Op 1 januari 104 v.Chr. stromen de inwoners van Rome de straat op. Ze hadden niet gedacht dat deze triomftocht ooit nog zou plaatsvinden, maar nu is het toch zo ver.
Vanuit alle hoeken en gaten komen gegoede burgers, ambachtslui en zwervers tevoorschijn om een glimp op te vangen van de grootste bezienswaardigheid: de krijgsgevangene Jugurtha, volgens zijn eigen neef ‘de kwaadaardigste van alle mannen op aarde’.
Tien jaar lang heeft de woestijnkoning uit het hete Numidië in Noord-Afrika iedereen die hem dwarsboomde omgekocht, bedrogen en vermoord. Zelfs de machtige Romeinse legionairs kregen de sluwe Jugurtha niet klein. Hij is alleen gevangengenomen omdat de Romeinen uiteindelijk dezelfde vuile trucs gebruikten als de koning zelf.
Daarom is de vreugde groot als de wagens van de triomftocht vol oorlogsbuit langstrekken en de beruchte gevangene verschijnt. Iedereen steekt zijn nek uit om de 56-jarige heerser, die prachtige kleren en gouden sieraden draagt, te zien.

De Italiaan Giovanni Battista Tiepolo schilderde in 1729 hoe Jugurtha geketend door Rome werd gevoerd.
Zoals hij met zijn weelderige krullen en gouden diadeem over de geplaveide hoofdstraat van Rome loopt, de Via Sacra, ziet Jugurtha er allesbehalve uit als een verslagen man.
Alleen uit de boeien om zijn polsen blijkt dat de koning zelf geen feestje te vieren heeft. Als de stoet de Capitolijn bereikt, een van de zeven heuvels van Rome, wordt hij als enige een zijstraatje ingeleid. Zijn laatste uur heeft geslagen.
Van de talrijke vijanden van Rome heeft hij de stad het meest in rep en roer gebracht – niet met enorme legers of geniale tactieken, maar omdat hij de zwakke plek van de Romeinen kende: goud.
Jugurtha was te goed
Het verhaal van Jugurtha begon vele jaren eerder. In 146 v.Chr. versloegen de Romeinen de Noord-Afrikaanse supermacht Carthago in de Derde Punische Oorlog. Hierna groeide het naburige Numidië, een bondgenoot van Rome, uit tot een centrum van handel aan de Noord-Afrikaanse kust.
Zes jaar later werd koning Micipsa alleenheerser toen zijn twee broers stierven. Hij had twee zonen, die hem allebei zouden opvolgen, maar hij had ook een neef, Jugurtha. Die kreeg onderwijs in het paleis van de koning.

De Numidische heersers lieten onder meer dit koninklijke mausoleum in het huidige Tunesië na.
Numidische heersers waren afhankelijk van Rome
Eerst hadden de Numidische heersers zich geallieerd met de Noord-Afrikaanse grootmacht Carthago, maar in 206 v.Chr. liepen ze over naar Rome, dat voortaan de lakens uitdeelde.
206 v.Chr.
Stamhoofd wordt Romes bondgenoot
In de Tweede Punische Oorlog sluit stamhoofd Masinissa een bondgenootschap met Rome. Als dank maken de Romeinen hem koning als hun vijand Carthago verslagen is.
149 v.Chr.
Masinissa ontketent oorlog
Koning Masinissa probeert land te veroveren op Carthago. Dit leidt tot een Romeinse oorlogsverklaring aan Carthago en de Derde Punische Oorlog, die Carthago niet overleeft.
148 v.Chr.
Drie zonen delen Numidië op
Na Masinissa’s dood in 148 v.Chr. deelt Rome het rijk op en krijgen de zonen van de koning elk een deel. Maar twee van hen sterven, en het land wordt weer één onder de laatste zoon Micipsa.
118 v.Chr.
