De Romeinen dweepten met de veroveraar Alexander de Grote.
Zo ook Octavianus, de latere keizer Augustus, die in 30 v.Chr. in het Egyptische Alexandrië graag het lichaam van de Macedonische koning wilde zien.

In juni 323 v.Chr. stierf Alexander de Grote op 32-jarige leeftijd aan een mysterieuze ziekte.
Het gebalsemde lijk lag toen al 250 jaar in een mausoleum en was niet meer in al te beste staat, hoewel het goed geconserveerd zou zijn geweest voor zijn ouderdom.
Volgens de schrijver Cassius Dio kon Octavianus het niet laten om eraan te zitten, met als gevolg dat Alexanders neus afbrak.

In 44 v.Chr. nam Octavianus de macht over het Romeinse rijk van Julius Caesar over.
Een paar eeuwen later verdween het lichaam van Alexander spoorloos, maar de neus was dus als eerste weg.