Geniale zet van de Romeinen: Caesar verslaat de Galliërs
De laatste vrije Galliërs verschansen zich in 52 v.Chr. in de stad Alesia. Daar wachten ze op een enorm versterkingsleger en de beslissende eindstrijd tegen Julius Caesar die Europa voorgoed zal veranderen.

Zowel Caesar als zijn Gallische tegenstanders wisten dat de Slag om Alesia beslissend was. Beide partijen zetten daarom alles op alles.
‘Beide partijen beseften dat ze voor deze strijd tot het uiterste moesten gaan.’
Zo beschreef de Romein Julius Caesar het beslissende moment tijdens de slag om de Gallische stad Alesia in 52 v.Chr. Hier vochten de Galliërs hun laatste, grote strijd tegen de Romeinse bezetter die Gallië zes jaar eerder was binnengevallen.
De Slag om Alesia veranderde Europa voor altijd en bepaalde de komende 500 jaar de noordgrens van het Romeinse Rijk.
De Galliërs namen het Latijn over en werden nooit meer zelfstandig.
‘Beide partijen beseften dat ze voor deze strijd tot het uiterste moesten gaan.’ Julius Caesar over de Slag om Alesia.
De afgelopen zes jaar had Caesar elke zomer met ongeveer 40.000 soldaten een steeds groter gedeelte van Gallië veroverd. Hij maakte hierbij handig gebruik van de onderlinge strijd tussen Gallische stammen. Dat wil zeggen, hij werkte samen met sommige stammen, terwijl hij andere stammen versloeg – het zogenoemde ‘verdeel-en-heersprincipe’.
In 52 v.Chr. had Caesar Gallië feitelijk in handen; van de Atlantische Oceaan tot de Rijn, van België tot de Pyreneeën. Hij had de Nerviërs verslagen in België, de Veneti in Bretagne en de Aquitani bij de Pyreneeën. De Nerviërs hadden met 75.000 man tegen Caesar gevochten en verloren.
Vrijwel alle mannen van de stam werden vermoord. De vrouwen en kinderen werden als slaven verkocht. De Nerviërs werden simpelweg uitgeroeid. Toen beseften de Galliërs dat Caesar nu de feitelijke machthebber in hun land was. Veel stamhoofden hielden daarom geheime bijeenkomsten, waarop ze besloten om één gemeenschappelijk front te vormen tegen de Romeinen.
Hun vrijheid en zelfstandigheid stonden op het spel.
Een van hen was het stamhoofd van de Arverni, Vercingetorix. Hij was erg intelligent en werd daarom benoemd tot leider van de opstand. Vercingetorix wist dat hij de Romeinse legioenen niet op het slagveld kon verslaan. De Romeinse legionairs waren namelijk beroepssoldaten, met een goede opleiding en ijzeren discipline.

Na de verovering van Gallië voerde Caesar een burgeroorlog tegen zijn rivalen om alleenheerser van Rome te worden.
Rebellenleider voert guerrillaoorlog
De Galliërs waren, in tegenstelling tot de Romeinse legionairs, stammenkrijgers, die alleen oorlog voerden om zichzelf te verdedigen. In vredestijd werkten ze meestal als boer en ze hadden dan ook geen staand leger dat voortdurend getraind werd.
Vercingetorix verzamelde een groot leger van 50.000 tot 80.000 man, maar in plaats van een grote confrontatie met Caesar aan te gaan, voerde hij een soort guerrillaoorlog. Hij verbrandde akkers, zodat de Romeinen zich niet konden bevoorraden, en legde hinderlagen.
Caesar achtervolgde Vercingetorix door heel Gallië in de hoop om hem tot een beslissende veldslag te dwingen. En onderweg veroverde Caesar een aantal Gallische dorpen die de opstand steunden.
Bijvoorbeeld de vestingstad Avaricum, met 40.000 opstandelingen en inwoners. Volgens Caesars eigen verhaal over de Gallische Oorlog overleefden slechts 800 van hen de Romeinse invasie.