Rijk weer opgedeeld
Als Micipsa in 118 v.Chr. sterft, krijgen zijn zonen Hiempsal en Adherbal ieder een stuk van het rijk. Maar Micipsa heeft ook een deel nagelaten aan zijn neef Jugurtha.
111 v.Chr.
Rome trekt ten strijde
Jugurtha vermoordt Hiempsal, waarna Adherbal Rome om hulp vraagt. De Senaat wil dat Jugurtha en Adherbal het rijk verdelen, maar als Jugurtha in 111 v.Chr. ook Adherbal ombrengt, verklaart Rome hem de oorlog.
105 v.Chr.
Jugurtha verslagen
Na een lange oorlog verslaan de Romeinen Jugurtha in 105 v.Chr. Ze installeren nieuwe koningen, maar in 46 v.Chr. verdelen Rome en het naburige Mauretanië het rijk.
Jugurtha blonk al snel uit op het slagveld en werd zo geliefd onder de soldaten en de bevolking dat koning Micipsa bang werd dat hij té sterk werd.
Toen de Romeinse legerleider Scipio Aemilianus Micipsa in 134 v.Chr. om hulp vroeg bij de belegering van het Spaanse Numantia, kreeg de koning een idee.
‘Hij gaf Jugurtha het bevel over de Numidiërs die hij naar Spanje stuurde in de hoop dat die het slachtoffer zou worden van zijn neiging om zijn moed te tonen of van de wrede vijand,’ aldus de Romeinse schrijver Sallustius.
Maar het liep even anders. Jugurtha overleefde de oorlog en maakte zo’n indruk op de Romeinse legerleider dat hij een van diens vertrouwelingen werd. Toen de jonge oorlogsheld terugkeerde, zag Micipsa zich genoodzaakt Jugurtha te adopteren.
De koning stierf niet veel later, en in zijn testament liet hij zijn rijk na aan zijn twee zonen en Jugurtha. Maar de erfgenamen werden het niet eens, en Jugurtha beraamde een moord op de twee koningszonen Hiempsal en Adherbal – al zouden de Romeinen dat niet leuk vinden.
‘Hij had de vaste overtuiging dat alles in Rome te koop was.’ De Romeinse schrijver Sallustius over Jugurtha
Dat deerde Jugurtha echter niet, want tijdens zijn verblijf in Spanje had hij ontdekt dat de Romeinse elite vooral gedreven werd door geld. ‘Hij had de vaste overtuiging dat alles in Rome te koop was,’ aldus Sallustius.
De nacht voordat de troonopvolgers elkaar zouden ontmoeten, stuurde Jugurtha handlangers naar het verblijf van Hiempsal. Ze drongen binnen en troffen de doodsbange Hiempsal aan in de kamer van een dienstmeisje.
‘De Numidiërs deden als bevolen en brachten zijn hoofd naar Jugurtha,’ vertelde Sallustius.
Goud wint van rechtvaardigheid
Na de moord op Hiempsal vluchtte zijn broer Adherbal naar Rome om hulp te halen. Daarop stuurde Jugurtha diplomaten met tassen vol goud en zilver per schip naar de stad.
De Romeinse republiek werd bestuurd door twee consuls, die voor één jaar werden gekozen door het volk. De consuls werkten samen met de Senaat, die in principe een adviserende rol had.

De Romeinen belegerden Numantia bijna een jaar. Jugurtha vocht aan Romeinse zijde.
Jonge Jugurtha leerde de Romeinen te haten
Op jonge leeftijd werd Jugurtha naar Spanje gestuurd om het Romeinse leger te helpen. Hij zag er dat de aristocraten bereid waren alles te doen voor geld.
In 134 v.Chr. stuurde Rome de veldheer Scipio Aemilianus naar Spanje om het leger te behoeden voor een pijnlijke nederlaag. De legionairs probeerden al jaren de stad Numantia in te nemen, maar de aanvallen werden steeds afgeslagen.
