De vondst in Buckinghamshire deed denken aan een macabere ontdekking in het Israëlische Ashkelon in 1988.
In het riool onder een Romeins badhuis troffen archeologen duizenden botten aan van 100 baby’s, en ook hier bleek dat zij pasgeboren en gezond waren.
Andere vondsten wezen erop dat het badhuis ook als bordeel dienstdeed, en dat de kinderen gewurgd waren en vervolgens in het riool waren gesmeten.
De beenderen bevestigen een luguber feit dat al lang uit schriftelijke bronnen bekend was: de Romeinen doodden veel baby’s.
De archeologische vondsten zijn uit bordelen afkomstig, maar uit een aantal teksten blijkt dat kindermoord ook onder gewone Romeinen aan de orde van de dag was.
De 1e-eeuwse satiricus Juvenalis schrijft dat kinderen ‘bij beerputten werden achtergelaten’, en de filosoof Seneca (4-65 n.Chr.) valt hem bij:
‘We verdrinken zuigelingen die ziekelijk of abnormaal zijn.’
Een legionair schrijft aan zijn vrouw: ‘Ik smeek je om goed voor ons kindje te zorgen, en als ik soldij krijg, zal ik je het geld sturen.
Als je in de tussentijd – met Gods genade – een jongen krijgt, laat hem dan leven. Maar als het een meisje is, ontdoe je dan van haar.’
Vader maakt de dienst uit
De Romeinse wet bepaalde dat de vader met zijn kind mocht doen wat hij wilde tot het twee jaar was.
Voor die leeftijd gold een kind niet als een volwaardig mens, en als het ziek, gehandicapt of van het verkeerde geslacht was – of als het gezin te arm was – mocht de vader het leven van zijn kind beëindigen.
De zogeheten Twaalftafelenwet stelde het zelfs verplicht voor vaders om ‘mismaakte kinderen te doden’ en stond hun toe om gezonde meisjes om het leven te brengen – een regeling waar veel Romeinen dankbaar gebruik van maakten.
Zelfs de meest vooraanstaande gezinnen doodden kennelijk regelmatig meisjes: uit bronnen blijkt dat ze vaak minder dochters hadden dan je zou verwachten.
Veel bekende Romeinen waren voorstanders van het doden van kinderen, omdat volgens hen het Romeinse volk er baat bij had om zich te ontdoen van de zwaksten.
Zo verdedigde de jurist Cicero de kindermoord door naar de Twaalftafelenwet te verwijzen, en de geschiedschrijver Tacitus bespotte de joden omdat zij het ‘als een doodzonde beschouwden een ongewenst kind te doden.’
Buurvolkeren waren geschokt
Het kind werd meestal in een rivier gegooid of aan een weg achtergelaten. Op deze manier zou het gezin de verantwoordelijkheid ontlopen, want de baby zou een natuurlijke dood sterven – van honger of kou.
Theoretisch konden voorbijgangers – of Romeinse goden – het leven van het kind nog redden, maar vaak waren hongerige straathonden hen voor.
‘Alle wilde dieren die mensenvlees eten, bezoeken deze plaatsen om zich aan zuigelingen tegoed te doen,’ schreef de Grieks-Joodse filosoof Philo van Alexandrië (10 v.Chr.-40 n.Chr.) over wat hij zag als een wrede gewoonte.
De kinderen die wel gered werden, eindigden doorgaans als prostituee of slaaf. Als er een tekort was aan slaven – bijvoorbeeld wanneer er een paar jaar geen krijgsgevangenen gemaakt waren – pikten slavenhandelaren gedumpte kinderen op.
Deze werden bij speciale pleegmoeders geplaatst, die ze grootbrachten tot ze oud genoeg waren om te worden verkocht.
Kindermoord bleef niet beperkt tot Rome; het verschijnsel verspreidde zich naar de Romeinse provincies, zoals de beenderen in Engeland en Israël laten zien.
Op veel plaatsen waren de bewoners fel gekant tegen het gebruik. Zo ontfermden de oude Egyptenaren zich wel over de ongewenste baby’s. Ze noemden hen naar de vindplaats, wat namen opleverde als ‘mesthoop’.
Pas in 374, toen het christendom vaste voet aan de grond had gekregen, werd de stelselmatige kindermoord verboden.