Sextus Roscius de Oudere slentert door de donkere straten van Rome, zoals zo vaak.
De avond was verlopen als andere avonden als de rijke grondbezitter uit het dorp Ameria in Umbrië de grote stad bezoekt.
Hij is in goed gezelschap en heeft flink wat wijn op. Het is al laat als hij – in opperbest humeur en in gezelschap van zijn slaven – zijn nachtelijk onderkomen opzoekt.
Maar deze avond is niet als alle andere, want Roscius zal zijn bed nooit bereiken. Hij wordt in een steegje neergestoken.
De moordenaar grist zijn mes mee en verdwijnt in het donker.
In 81 v.Chr. leidt moord niet tot veel opwinding in Rome.
Dictator Lucius Cornelius Sulla, die het rijk regeert, is bezig al zijn politieke tegenstanders uit te roeien.

De wetten van Rome veranderden voortdurend. Deze wetten zijn van circa 120 v.Chr.
Ze worden vogelvrij verklaard en hun namen komen op een officiële lijst. Zo kan iedereen hen doden en de beloning incasseren. Hun eigendommen vervallen aan de staat.
Veel Romeinen maken van deze roerige periode gebruik voor persoonlijke wraakacties of om roofmoorden te plegen.
De anderen houden zich gedeisd. Wie niet bij de moorden betrokken is, neemt de wetteloosheid voor lief om te kunnen overleven.
Ook de rechterlijke macht houdt zich stil, de rechters vrezen Sulla’s toorn. In hun uitspraken houden ze rekening met zijn belangen.
Onschuldige man in problemen
Toch baart de moord op Roscius opzien. Al snel wordt zijn zoon, Sextus Roscius de Jongere, verdacht.
Familie staat in Rome in hoog aanzien en vadermoord staat bijna gelijk aan godslastering. De dader wacht de doodstraf en zijn nageslacht zal voortleven in grote schande.
Het leven van Sextus de Jongere verandert in een nachtmerrie.
Nog voor de begrafenis van zijn vader wordt hij uit zijn huis gezet: zijn vader stond op de dodenlijst van Sulla en op zijn 13 landgoederen is beslag gelegd. Ze worden geveild, de opbrengst gaat naar de staat.
De landgoederen zijn negen miljoen sestertiën waard, maar op de veiling brengen ze slechts 2000 sestertiën op. De koper is Chrysogonus, een vrijgelaten slaaf met nauwe banden met Sulla.
‘Verlos de staat van deze uitwassen, geachte rechters.’ Marcus Tullius Cicero
Sextus is wanhopig. Hij besluit naar Rome te gaan, waar hij onderdak vindt bij Caecillia Metella, een invloedrijke vrouw, die familie is van Sulla’s echtgenote en een goede vriendin was van de vermoorde Sextus Roscius de Oudere.
In Rome is Sextus even veilig, maar rust krijgt hij niet. Al snel verneemt hij dat hij is aangeklaagd voor de moord op zijn vader. Hij moet voor de rechtbank op het Forum Romanum verschijnen.
Caecillia Metella probeert Sextus te helpen. Ze neemt de beste advocaten van Rome in de arm. Sextus Roscius de Jongere zweert bij hoog en bij laag dat hij in de nacht van de moord thuis in Ameria was, waar hij in afwezigheid van zijn vader op het landgoed van de familie paste. Maar het helpt hem niet.
Als de advocaten horen dat Chrysogonus erbij betrokken is, trekken ze zich direct terug. Chrysogonus knapt het vuile werk voor Sulla op, zo weten ze, en ze willen geen conflict met de dictator.
Deze lafhartige houding is rampzalig voor Sextus, want zonder advocaat kan hij zich niet verdedigen.
Volgens de Romeinse rechtspraak mag de beklaagde zelf namelijk niets zeggen bij een rechtszitting.
Ten einde raad wendt Caecillia Metella zich tot de 26-jarige Marcus Tullius Cicero. Hij heeft de wetten bestudeerd en noemt zich advocaat, maar heeft nog nooit een strafproces gevoerd.
Aanklager neemt het woord
Op de dag van het proces puilt het Forum uit van de mensen. In Rome zijn rechtszaken het toppunt van vermaak, net als gladiatorengevechten en paardenrennen.
De vermeende vadermoordenaar in de beklaagdenbank trekt veel bekijks.
Duizenden mensen kijken reikhalzend uit naar deze onbeschaamde moordenaar, die deemoedig wegduikt onder die nieuwsgierige blikken.