Toen Scipio arriveerde, was de discipline ver te zoeken: de officieren gokten en bezochten prostituees. De generaal herstelde tucht en orde en huurde uit eigen zak meer troepen in. Daar was een eenheid uit Numidië bij, geleid door de jonge Jugurtha.
Volgens de schrijver Sallustius ontpopte Jugurtha zich als een bekwame legerleider en won hij het vertrouwen van Scipio en andere Romeinen. Maar ondanks de pogingen van Scipio hadden veel officieren nog steeds een zwak voor geld en bekommerden ze zich nauwelijks om hun eer.
Jugurtha sloeg de Romeinen uitgebreid gade, en het viel hem op dat ze makkelijk om te kopen waren, hoewel ze als onkreukbaar bekendstonden. Die kennis kwam de jonge Numidiër later goed van pas.
Maar in tegenstelling tot de consuls werden de leden van de Senaat, waar de rijkste en machtigste mannen van Rome zitting hadden, niet gekozen. Ze zaten voor het leven. Daardoor was de vergadering zeer machtig geworden en deed ze haar best om anderen buiten het landsbestuur te houden.
De leden van de Senaat kwamen uit families die naar eigen zeggen hun afstamming konden terugvoeren tot de stichting van de stad.
Jugurtha wist hoe machtig de Senaat was, en zijn afgezanten stapten met grote sommen geld naar de leden.
‘Ondanks alles won het deel van de Senaat dat geld en diensten hoger in het vaandel had dan rechtvaardigheid.’ De Romeinse schrijver Sallustius over de corrupte senatoren
Toen de Senaat stemde over de hulp aan Adherbal, vond een meerderheid van de leden – die eerst tegen Jugurtha was geweest – plotseling dat de moordenaar niets misdaan had.
‘Ondanks alles won het deel van de Senaat dat geld en diensten hoger in het vaandel had dan rechtvaardigheid,’ mopperde Sallustius.
De moord bleef onbestraft en de Romeinen besloten dat Numidië verdeeld moest worden tussen Jugurtha en Adherbal. Nu wist Jugurtha dat hij van Rome niets te duchten had. Niet veel later, in 112 v.Chr., stuurde hij zijn troepen op het leger van Adherbal af, dat verslagen werd bij Cirta (nu Constantine in Algerije).
Adherbal vluchtte met de overlevenden de stad in. Daar zaten veel Romeinse handelaren, die Cirta zo fel verdedigden dat Jugurtha een bestorming kon vergeten.
De Senaat stuurde gezanten naar Noord-Afrika om Jugurtha ertoe te bewegen het beleg te staken, maar dat liep op niets uit.
De Romeinen in Cirta, die hadden gehoord van de gezanten, dachten dat Jugurtha hen niet zou durven aan te raken als ze zich overgaven. Maar zodra de poorten opengingen, liet Jugurtha Adherbal vermoorden, waarna zijn troepen alle mannen in de stad in de pan hakten, inclusief de Romeinen.

Jugurtha vermoordde zijn aangenomen broers en werd in 112 v.Chr. alleenheerser van Numidië.
Daarom verklaarde de Senaat hem de oorlog. Het was één ding dat Jugurtha zijn aangenomen broer had vermoord, maar hij had van Romeinse burgers af moeten blijven.
Rome zon op wraak en stuurde een leger.
Invasie mislukt
De Romeinse veldtocht naar Numidië werd een gigantische mislukking. Het leger stond onder leiding van consul Lucius Bestia, die na een paar kleine zeges onverwacht vrede sloot met Jugurtha, naar verluidt omdat de koning zijn oude truc had gebruikt.
‘Zodra Jugurtha via gezanten geld bood en liet zien hoe sterk hij was, viel Bestia ten prooi aan zijn inhaligheid,’ aldus Sallustius.