Vercingetorix, die zich buiten Avaricum bevond, besloot zich terug te trekken naar zijn hoofdstad Gergovia. Caesar volgde hem en belegerde de stad. Maar de rebellenleider verdedigde zich zo hevig dat Caesar de belegering moest opgeven en zich terugtrok.
Dat was een enorme overwinning voor Vercingetorix. Nu sloten nog meer stammen zich bij hem aan – ook stammen die eerder met Caesar hadden samengewerkt.
Een wal van 36 kilometer
Vercingetorix had nu het bevel over 80.000 soldaten en 15.000 ruiters, terwijl Caesar 11 legioenen met in totaal 55.000 soldaten en 3000 ruiters had. Vercingetorix ging ook door met zijn guerrillaoorlog en hinderlagen.
Maar toen besloot hij het grootste deel van zijn leger te verzamelen in de Gallische vestingstad Alesia, bovenaan een 300 meter hoge helling.

Voordat de veldtocht in Gallië in 58 v.Chr. begon, waren de provincies Gallia Cisalpina en Narbonensis al in Romeinse – en Caesars – handen. Even later werden Aquitania en Belgica verslagen, terwijl Midden-Gallië beetje bij beetje werd veroverd. In 52 v.Chr. was alleen Alesia nog zelfstandig. In 54 v.Chr. probeerde Caesar Britannia te veroveren, maar dat mislukte. Germania werd nooit Romeins.
Na zijn succesvolle verdediging van Gergovia dacht Vercingetorix natuurlijk dat hij diezelfde tactiek nog wel een keer kon herhalen en de legionairs opnieuw kon verdrijven. Caesar, daarentegen, zag de mogelijkheid voor een veldslag die eens en voor altijd een einde zou maken aan de Gallische Oorlog en zijn verovering van het enorme Gallië.
Hij omsingelde de stad en liet zijn soldaten een dubbele vestingwal bouwen, compleet met torens, forten en walgrachten, rond de hele helling.
Tijdens de bouw probeerden de Galliërs herhaaldelijk om uit te breken, maar ze werden steeds weer teruggeslagen. Vercingetorix gaf een paar van zijn ruiters opdracht om een versterkingsleger van Gallische stammen te verzamelen. Intussen bouwden de legionairs van Caesar verder aan de vestingwal. Die was inmiddels 16 kilometer lang geworden. Caesar wist dat de Galliërs versterkingen zouden halen en dat hij van twee kanten aangevallen zou worden.
Dus liet de legerleider nog een wal bouwen, gericht op de vlakte rondom de helling. Die wal was 20 kilometer lang. Na vijf weken was het immense bouwproject klaar.
Het was helemaal niet ongewoon dat de Romeinen zulke grote verdedigingswerken bouwden. Dat hadden ze vóór Alesia al vaker gedaan. Maar toch was dit een vreemde situatie – zelfs naar Romeinse maatstaven. Aan de ene kant belegerden ze een stad, en moesten ze zichzelf verdedigen tegen aanvallen van buitenaf.
In die tijd zou geen enkel ander volk op het idee komen om de vijand én zichzelf in te sluiten achter een enorm verdedigingswerk.

Caesar omsingelde de Galliërs en zichzelf
De Romeinse legerleider had een simpel maar ingrijpend plan. Hij sloot 50.000 Gallische krijgers op in Alesia door een 16 kilometer lange wal te bouwen rond de helling waar de stad op lag. En tegelijkertijd verdedigde hij zich tegen het Gallische versterkingsleger van 100.000 man door nog een wal van 20 kilometer te bouwen – rond zijn 60.000 soldaten.
Tijdens de bouw van de binnenste wal vielen de Galliërs herhaaldelijk aan. Maar ze werden steeds verslagen.
100.000 Galliërs kwamen aan bij Alesia. Dit versterkingsleger viel de Romeinen van buitenaf aan, terwijl hun Gallische vrienden in het belegerde Alesia van binnenuit aanvielen. Maar geen van beide legers kon door de Romeinse linies breken.
