Gladiator was volksheld bij de onderklasse
Een gladiator was een goed getrainde slaaf of krijgsgevangene die bloedige gevechten voerde in de arena. Als succesvolle gladiator was je een volksheld, vooral bij de Romeinse onderklasse.

Een gladiator leefde niet lang
De meeste gladiatoren betraden twee of drie keer per jaar het strijdperk voor 10 tot 15 minuten per keer. Om de gevechten zo lang mogelijk te rekken moesten ze het opnemen tegen tegenstanders van gelijk postuur en met evenveel ervaring. Maar zelfs de beste gladiatoren was meestal geen lang leven beschoren. De meesten haalden de tien wedstrijden niet en werden niet ouder dan 30.
Als een gladiator wilde opgeven, stak hij een vinger in de lucht, waarop het gevecht stilgelegd werd. Dan mochten de toeschouwers bepalen of de verliezer gedood moest worden of vrijkwam.
Beroemde gladiatoren:
Flamma voerde maar liefst 34 gevechten. Tot zijn dood op zijn 30e weigerde hij vier keer om vrijgelaten te worden.
Spartacus ontketende in 71 v.Chr. een slavenopstand en voerde 70.000 slaven aan in de strijd tegen de Romeinse legioenen.
Carpophorus vocht vooral tegen wilde dieren. In één gevecht doodde hij eens een beer, een leeuw en een luipaard.
Gladiatoren trainden elke dag
Alle gladiatoren woonden op een school, waar ze trainden. Ze kregen de hele dag les van oude rotten in het vak, en ’s avonds werden ze in een kleine cel opgesloten. Ze aten vooral gerst en bonen, waar ze een buikje van kregen dat hen beschermde in het gevecht.