De Romeinen kookten van woede. De Volksvergadering, die uit gewone burgers bestond, betichtte Bestia en andere senatoren van corruptie. De zaak werd zo hoog opgenomen dat Jugurtha een vrijgeleide werd toegezegd om naar Rome te komen en een verklaring af te leggen.

Consul Curius Dentatus nam geen steekpenningen aan.
Overwinningen maakten Romeinen hebberig
Met zijn list en bedrog liet Jugurtha zien hoe corrupt en immoreel de Romeinse staat was geworden. Volgens Sallustius was de staat veranderd ‘van de prachtigste en beste in de ergste en beroerdste’.
Sinds het ontstaan van de republiek in 509 v.Chr. achtten de Romeinen zichzelf verheven boven alle anderen. Anders dan staten die geregeerd werden door inhalige koningen, stond de republiek onder leiding van integere mannen.
Een van de grote voorbeelden was de consul Manius Curius Dentatus, die in de 3e eeuw v.Chr. de Samnieten versloeg. Die zouden hem hebben willen omkopen en kwamen met bergen goud naar zijn huis.
Toen ze hem aantroffen, was hij een biet aan het roosteren boven zijn haard. Ze boden hem het goud aan, maar hij zei dat hij liever wilde heersen over degenen die goud bezaten dan het zelf te bezitten.
Maar de onkreukbaarheid verdween. Volgens de schrijver Sallustius was de Romeinse moreel verdorven geraakt door de successen op het slagveld. Ze waren er rijk mee geworden en hadden de smaak te pakken. Wie eenmaal rijk is, heeft nooit genoeg.
Jugurtha maakte handig gebruik van deze inhaligheid, die er uiteindelijk ook voor zorgde dat het Romeinse volk zich tegen de elite keerde.
Weldra stonden de brutale Numidiërs, die kort tevoren nog vijanden waren, met een brede grijns in de Volksvergadering om iedereen aan te wijzen die ze hadden omgekocht. De aanwezigen konden Jugurtha wel schieten, maar hielden hun adem in toen de koning op het punt stond het woord te nemen.
Maar op dat moment stond een volkstribuun op en sprak zijn veto uit tegen de getuigenverklaring van de koning. Volkstribunen moesten over de belangen van het volk waken en hadden dat recht.
Jugurtha, die helemaal geen verklaring wilde afleggen, had daar handig gebruik van gemaakt. Het veto van de volkstribuun was gekocht met Afrikaans goud.
‘De mensen verlieten de vergadering nadat Jugurtha ze voor de gek had gehouden.’ Sallustius over Jugurtha’s optreden in de Volksvergadering
Het duurde niet lang of de aanwezigen hadden door wat er gaande was, maar het veto was onomkeerbaar.
‘De mensen verlieten de vergadering nadat Jugurtha ze voor de gek had gehouden,’ aldus Sallustius.
Maar de koning was nog niet klaar. Jugurtha had gehoord dat zijn neef Massiva de nieuwe Romeinse favoriet was voor de Numidische troon, en dat hij in Rome was.
In het holst van de nacht stuurde Jugurtha er een vertrouweling op af, die een paar Romeinen betaalde om de rivaal te vermoorden. Maar de huurmoordenaars verprutsten de gewaagde aanslag: een van hen werd in de kraag gevat.
Hij bekende de moord, en het duurde niet lang of het kwam uit dat Jugurtha erachter zat. Toen was de koning echter allang met de noorderzon vertrokken. Volgens Sallustius keek hij tijdens zijn vlucht om naar de machtige stad en zei hij:
‘Een stad te koop, gedoemd te vallen als ze een koper vindt.’

Jugurtha liet tijdens een bezoek aan Rome zijn eigen neef vermoorden. Op de terugweg keek hij naar verluidt om en riep: ‘Een stad te koop, gedoemd te vallen als ze een koper vindt.’
