hadden geen recherche die verdachte sterfgevallen onderzocht. En tenzij de staat zelf in gevaar was, deden de rechtbanken ook geen onderzoek naar moorden.

Nabestaanden moesten een civiele zaak aanspannen tegen de verdachte en die uit eigen zak betalen, maar dat konden verreweg de meeste Romeinen niet.

Om potentiële moordenaars af te schrikken, golden er wel strenge straffen. De gruwelijkheid daarvan hing af van de status van de dader, maar die kon van een rots of in een rivier gegooid worden, zweepslagen krijgen, onthoofd worden of, als hij geen Romeins staatsburger was, worden gekruisigd.

In de provincies kon de gouverneur rechtspreken en elke straf opleggen die hij wilde. Toen een Romeinse burger in het huidige Spanje rond 60 n.Chr. werd verdacht van de moord op zijn jonge pleegkind, om de erfenis op te strijken, veroordeelde gouverneur Galba hem tot kruisiging.

Daarop protesteerde de man luidkeels, want Romeinse burgers mochten niet op deze gruwelijke wijze terechtgesteld worden. Dat kon de gouverneur volgens Suetonius echter niets schelen:

‘Galba deed alsof hij uit de goedheid van zijn hart de straf wilde aanpassen, maar liet daarop een kruis neerzetten dat hoger was dan de andere en liet het wit schilderen.’

Slaven waren vogelvrij

Op sommige moorden stond echter helemaal geen straf. Met een slaaf mocht je doen wat je wilde. Op elk moment bevonden zich tussen de 4,8 en 8,4 miljoen slaven in het Romeinse Rijk.

Om een opstand te voorkomen, werden de slaven kort gehouden. Als een slaaf een glas brak, kon hem dat al het leven kosten. En wie het in zijn hoofd haalde zijn meester te vermoorden, was niet de enige die straf kreeg.

In 61 n.Chr. werd de ambtenaar Pedanius Secundus omgebracht door een slaaf. De rechters bepaalden hierop dat alle 400 slaven van Pedanius geëxecuteerd moesten worden, omdat ze de moord niet hadden voorkomen.

‘Het is niet te wijten aan rationele gedachten, maar aan pure kwaadaardigheid als een heer vermoord wordt.’ Politicus Plinius de Jongere over het risico om vermoord te worden door je eigen slaven

De Romeinen waren zo bang voor hun slaven dat ze die zelfs al de doodstraf gaven als ze naar een waarzegger gingen om te vragen hoe lang hun heer nog zou leven.

Vlak na het begin van de jaartelling schreef de politicus Plinius de Oudere, toen een kennis op een haar na vermoord was door een slaaf:

‘Het is niet dat sommigen veiliger zijn, omdat ze toegeeflijk en mild zijn, want het is niet te wijten aan rationele gedachten, maar aan pure kwaadaardigheid als een heer vermoord wordt.’

Na verloop van tijd gingen de Romeinen echter anders met moord om. Na de komst van het christendom in de 4e eeuw werd het individu belangrijker. Omdat ieder mens volgens de christenen een ziel en een band met God had, telde elk leven.

Constantijn de Grote, die zich in 337 als eerste keizer liet kerstenen, stelde het strafbaar om een slaaf spontaan te doden tijdens een afranseling, en je mocht een slaaf niet meer op elke manier vermoorden.

Zo was het niet langer toegestaan om slaven levend te verbranden of van een hoge rots te gooien. Ze mochten echter nog steeds geëxecuteerd worden, maar dan op een humanere manier. En de dodelijke gevechten in de arena bleven volksvermaak in het christelijke Rome.

Pas in 438 werden gladiatorengevechten verboden.