2. Fitnessdrankje hielp tegen letsel
Als zijn lijf onder de blauwe plekken zat, nam de gladiator een drankje van as en azijn in.
Volgens de natuurhistoricus Plinius de Oudere hadden gladiatoren een uniek middel om te herstellen van een zware training of een gevecht.
Ze dronken een mengsel van water, as en azijn, dat geholpen zou hebben tegen buikkramp en blauwe plekken. Recent onderzoek toont aan dat de as veel calcium bevatte en daardoor een gunstig effect had.

Calcium is noodzakelijk voor het herstel van de botten, en daarom bracht het asdrankje gehavende gladiatoren weer op de been.
In 2014 bleek uit onderzoek van 22 skeletten van gladiatoren dat hun calciuminname bijna twee keer zo hoog lag als die van de gemiddelde Romein.

3. Volop dodenriten in de arena
De voorloper van het gladiatorengevecht ontstond in de 3e eeuw v.Chr.: bij Romeinse begrafenissen werden twee slaven gedwongen tot de dood te vechten.
Volgens de Romeinen werd de ziel van de overledene gezuiverd als er bloed vloeide tijdens de plechtigheid.
De gevechten werden zo geliefd dat ze ook bij andere speciale gelegenheden plaatsvonden. Het verband tussen de gevechten en de dood bleef echter in stand, wat bleek uit een aantal rituelen in de arena.
Lafaards werden met knuppel bewerkt
Een gladiatorengevecht ging niet alleen om de winst, maar ook om de eer. Een gladiator die het had uitgeschreeuwd van de pijn of om zijn leven had gesmeekt, werd als een lafaard gezien.
Als zo’n eerloze strijder verloor en doodverklaard werd, rende een slaaf de arena in om zijn schedel met een knuppel in te slaan.
Dan werd de dode de arena uit gesleept. Van een gewonde gladiator die eervol had gevochten, werd buiten het blikveld van het publiek de keel doorgesneden.
Slaven waren uitgedost als god van de dood
Volgens bronnen zagen de slaven die dode gladiatoren moesten afvoeren eruit als god van de dood om te benadrukken dat niet alleen het lichaam, maar ook de ziel uit de arena werd gehaald.
Vaak waren slaven verkleed als Dis Pater, de Romeinse god van de onderwereld, maar er zijn ook voorbeelden van slaven die de Egyptische god Anubis of de Etruskische demon Charun moesten voorstellen.
Dode gladiatoren werden door de Porta Libitinensis naar buiten gesleept. Die naam verwees naar de Romeinse godin van begrafenissen, Libitina.

4. Veganistisch eten maakte dik
Uit onderzoek van skeletten van gladiatoren blijkt dat de beste strijders vooral veganistisch aten.
Schrijvers als Plinius de Oudere en Tacitus en de arts Galenus bevestigen dit. Volgens hen bestond gladiatorenkost met name uit bonen en gerstepap, vermoedelijk omdat dit plantaardige voedsel rijk is aan koolhydraten en eiwitten.
Sommige historici noemden gladiatoren zelfs hordearii – ‘gersteters’. Deze graansoort had een slechtere naam dan tarwe en werd onder meer gebruikt om legionairs te straffen die zich hadden misdragen.
Maar gerst was volgens de Romeinen wel goed voor de spieren.
De eiwitrijke kost kan ook een praktisch doel hebben gehad: de gladiatoren kregen er een beschermend vetlaagje rond hun buik van, dat de kans dat organen beschadigd raakten verminderde.
Het publiek wilde bloed zien, en als een gladiator in staat was om met bloedende wonden door te vechten, werd de strijd nog een stuk spannender.