Romeins leger moet zich overgeven
Na de moord van Jugurtha trok Rome opnieuw ten strijde. Aan het hoofd van het nieuwe leger stond generaal Aulus Postumius Albinus, die evenmin partij was voor de sluwe koning. Albinus was van plan eenvoudigweg de Numidische stad te belegeren waar Jugurtha’s schatkist stond.
Maar in de winter van 110-109 v.Chr. betaalde Jugurtha een aantal ontevreden eenheden om zich in een hinderlaag te laten lokken. Na het toneelstukje moest Albinus zich met zijn leger van 40.000 man onvoorwaardelijk overgeven en Numidië binnen tien dagen verlaten.
Rome was in rep en roer toen het nieuws binnenkwam. De trotse stad, die Hannibal en zijn olifanten verslagen had en het sterke Carthago in de as had gelegd, was een schim van zichzelf en kon niet eens een simpel stamhoofd de baas. En de verantwoordelijken, allemaal uit vooraanstaande families, keerden na elke nederlaag rijker terug.

Numidië strekte zich uit van het huidige Marokko tot Libië. In het midden lag de Romeinse provincie Africa.
Woestijnkoning hield zes jaar Romeinse legers aan het lijntje
In 111 v.Chr. stuurde Rome het eerste leger naar Numidië om koning Jugurtha te straffen. Maar de ene generaal na de andere trok aan het kortste eind. Pas toen de sluwe vorst verraden werd door zijn schoonvader, viel voor hem het doek.




Generaal neemt geld aan
In 111 v.Chr. vaart legerleider Calpurnius Bestia met zijn legionairs naar de Romeinse provincie Africa. Hij valt Numidische steden aan, maar sluit vrede als Jugurtha hem omkoopt.
Rome lijdt pijnlijke nederlaag
Al een jaar na het vredesverdrag valt de Romeinse generaal Albinus Numidië binnen. In 110 v.Chr. belegert hij de stad Suthul, maar Jugurtha betaalt Romeinse eenheden om in een hinderlaag te lopen. Albinus wordt omsingeld en moet zich overgeven.
Verstoppertje in de woestijn
In 109 v.Chr. stuurt Rome verse troepen onder leiding van Quintus Metellus. Hij laat zich niet omkopen en wint twee slagen aan de rivier de Muthul, maar Jugurtha vlucht naar een afgelegen streek en brengt een nieuw leger op de been.
Jugurtha eindelijk gepakt
Na een vergeefse zoektocht van twee jaar neemt generaal Gaius Marius het over. Hij verslaat Jugurtha in twee slagen bij Cirta, en in 105 v.Chr. weet Marius zijn vijand gevangen te nemen nadat die verraden is door zijn schoonvader.
Het Romeinse volk eiste dat er koppen rolden. Een aantal leiders werd hierop verbannen wegens corruptie of ongeschiktheid.
De oorlog tegen Jugurtha werd voortgezet door consul Quintus Metellus, die weliswaar bij de oude, aristocratische garde hoorde, maar de reputatie had onkreukbaar te zijn. Hoewel Metellus verse troepen naar Afrika bracht om de discipline te herstellen, wist hij de oorlog niet tot een einde te brengen.
Er werd fel gevochten, maar zelfs na stevige Romeinse overwinningen wist Jugurtha te ontsnappen – hij kende de woestijn als zijn broekzak. En telkens bracht hij een nieuw leger op de been en vocht hij door.
Metellus kreeg de wind van voren van zijn tweede man, Gaius Marius, die net als Jugurtha als jonge officier in Spanje had gevochten tijdens de belegering van Numantia, inmiddels 26 jaar geleden.
De 49-jarige Marius kwam in tegenstelling tot Metellus niet uit een van de oude senatorenfamilies, en hoewel hij uitstekend presteerde op het slagveld, was hij telkens gepasseerd. Maar nu zag de officier zijn kans schoon.
Elite kreeg klop
Schoorvoetend gaf Quintus Metellus in 108 v.Chr. Marius toestemming om zich verkiesbaar te stellen als consul omdat hij toch nooit zou winnen. Maar Marius profiteerde van de onvrede van de Romeinen met de heersende elite.