De aanklager, de ervaren en welbespraakte Gaius Erucius, oogt zeker van zijn zaak.
Het motief is duidelijk, vindt hij. Sextus voelde zich afgewezen, omdat zijn vader plezier ging maken in Rome, terwijl hij zich in Ameria in het zweet moest werken op het land.
Dat zijn vader hem onlangs onterfde, was de druppel die de emmer deed overlopen. En Erucius heeft getuigen:
Titus Roscius Magnus, familie van het slachtoffer, die voor de rechtbank beweert dat hij een vertrouweling van Roscius was. Magnus neemt plaats in de getuigenbank en bevestigt gretig de bewering van Erucius dat Sextus een slecht karakter heeft en in ongenade was gevallen bij zijn vader.
Het ziet er voor Sextus somber uit. Zijn enige hoop is dat de onervaren Cicero de rechters van zijn onschuld overtuigt. Die kans is minimaal, denkt hij.
‘Geachte rechters. Er is slechts één uitweg voor Sextus Roscius en de republiek: uw welwillendheid en genade!’ Marcus Tullius Cicero
Voorafgaand aan de rechtszaak verzamelde Cicero informatie hij stuitte op vele vragen: hoe kon Sextus Roscius de Oudere bijvoorbeeld op de dodenlijst van Sulla staan, als hij een medestander van de dictator was? En hoe kon Chrysogonus de eigendommen van Roscius voor een habbekrats kopen?
Van alle betrokkenen heeft Sextus het minst van de moord op zijn vader geprofiteerd, denkt Cicero.
Tijdens zijn onderzoek formuleert hij de vraag die nog altijd centraal staat in elk politieonderzoek: ‘Cui bono?’ – wie profiteert van het misdrijf? Wie heeft een motief?

‘Cui bono?’
De vraag cui bono? – wie profiteert? – nam Cicero over van de Romeinse
consul en censor Ravilla, rechter in een zaak over de publieke moraal. Nadat
Cicero deze vraag in de rechtszaak tegen Sextus Roscius de Jongere stelde maakte deze voortaan deel uit van elk later politieonderzoek.
Ooggetuigen moeten zwijgen
De simpelste oplossing zou zijn om Roscius’ slaven als getuigen op te roepen.
Zij waren samen met hun meester in Rome toen hij werd vermoord.
Ze zouden de moordenaar kunnen identificeren, of met een beschrijving kunnen komen die de zoon zou vrijspreken.
Maar de slaven zeggen niets – Chrysogonus heeft hen overgenomen en hun een spreekverbod opgelegd.
Cicero besluit hoog spel te spelen en Magnus op te roepen, de getuige van de aanklager.
Aan de hand van diens verklaring kan Cicero bewijzen dat Magnus in Rome was.
Cicero noemt hem ‘een oude gladiator’ – de Romeinse term voor vechtersbaas.
En dat niet alleen, benadrukt Cicero, Magnus was ook verrassend snel op de plaats van het misdrijf.
Het lichaam was zelfs nog warm toen hij een boodschapper naar Ameria stuurde om het nieuws over te brengen aan zijn medeplichtige familielid Titus Roscius Capito – niet aan de zoon van het slachtoffer, Sextus.
Die boodschapper had bovendien de bebloede dolk bij zich als bewijs.
Cicero schokt rechtbank
Hiermee is Sextus nog niet vrij, maar Cicero heeft meer verrassingen in petto.
Triomfantelijk toont hij de dodenlijst met de namen van de vogelvrijverklaarden.
De naam van Roscius de Oudere staat erop, maar het blijkt dat deze vier dagen na zijn dood is toegevoegd!
Het doodvonnis is ondertekend door niemand minder dan Chrysogonus.
Het publiek op het Forum is perplex, de zaak heeft een onverwachte wending genomen.
‘Ze dachten dat hij geen advocaat aan zijn kant zou krijgen. Maar hij heeft de waarheid aan zijn zijde.’ Marcus Tullius Cicero
Cicero zet de gebeurtenissen na de moord vervolgens uiteen: Magnus en Capito zonden Chrysogonus een bericht met het voorstel samen te werken.
Ze maakten gewag van de rijkdom van Sextus Roscius de Oudere en vroegen om hulp bij het uitschakelen van zijn erfgenaam. ‘Geachte rechters, ik zal u niet langer vermoeien: een complot werd gesmeed’, concludeert Cicero.
Op de veiling van Roscius’ bezittingen zorgden de drie ervoor dat niemand durfde te bieden en dat Chrysogonus ze goedkoop kon krijgen. Als dank voor de samenwerking gaf hij Capito drie boerderijen en benoemde hij Magnus tot beheerder van de overige landgoederen.
