Romein schreef de Wikipedia van de oudheid
Rond 69 n.Chr. begon Plinius de Oudere met het verzamelen van alle kennis van het Romeinse Rijk. Zijn ‘Naturalis historia’ telde 37 delen en was 1500 jaar lang hét naslagwerk van Europa. Het schrijven van de ‘Wikipedia van de oudheid’ had echter fatale gevolgen voor Plinius.

Naast zijn gigantische encyclopedie schreef Plinius de Oudere 22 delen over de Romeinse oorlogen tegen de Germanen.
Bijna 2000 jaar geleden begon de Romein Plinius de Oudere met het schrijven van een encyclopedie over alles – van volkeren tot de flora, fauna, geografie en wetenschappen van de planeet.
Zijn werk ging ook over de Astomi, de ‘mondlozen’ die bij de bron van de rivier de Ganges in India wonen.
Volgens Plinius leven de Astomi ‘alleen van geuren en luchtjes, die ze via hun neusgaten binnenkrijgen. Op reis nemen ze geurige kruiden mee, zodat ze nooit voedsel tekortkomen. Van scherpe geuren gaan de Astomi dood.’
Naast verhalen en bijgeloof bevatte Plinius’ baanbrekende encyclopedie ook nuttige kennis. Eeuwenlang was zijn 37-delige werk niet alleen voor Rome, maar voor de hele westerse wereld dé bron van wetenschappelijke kennis.
Net als Wikipedia verzamelde Plinius kennis van talloze auteurs, en zijn werk wordt nog steeds gebruikt als model voor onderzoek. Maar zijn werk werd Plinius fataal.
Zijn Naturalis historia (geschiedenis van de natuur) zou vast groter zijn geweest als Plinius in 79 n.Chr. niet door zijn nieuwsgierigheid was gestorven.
Van officier tot dermatoloog
Plinius werd geboren in 23 n.Chr. in een Noord-Italiaanse familie die behoorde tot de ridderstand van het Romeinse Rijk – net onder de machtige en nog rijkere nobilitas.
Dankzij het familiefortuin kon Gaius Plinius Caecilius Secundus, zoals hij voluit heette, zich in Rome vestigen en retorica en krijgskunst studeren. Op zijn 23e begon hij zijn militaire loopbaan en werd hij als officier te paard naar Germanië gestuurd.
Toen al jeukten zijn vingers om te schrijven en bracht hij zijn eerste werk uit: een handboekje dat vertelt hoe je een speer werpt vanaf een paard. Aan de Rijn raakte Plinius ook bevriend met de toekomstige keizer van Rome, Vespasianus.
Zijn leven lang zorgden machtige vrienden ervoor dat Plinius toegang kreeg tot zeldzame boeken en grote geesten uit de oudheid.

Al maakte de Gallische vallus het werk op de akkers een stuk makkelijker, het idee sloeg niet aan in het Romeinse Rijk, waar slaven de oogst van het land haalden.
Plinius had de halve wereld gezien
Naast het citeren van meer dan 100 antieke werken, schreef Plinius ook zijn eigen observaties in Naturalis historia. En hij reisde stad en land af.
Dolfijnen werken samen met de lokale bevolking om vis te vangen, schreef Plinius over zijn ervaringen in de Gallische provincie Narbonensis (Zuid-Frankrijk).
De schrijver was zijn tijd ver vooruit wat betreft het citeren van wetenschappelijke bronnen, maar tijdens zijn vele jaren als uitgezonden officier zag hij ook veel met eigen ogen.
In Narbonensis was hij er getuige van hoe de Galliërs tarwe oogstten met een door paarden of ossen aangedreven machine. De zogeheten vallus sneed de toppen van de stengels en zorgde ervoor dat de aren in een geul vielen, zodat ze verzameld en later gedorst konden worden.
Als gezant van Rome in Hispania Tarraconensis (Spanje) was Plinius getuige van de mijnbouw van de Iberiërs, waar arbeiders ‘als vogels aan touwen hingen terwijl ze naar de rotsen pikten’.
Toen Plinius in Africa Proconsularis (Tunesië en Libië) zat, nam hij het op tegen de sabotage door de Numidiërs: ze vernielden wegen en gooiden de waterputten vol zand.
Zijn laatste standplaats was waarschijnlijk Gallia Belgica (België), dat hij prees om de vruchtbare grond en het geschikte landbouwklimaat.
Na de veldtocht in Germanië ging hij naar huis terug om zich aan de literatuur te wijden. Hij schreef lange verhandelingen over de keizers, over grammatica en idioom.
Ook praktische zaken kwamen aan bod, zoals de huidverzorging van vrouwen.
Plinius raadde aan om rimpels glad te strijken door ezelinnenmelk op het gezicht te smeren. Acne kon worden behandeld met een smeersel van boter en loodwit. Voor wonden in het gezicht hielp een warme placenta van een koe, zo vatte Plinius het goedbedoelde advies van die tijd samen.
Toen zijn oude vriend Vespasianus in 69 de macht overnam in Rome, werd Plinius gouverneur van Spanje, Zuidoost-Frankrijk en België. Nu begon hij serieus kennis te verzamelen voor zijn levenswerk.
Plinius slaapt nooit
Tijdens de 200 jaar durende Pax Romana, de meest vreedzame periode van het Romeinse Rijk, begon Plinius aan Naturalis historia. In zijn ogen betekende vrede dat het tijdperk van ontdekkingen voorbij was. De wereld stond stil en de wetenschap had haar grenzen bereikt. Daarom was het tijd om alle kennis te vergaren en ervoor te zorgen dat deze niet verloren ging voor het nageslacht.