‘Ze zeggen dat ik vulgair en onbeschaafd ben omdat ik niet weet hoe je een chique diner organiseert.’ Gaius Marius over de oude Romeinse families
In vlammende toespraken hamerde Marius erop dat hij een homo novus was, een nieuwe man die niet bij de gezapige elite hoorde:
‘Ze zeggen dat ik vulgair en onbeschaafd ben omdat ik niet weet hoe je een chique diner organiseert. Laat ze hun oude dag doorbrengen waar ze hun jonge jaren doorbrachten: aan de gedekte tafel, als slaven van hun buik en begeerte.’
De kritiek op de oude families ging erin als koek bij de Romeinen, die Marius met een grote meerderheid tot een van de twee consuls kozen.
Daarnaast besloot de Volksvergadering dat Marius Metellus moest vervangen als bevelhebber in Numidië. De aristocraat Metellus huilde van woede toen hij het nieuws kreeg. Hij was aan de kant gezet ten gunste van een ondergeschikte die niet eens het verschil kende tussen gebraden kwartel met wijnbladeren en een vette varkenslap.

Gaius Marius haatte de Romeinse elite, die zichzelf ten onrechte boven iedereen verheven achtte.
De Volksvergadering had met deze benoeming Metellus vernederd – en de Senaat, die meestal bepaalde wie de Romeinse legers aanvoerden.
In 107 v.Chr. arriveerde Marius in Numidië met het grootste leger dat ooit was ingezet tegen Jugurtha, en in de ene veldslag na de andere ondervond de koning dat zijn nieuwe tegenstander uit heel ander hout gesneden was dan de vorige. Maar de oorlog was pas voorbij als Jugurtha gevangen was.
En er was maar één manier om dat te bewerkstelligen: Jugurtha een koekje van eigen deeg geven.
Verraden door schoonvader
Jugurtha had zijn schoonvader, koning Bocchus van Mauretanië (het huidige Marokko), overgehaald hem te steunen. Mauretanië zou dan na de oorlog een derde van het Numidische grondgebied krijgen. Maar Bocchus, een voormalige bondgenoot van Rome, kreeg al snel bedenkingen.

In de oorlog tegen Rome zette Jugurtha de beroemde Numidische ruiters in, die geen zadel en teugels gebruikten.
In 105 v.Chr. stuurde de koning in het geniep diplomaten naar de Romeinen om vergiffenis te vragen voor zijn verraad. Marius zond daarop een van zijn officieren, de aristocraat Lucius Cornelius Sulla, naar Bocchus.
Sulla deelde de koning mee dat het antwoord afhing van zijn tegenprestatie, en volgens Sallustius voegde hij eraan toe:
‘Als hij de koning (Jugurtha, red.) aan de Romeinen zou uitleveren, zouden ze hem zeer dankbaar zijn.’
Bocchus leek niet te kunnen kiezen: eerst stelde hij Jugurtha voor om Sulla samen te ontvoeren en als gijzelaar te gebruiken om Rome tot vrede te dwingen. Daarna besprak hij met Sulla hoe ze Jugurtha in een hinderlaag konden lokken.
Uiteindelijk deed Bocchus of hij met Jugurtha Sulla wilde kidnappen tijdens onderhandelingen. Jugurtha vertrouwde zijn schoonvader en kwam opdagen, maar Bocchus’ mannen lagen in een hinderlaag. Ze hakten Jugurtha’s gevolg in de pan, ketenden de Numidische koning en leverden hem uit aan Sulla.
Na zes lange jaren was de oorlog tegen Jugurtha eindelijk voorbij.

Marius (zittend) beveelt Sulla (staand links) Jugurtha gevangen te nemen.