Iedereen op het Forum Romanum kent de reputatie van de gewelddadige Chrysogonus, die alleen bevelen van Sulla opvolgt. De commotie is groot. Maar Cicero weet Sulla handig buiten de aanklacht tegen Chrysogonus te houden. De dictator heeft het zo druk met belangrijke zaken, dat hij ‘amper tijd heeft om adem te halen’, aldus Cicero. ‘Niet gek dat er iets aan zijn aandacht ontsnapt.’
De toehoorders zijn er nog niet gerust op. Het is heel wat om te stellen dat Chrysogonus onder één hoedje speelt met de moordenaars en deel uitmaakt van een samenzwering om een paar boerderijen te bemachtigen.

Het oordeel is geveld: advocaat Cicero voorkwam door logisch redeneren en zijn redenaarstalent dat zijn cliënt werd veroordeeld voor moord op zijn vader.
De machtige Chrysogonus kan Cicero door een handgebaar al laten doden. Maar Cicero is nog niet klaar.
Hij is er achter gekomen dat de burgers van Ameria een delegatie naar Sulla hebben gestuurd met het verzoek de naam van Roscius van de dodenlijst te halen.
Als dit gebeurd was, dan was zijn naam gezuiverd en was de zoon erkend als rechtmatige erfgenaam.
Maar deze delegatie is nooit bij Sulla aangekomen, verklaart Cicero.
Chrysogonus hield haar voor het huis van de dictator tegen en beloofde de kwestie op te lossen.
De jonge Sextus vormde nu een serieuze bedreiging voor het complot. Chrysogonus besloot samen met Magnus en Capito gerechtelijke stappen te nemen om van Sextus af te komen.
Ze huurden aanklager Erucius in om het proces te voeren – en met een vadermoordenaar in het beklaagdenbankje kon het niet misgaan.
De rechters zouden Sextus de dood in sturen, dachten de drie.
Angst onder rechters
Chrysogonus, Magnus en Capito dachten dat hun plan niet kon mislukken, omdat geen enkele advocaat de zaak van Sextus zou willen aannemen.
‘Ze dachten dat hij geen advocaat aan zijn kant zou krijgen. Maar hij heeft de waarheid aan zijn zijde’, stelt Cicero vast, waarna hij de vraag stelt die de zaak op scherp zet: ‘Cui bono?’
Wie heeft er baat bij de moord?
Cicero antwoordt zelf: ‘Het zijn de eisers die zich het bezit van deze man hebben toegeëigend. Het zijn de eisers die er belang bij hadden dat zijn vader werd vermoord. Roscius’ dood heeft Sextus slechts verdriet en armoede gebracht.’
De bewijzen liggen op tafel. Ze lijken overtuigend, maar Cicero durft er niet op te vertrouwen. Hij oefent in zijn slotpleidooi druk uit op de rechters, die zelf grondbezitter zijn en een potentieel doelwit van mannen als Chrysogonus: ‘Geachte rechters. Er is slechts één uitweg voor Sextus Roscius en de republiek: uw welwillendheid en genade!’
Geweld en onrecht hebben Rome al veel te lang geregeerd. Nu is het genoeg, vindt Cicero. Hij doet een appel op hen: ‘Verlos de staat van deze uitwassen, geachte rechters.’
De woorden van Cicero vinden weerklank in de menigte. De rechters voelen de woede toenemen. Cicero heeft hen voor een dilemma geplaatst: ze kunnen Sextus vrijspreken en riskeren daarmee Sulla’s toorn, of Sextus veroordelen en hun onkreukbaarheid verliezen.
Ze staan onder grote druk. Hun eer en leven staan op het spel als Cicero niet garandeert Sulla erbuiten te laten.
Vol twijfel schrijft elke rechter zijn vonnis op een lei. Het publiek wacht in spanning als de president van de rechtbank de stemmen telt. Dan pakt hij een lei om de uitspraak op te schrijven.
De president draait de lei langzaam om en laat een A – van Absolvo, vrijspraak – zien. Sextus kan het haast niet bevatten, en de toeschouwers op het Forum juichen. Het recht heeft gezegevierd. Sextus is een vrij man.
Naschrift
Het artikel over de moord op Sextus Roscius de Oudere stoelt op de redes die Cicero in 81 v.Chr. bij de rechtszaak op het Forum hield. Zijn slaven hebben ze opgeschreven en bewaard.