Zeker 1500 jaar werd de ‘Naturalis historia’ gekopieerd en geciteerd. Plinius’ werk was de belangrijkste bron van kennis over flora, fauna en geneeskunde in de middeleeuwen.
Van meet af aan besefte Plinius dat dit een monumentaal werk werd – de komende 10 jaar zou Naturalis historia hem dag en nacht bezighouden.
Plinius werd gedreven door een intense nieuwsgierigheid en een bijna manische werkethiek. De doordouwer was vooral bang om zijn tijd te verdoen en geloofde dat alle uren die niet aan onderzoek werden besteed, verspild waren.
Misschien kon hij daarom niet slapen. Zijn motto was dan ook ‘vita vigilia est’ – leven is wakker zijn. En door zo min mogelijk te slapen, kon Plinius overdag zijn werk in dienst van de staat doen en ’s nachts aan zijn grote werk schaven.
Zelfs de reistijd kon worden gebruikt om te werken, en toen Plinius in zijn draagstoel door twee sterke slaven door de straten van Rome werd gedragen, liep er altijd een derde slaaf naast hem die dictaten noteerde van de ijverige auteur.
Hij zag het als een goddelijke plicht om Rome en de mens te dienen, en zo wilde hij dat het nageslacht zich hem zou herinneren.

In de Duitse plaats Xanten hebben archeologen een medaille gevonden met de inscriptie ‘Plinius, prefect van de cavalerie’. De medaille was bevestigd aan het hoofdstel van een paard en was waarschijnlijk een eerbetoon aan een dappere ruiter die onder Plinius diende.
Als de nachtbraker die hij was, werkte Plinius bij het licht van olielampjes en fakkels, gezeten in zijn leunstoel terwijl een van zijn huisslaven voorlas uit een boekrol.
Op het teken van de schrijver schreef een andere slaaf passages op. Zo liet Plinius de feiten die verzameld moesten worden in de Naturalis historia voorlezen en tegelijkertijd noteren.
Plinius beweerde dat hij 2000 werken van meer dan 100 auteurs had doorgeploegd – onder wie Aristoteles, Homerus en Mucianus. En veel van wat hij las, slikte hij voor zoete koek.
Over olifanten schreef hij: ‘Het is verbazingwekkend dat olifanten in touwen kunnen klimmen, maar het is nog verbazingwekkender dat ze weer naar beneden kunnen komen – zelfs als het touw recht naar beneden hangt.’ Consul Mucianus schrijft dat een zekere olifant het Griekse alfabet leerde en vaak het volgende opschreef: “Ik heb dit zelf geschreven, en ik heb oorlogsbuit van de Kelten geofferd.”’

Van de Romeinse schrijver Pomponius Mela (rond 43 n.Chr.) hoorde Plinius over een exotisch Nubisch volk zonder nek en hoofd.
De passage over de olifanten laat echter een baanbrekende praktijk zien, die essentieel was voor de toekomstige wetenschap: Plinius gaf aan waar hij zijn kennis vandaan haalde. Hij verwees naar zijn bronnen.
Oudste encyclopedie ter wereld
Wikipedia en Naturalis historia hebben veel gemeen. Plinius schreef dat hij kennis verzamelde uit de ‘algemene vorming’ – in het Grieks enkyklios paideia, vandaar het woord encyclopedie.
In een encyclopedie is de kennis die erin staat, afkomstig van anderen dan de auteur zelf. En dat maakt het werk van Plinius zo bijzonder: terwijl zijn voorgangers bedekte termen gebruikten zoals ‘er is gezegd’ of ‘het staat te lezen’, schreef Plinius de namen op van de auteurs bij wie hij zijn kennis had opgedaan.
Net als Wikipedia probeerde Plinius bijna alles te dekken – althans alles in de wereld van de Romeinen. De titel van het werk kan worden gezien als een beschrijving van de hele natuurlijke wereld. En onder wereld moeten we het Romeinse Rijk verstaan.
Zo werd Plinius’ werk ook patriottisch – door de rol van Rome in de wereld te koppelen aan de natuur zelf. Maar net als bij Wikipedia is er reden om Naturalis historia met een korreltje zout te nemen.
Volgens sommige geleerden is de uitdrukking ‘met een korreltje zout’ (cum grano salis) zelfs terug te voeren op Plinius, die in een recept voor een universeel tegengif schreef dat het met een korreltje zout genomen moest worden.
Andere deskundigen zien Plinius als de bedenker van de zin ‘het enige wat zeker is, is dat niets zeker is’.
Wat wel zeker is, is dat Plinius inzicht verschafte in de Romeinse mijnbouw, de specerijenhandel, kunstgeschiedenis en nog veel meer.
Plinius de Oudere stierf in 79 n.Chr., op zijn 55e. Hij is bekend onder zijn nogal vreemde bijnaam omdat de ongehuwde, kinderloze auteur zijn levenswerk naliet aan zijn neef Gaius Caecilius. En die neef werd bekend als Plinius de Jongere.