5. Gladiatoren woonden in gevangenis
Officieel hadden gladiatoren geen rechten en leefden ze als slaven in een kazerne of school, een ludus. Ze kregen er training van oud-gladiatoren.
De school was een soort gevangenis: elke avond werden de mannen opgesloten in een krappe cel.
Op slechts 200 meter afstand van het Colosseum stond de grootste gladiatorenschool van het Romeinse Rijk: de Ludus Magnus.
Die bood plaats aan 2000 gladiatoren en was via een lange onderaardse tunnel met het Colosseum verbonden. Zo konden de gladiatoren rechtstreeks naar de arena en was ontsnappen onmogelijk.
De dagelijkse training was openbaar en vond plaats in een speciale lesarena, waar 3000 toeschouwers in konden.
Omdat er volop gegokt werd op de uitkomst van gevechten, kwam het publiek de gladiatoren beoordelen.
6. Twee scheidsrechters zagen toe op bloederige strijd
Gladiatorengevechten waren georganiseerd en werden betaald door een editor: de keizer of een hoge ambtenaar.
Ze waren zijn geschenk aan de toeschouwers, die gratis naar binnen mochten. De editor gebruikte de gevechten om zich geliefd te maken, en het was dan ook niet zo belangrijk dat één gladiator snel en overtuigend won: entertainment stond voorop.
De bewapening van de gladiatoren verschilde, maar elk type had zijn zwakke punten.
Voor het publiek was er niets aan als een gladiator niet op volle kracht kon vechten omdat hij gewond was aan een arm of been.
Maar als zijn bovenlichaam onbeschermd was, was het des te spannender, want dan kon het gevecht met één welgemikte uithaal beëindigd worden. Er vochten nooit twee gladiatoren van hetzelfde type tegen elkaar. Een wedstrijd tussen een thraex en een murmillo was het populairst.
Twee scheidsrechters zorgden ervoor dat de gladiatoren alleen hun eigen wapens gebruikten en niet bijvoorbeeld een vinger in het oog van de opponent staken.
Een gladiator wilde zijn tegenstander niet doden, maar alleen zo zwaar verwonden dat hij opgaf. Dan mocht de editor beslissen of de verliezer in leven bleef.
Vaak peilde hij de stemming bij de toeschouwers. Als de meesten ‘Missos!’ (uitgang) riepen, vond het publiek dat de verliezer mocht blijven leven. ‘Iugula!’ (snij zijn keel door) was de andere mogelijkheid.
Daarna toonde de editor zijn besluit met zijn duim. Wees die omlaag, dan werd de verliezer gespaard.
Als de duim omhoog ging, moest de gladiator worden gedood, maar in de 1e eeuw eindigde maar 10 procent van de gevechten met de dood.






Een gladiatorengevecht was geen barbaars bloedbad, maar verliep volgens vaste regels. Strenge scheidsrechters deden hun best het publiek een spannend gevecht te bezorgen.
Op de beste plaats zat de organisator van het gevecht, de editor. In het Colosseum was dat meestal de keizer. Hij bepaalde het lot van de verliezer, maar liet zich wel beïnvloeden.
Als een gladiator verslagen was, keek de winnaar naar de editor om te laten zien dat hij op het besluit van de organisator wachtte.
Als een verslagen gladiator de winnaar recht aankeek zonder te knipperen, gold hij als dapper en werd hij mogelijk gespaard.
Met zijn vingers gaf een gladiator aan dat hij opgaf. Daarna wachtte hij het oordeel van de editor en het publiek af.
Vestaalse maagden waren priesteressen van de staatsreligie. Zij stonden hoog in aanzien en hadden hun eigen plaats in het Colosseum.

