In 95 n.Chr. werd Sextus Julius Frontinus de baas van de Romeinse watervoorziening, en twee jaar later schreef hij een boek over aquaducten.
In De aquis urbis Romae (Over het water van de stad Rome) noemt hij onder meer de afmetingen van de goten. Zijn beschrijving was zo nauwkeurig dat de paus er in 1453 nog een aquaduct mee kon bouwen.
Rome verbruikte gemiddeld 100 tot 150 miljoen liter water per dag, dat door 11 aquaducten naar de stad stroomde.