De Romeinse verschansing had een zwakke plek vlakbij de rivier, waar ze nog niet helemaal af was. 6000 Galliërs vielen op dit zwakke punt aan, terwijl de krijgers van Vercingetorix vanuit Alesia hetzelfde deden.
Dit was het beslissende moment. Caesar liet zijn ruiters het versterkingsleger van achteren aanvallen, waardoor ze dachten dat er nog een Romeins leger was gearriveerd. De Galliërs sloegen op de vlucht. De slag was gewonnen en Caesars verovering van Gallië was een feit.
100.000 Galliërs vielen Caesar aan
Het kostte de Galliërs vijf weken om een versterkingsleger te verzamelen en Alesia te bereiken. Volgens Caesar bestond het Gallische leger uit 250.000 man. Maar moderne historici denken dat dat een bewuste overdrijving van zijn kant was. Volgens hen bestond het Gallische leger uit 100.000 man; een grotere veldtocht was logistiek namelijk niet mogelijk. Er was gewoon niet genoeg graan en vee om zoveel soldaten te voeden.
Ook de omvang van Vercingetorix’ leger in Alesia is omstreden. Volgens Caesar bestond het uit 80.000 man, maar 50.000 lijkt waarschijnlijker.
In dat geval hadden de Galliërs 150.000 man en Caesar 60.000 man.
Romeinen plaatsten berenvallen
Het Gallische leger kwam op het laatste moment. Vercingetorix had vijf weken op hen gewacht en had bijna geen proviand meer.
De Galliërs hadden geen tijd te verliezen. Het versterkingsleger viel de buitenste wal aan, terwijl het leger vanuit Alesia de binnenste wal aanviel. Om bij de wal te komen, moest het versterkingsleger eerst door een ‘mijnenveld’ dat bestond uit scherpe stukken ijzer met weerhaken die de Romeinen in het gras hadden gestoken.
Na deze ijzeren pinnen hadden de Romeinen berenvallen gegraven: gaten bedekt met gras en takken, met scherpe takken in de bodem.
Daarna kwamen de aanvallers bij de walgracht, of eigenlijk twee walgrachten die gedeeltelijk gevuld waren met het water van twee rivieren. De Galliërs gooiden bossen met takken en hooi in de grachten om eroverheen te komen, terwijl ze vanuit de torens beschoten werden door de Romeinen.
Galliërs liepen een Romeins mijnenveld in
De Galliërs in Alesia konden de Romeinse linies niet doorbreken. Rondom de stad hadden de Romeinen twee grachten gegraven van 2,5 meter diep. Het zand uit de grachten werd gebruikt om een wal te bouwen, met palissades en torens. Voor de walgrachten werden de Galliërs tegengehouden door ijzeren pinnen met weerhaken, daarna door berenvallen en uiteindelijk werden ze gespietst op spitse stokken.

IJzeren pinnen met weerhaken
Berenvallen
Spitse stokken
2,5 meter diepe walgracht
Toren met speerwerpers
Aarden wal
Pas daarna bereikten de Galliërs de verschansing zelf. Maar Caesar stuurde zijn ruiters het verdedigingswerk uit, waarna ze de Gallische ruiters aanvielen. De ruiters vielen ook de Gallische voetsoldaten bij de verschansing aan, die in paniek wegvluchtten. Ook Vercingetorix’ aanval op de binnenste wal werd teruggeslagen.
Maar die nacht vielen de Galliërs opnieuw aan. Dit keer op twee plekken van buitenaf, en opnieuw viel Vercingetorix van binnenuit aan.
In het donker vielen veel aanvallers in de Romeinse berenvallen, en bij de verschansing werden ze ontvangen door een regen van speren vanaf de torens, stenen uit katapulten en grote pijlen uit kruisboogachtige wapens.
