In bad gaan is nu een intieme aangelegenheid, maar voor de Romeinen was het een sociale gebeurtenis.
Elke dag gingen de meeste vrije Romeinen naar een van de vele openbare badhuizen, waar ze zich wasten, maar ook vrienden en bekenden troffen om te kletsen of zaken te doen.
De baden zelf waren verdeeld in ruimten, die de Romeinen meestal in een bepaalde volgorde bezochten.
Een van de populairste vertrekken was het caldarium – de verwarmingskamer – waar hitte en stoom het lichaam zacht maakte, waarna de bezoekers zich onderdompelden in een warm zwembad.
Het caldarium werd verwarmd met behulp van een centraal systeem, het hypocaustum.
Dit bestond uit een grote oven of vuurvat, meestal in een aangrenzende ruimte. Slaven hielden het vuur brandend.
De hitte en rook van het vuur werden door een opening onder de vloer van de badruimte geleid, die aan de onderkant hol was. Van hieruit stroomde de warmte naar een holte tussen de bakstenen in de muur.
Het resultaat was dat de badruimte van onderen en van opzij werd verwarmd.
Om de warmte maximaal te benutten, werden Romeinse badhuizen zo gebouwd dat het caldarium altijd het dichtst bij het vuur lag.
Historici weten niet zeker hoe heet Romeinse badruimtes konden worden.
Vermoedelijk lag de temperatuur rond de 50 à 55°C.