Mannen die Jugurtha klein kregen werden vijanden
Toen Jugurtha gevangengenomen was, oogstten Marius en Sulla veel lof, maar ze eindigden als aartsvijanden in de machtsstrijd van de Senaat.
Het was een onwaarschijnlijk duo dat in 105 v.Chr. een einde maakte aan de oorlog in Numidië door Jugurtha gevangen te nemen: legerleider Marius en zijn tweede man Sulla.
In politiek opzicht waren ze tegenpolen: Marius was een ‘nieuwe man’ die een broertje dood had aan de Romeinse elite, terwijl Sulla uit een oud geslacht kwam en de Senaat steunde.
Op bevel van Marius zette Sulla koning Bocchus van Mauretanië ertoe aan om diens schoonzoon Jugurtha te verraden. Maar toen Marius en Sulla terugkeerden naar Rome, begon hun vriendschap scheurtjes te vertonen.
Marius vond dat hij als opperbevelhebber de eer voor de uitschakeling van Jugurtha moest krijgen. Maar Sulla bracht daartegenin dat híj het plan had uitgevoerd. Beide mannen waren snel opgeklommen in de Romeinse hiërarchie dankzij hun actie, maar ze lagen al snel met elkaar overhoop.
Toen Marius in 86 v.Chr. stierf na zeven keer tot consul te zijn gekozen, werd Sulla uitgeroepen tot dictator en begon hij een klopjacht op Marius’ aanhangers.
Jugurtha krijgt ijzige dood
In januari 104 v.Chr. vierde de teruggekeerde Marius met lauwerkrans en purperen toga de overwinning met een grote triomftocht. Voor zijn wagen uit liep Jugurtha, de man die de supermacht bijna tien jaar te slim af was geweest.
Na de triomftocht beklommen Marius en alle anderen de Capitolijn om in de tempel aan Jupiter te offeren. Vervolgens verdwenen de deelnemers en toeschouwers om hun opwachting te maken op banketten en andere festiviteiten op kosten van de zegevierende veldheer.

Sulla’s zoon bracht na de dood van zijn vader een munt uit waarop Sulla koning Bocchus en een geketende Jugurtha ontvangt.
Het feestgedruis ontging Jugurtha. Hij werd naar de oude gevangenis van de stad gebracht, het Tullianum. Die was eeuwen eerder gebouwd als waterkelder, en de gevangenen zaten in het vochtige reservoir diep in het gebouw.
Jugurtha werd volgens de Griekse schrijver Plutarchus naar de begane grond gebracht, waar de bewakers hem de kleren van het lijf scheurden en zijn gouden oorringen uitrukten.
‘Dit is wel een vrij koel Romeins bad!’ Jugurtha nadat hij in een vochtige kelder is gegooid
Vervolgens duwden ze de naakte woestijnkoning door een gat in de vloer de oude waterkelder in. Er was nog nooit iemand uit ontsnapt, want er waren geen ramen of trappen in de cisterne en de vloer stond onder water.
Volgens Plutarchus waren de laatste woorden van de koning: ‘Dit is wel een vrij koel Romeins bad!’
Zes dagen later bezweek Jugurtha aan de honger en de kou.
Zijn voorspelling dat Rome zou vallen kwam niet uit, niet in de nabije toekomst althans. De stad bestond nog ruim 500 jaar, maar de dagen van de Romeinse republiek waren geteld.
Met zijn schaamteloze omkopingspraktijken had hij de Romeinse elite te kijk gezet. Nu wist iedereen dat ze een stelletje hebberige egoïsten waren, en de Romeinen vertrouwden de Senaat niet meer.
Gewone Romeinen pakten in de jaren daarna alle kansen die ze kregen om de elite een hak te zetten en tegenstanders van de Senaat te steunen. Zo werd generaal Gaius Marius zeven keer tot consul gekozen.
55 jaar na de dood van Jugurtha verklaarde Julius Caesar de senatoren de oorlog, waarmee hij de val van de republiek inluidde.