Laatste stuiptrekking van de Galliërs
De Galliërs beseften dat hun eerste twee aanvallen slecht gecoördineerd waren. Ze verkenden het terrein en vonden een plek bij de rivier waar het verdedigingswerk nog niet klaar was. Zo’n 6000 Galliërs vielen deze zwakke plek aan, terwijl de rest de verschansingen aanviel om de Romeinen bezig te houden.
Vercingetorix snapte wat zijn kameraden van plan waren en stuurde zijn mannen de helling af om de aanval bij de zwakke plek te ondersteunen.
Caesar stond op een toren en hield alles in de gaten. Vanhier uit stuurde hij versterkingen naar de plekken die het zwaarst werden aangevallen. Hij wist dat het beslissende moment was aangebroken, zoals hij later schreef in zijn boek over de Gallische Oorlog. Als de Galliërs een doorbraak zouden forceren, zou hij verliezen.
Hij koos daarom voor een afleidingsmanoeuvre. De Romeinse legerleider stuurde een paar ruitereenheden de vesting uit, die ongemerkt in een cirkelbeweging om de Galliërs bij het zwakke punt heen reden.
Ook nam hij zelf deel aan de strijd. Toen Caesars mannen hem op het slagveld zagen in zijn opvallende rode cape, deden ze nog beter hun best. Tegelijkertijd vielen de ruiters de Galliërs in de rug aan.
Veel Galliërs dachten dat de ruiters een nieuw Romeins leger waren dat net was aangekomen, en sloegen op de vlucht. De paniek verspreidde zich onder het Gallische leger, dat uiteenviel in kleine eenheden die zich terugtrokken en afdropen naar huis.
Caesar bleef hen echter opjagen en hield daarmee de paniek in stand.
Vercingetorix kreeg de ultieme straf
Het Gallische stamhoofd Vercingetorix zat nu ingesloten in Alesia, zonder voedsel en zonder hoop op nieuwe versterkingen. Hij had geen andere keuze: hij moest zich overgeven.
Caesar liet een podium bouwen, ging op een stoel zitten en verzamelde zijn officieren om zich heen.
Alle opstandelingen uit Alesia moesten naar het podium komen en hun wapens neerleggen voor de voeten van Caesar – zo ook Vercingetorix, die daarna werd afgevoerd naar Rome.

Vercingetorix moest zich uiteindelijk overgeven aan Julius Caesar. Daarna verloren de Galliërs hun zelfstandigheid. Nu was heel Gallië in Romeinse handen.
Zes jaar later werd het Gallische stamhoofd geëxecuteerd tijdens een grootse triomftocht ter ere van de oorlogsheld en dictator Caesar.
Het jaar na de Slag om Alesia werden de laatste Gallische opstandelingen verslagen. Romeinse kolonisten stroomden naar het nieuwe land, waar ze zich vestigden als handelaren en grondbezitters. Veel Gallische leiders kregen goede posities bij de Romeinse overheid en Gallië werd een Romeinse provincie – en langzaam maar zeker verving het Latijn zelfs het Keltisch dat de Galliërs ooit hadden gesproken.
Door deze verovering kwam de noordgrens van het Romeinse Rijk bij de Rijn te liggen. Ten noorden en oosten van deze grens woonden de Germaanse stammen.
Julius Cæsar werd dictator
Door zijn verovering van Gallië werd Caesar zo populair dat hij de kans greep om alleenheerser van het Romeinse Rijk te worden. Hij stak met zijn legioenen de rivier de Rubicon over en versloeg Pompeius, met wie hij eerder samen had geregeerd. Niet veel later werd hij door de senaat benoemd tot dictator.
Caesar had zijn doel bereikt.
Voorheen was het Romeinse Rijk een republiek, die geregeerd werd door consuls en senatoren. Veel hooggeplaatste Romeinen verzetten zich tegen Caesar.
In 44 v.Chr. werd Caesar vermoord door een groep samenzweerders. Na de moord ontstond er een nieuwe machtsstrijd om het Romeinse Rijk, die ermee eindigde dat Rome een keizerrijk werd onder Caesars geadopteerde zoon Augustus.