De achterneef van Plinius, Plinius de Jongere, blijft een van de belangrijkste bronnen om de dodelijke uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.Chr. te kunnen begrijpen.
Plinius stierf een heldendood bij de Vesuvius
Volgens Plinius de Jongere probeerde zijn oom mensenlevens te redden toen de Vesuvius uitbarstte en Pompeï bedolf onder de as.
In 79 n.Chr. was Plinius commandant van de Romeinse vloot in Misenum – een havenstad aan de ingang van de Baai van Napels. De schrijver was diep in gedachten toen zijn zus Plinia plotseling naar de hemel wees.
Een grote, donkere wolk steeg op uit de vulkaan Vesuvius. Plinius liet de schepen klaarmaken – zijn nieuwsgierigheid dreef hem tot verder onderzoek, maar voordat hij het anker kon lichten, kreeg hij een dringend verzoek van een vriend die 7 kilometer ten zuiden van Pompeï woonde.
De vriend vroeg Plinius om hulp om aan de vulkaanuitbarsting te ontsnappen, wat alleen via zee leek te kunnen. Hete as viel op Plinius’ vloot toen hij dichterbij kwam, maar hij gaf de schepen het bevel om door te varen. Hij zou zijn vriend nooit vinden, maar bracht de nacht door bij senator Pomponianus in Stabiae, omdat hij vanwege de sterke wind niet kon wegvaren.
De volgende ochtend, toen de senator en de wat corpulente Plinius naar de schepen renden terwijl het as regende, bezweek de beroemde schrijver. De vulkaanuitbarsting die Pompeï verwoestte eiste ook het leven van de 55-jarige Plinius.
In de jaren na Plinius’ dood legde zijn neef de laatste hand aan het thematisch georganiseerde werk. Daarna werd het veelal in kleine stukjes gekopieerd, zodat de Romeinen alleen die delen van het grote werk konden lezen die hen interesseerden.
In de 3e eeuw pikte de Romeinse auteur Quintus Gargilius Martialis bijvoorbeeld de medische inhoud van het werk eruit en gaf het uit onder de naam Medicina Plinii – Plinius’ geneeskunde.
De kruidengeneeskunde werd in de eeuwen daarna sterk beïnvloed door Plinius’ werk. Zo had hij de ‘signatuurtheorie’ beschreven, die stelt dat een plant genezend kan werken als de zichtbare symptomen van een ziekte of de oorzaak van het probleem op een plant leken.
De erwtenfamilie werd bijvoorbeeld gebruikt om schorpioenensteken te behandelen, omdat de gebogen vorm van de erwtenpeul lijkt op een schorpioenenstaart.
En bepaalde orchideeën, die er voor de Romeinen uitzagen als testikels, zouden impotentie genezen.

Orkidean ”kivekset” saattoivat Naturalis historian mukaan auttaa impotenssiin.
Van de oudheid tot de 15e eeuw werd Naturalis historia zo vaak gekopieerd dat er tot op heden ruim 200 edities bewaard zijn gebleven. Bij de komst van de drukpers was Naturalis historia een van de eerste werken uit de oudheid die werd gedrukt – de eerste keer in Venetië in 1469.
Verhalen overleven eeuwenlang
In 1492 werd het werk voor het eerst bekritiseerd omdat het te veel fouten bevatte, maar pas aan het einde van de 17e eeuw werd het serieus verworpen door vooraanstaande wetenschappers. Tot die tijd was Naturalis historia het beste en meest gebruikte naslagwerk.
Tegenwoordig gebruiken geschiedkundigen het boekwerk vooral om inzicht te krijgen in het dagelijks leven en het wereldbeeld van de Romeinen. Voor hen betekenen Plinius’ sterke verhalen minder, zoals de fabel dat in Illyrië kinderen met grijs haar werden geboren en ’s nachts het beste konden zien.
Of de fabel dat beren niet geboren worden als de dieren zoals wij ze kennen, maar als witte hompen vlees ter grootte van muizen zonder ogen of haar, en dat de moederbeer de jongen dan in de juiste berenvorm likt.