7. Vrouwen smulden van sekssymbolen
De mannen van de Romeinse elite keken neer op de gladiatoren, maar de dames verafgoodden de dappere strijders.
Gladiatoren stonden onder aan de sociale ladder, op hetzelfde niveau als prostituees, maar voor vrouwen was de combinatie van spierbundels en moed onweerstaanbaar.
In Pompeï is graffiti gevonden van de gladiator Celadus, die zichzelf beschreef als ‘degene naar wie de dames smachten’. Een ander noemde zichzelf ‘hij die de meisjes ’s nachts in zijn net vangt’.
De Romeinse gladiatoren stonden bekend om hun libido, en hun zweet en bloed werden verkocht als afrodisiacum in flesjes met hun naam erop.
De Romeinse dichter Ovidius beval gevechten aan als de beste plek om vrouwen te ontmoeten, want de tribunes zaten er vol mee en de sfeer was ontspannen.
De satiricus Juvenalis vertelde over de echtgenote van een senator die een affaire met een gladiator zou hebben gehad.
Volgens de schrijver was de gladiator oud en lelijk. ‘Maar het was wel een gladiator, en door hun beroep lijken die allemaal op Adonis. De vrouwen zijn weg van het zwaard,’ schreef Juvenalis dubbelzinnig.
Supersterren werden op handen gedragen:
- De bekendste gladiatoren hadden hun eigen fanclubs, die hen aanmoedigden en graffiti op de muren kalkten over hun prestaties.
- Volgens historici is het waarschijnlijk dat gladiatoren het gezicht van bepaalde producten waren, net als de sportsterren van nu.
- Ook kinderen zouden in de ban van de gevechten geweest zijn. Archeologen hebben kleifiguurtjes van gladiatoren gevonden die vermoedelijk als speelgoed dienden.
- Hoewel de gevechten in de arena als vermaak voor het plebs werden gezien, is het bekend dat veel rijke Romeinen standbeelden en schilderijen van gladiatoren bezaten.

8. Niet alle gladiatoren waren slaaf
In de laatste jaren van de republiek (ca. 146-31 v.Chr.) verbleven er slaven en vrije burgers in de gladiatorenscholen.
Volgens historici was destijds circa de helft van het aantal gladiatoren vrijwilliger. Een leven als gladiator, met gratis kost en inwoning, een salaris en geschenken van fans, was aantrekkelijk voor soldaten met schulden.
Bovendien vocht een gladiator vaak maar twee keer per jaar.
Als een vrije man gladiator werd, tekende hij een contract waarmee hij zijn rechten opgaf en zwoer dat hij bereid was ‘verbrand, geslagen en gedood’ te worden als de eigenaar van de school dat wilde.

9. Gevechten hielden keizer op de troon
Gladiatorengevechten waren een belangrijk propagandamiddel voor de keizer als hij een wit voetje wilde halen bij het volk.
Toen keizer Hadrianus in 119 zijn 43e verjaardag vierde, organiseerde hij zes dagen van gevechten.
Er werden ballen naar het publiek gegooid die ingewisseld konden worden voor cadeaus. In de keizertijd was het moeilijker voor burgers om gevechten te organiseren, want de keizer wilde niet dat een mogelijke rivaal bij het volk in de gunst kwam.

10. De dag begon met dierengevechten
De gladiatorengevechten waren het hoogtepunt van de dag, maar vormden maar een klein deel van het programma. Om het publiek op te warmen, namen venatores het op tegen wilde dieren.
Zij hadden meestal slechts een speer om zich tegen leeuwen en krokodillen te verdedigen. Ook struisvogels, giraffen en andere dieren werden in de arena losgelaten.
Als een dier het gevecht won, werd het alsnog gedood. In de eerste 100 dagen na de opening van het Colosseum in 80 werden zo’n 9000 dieren afgeslacht.
Dit gebruik zou hebben bijgedragen aan het uitsterven van de Noord-Afrikaanse olifant.

11. Rijken huurden gladiatoren in
De eerste gladiatorengevechten vonden vermoedelijk in de 3e eeuw v.Chr. plaats. Toen waren alle scholen particulier en werden ze geleid door een lanista, die de gladiatoren bezat en geld verdiende door hen te verhuren.
De gladiatoren vochten toen niet alleen in grote arena’s, maar werden ook ingehuurd door rijke Romeinen als vermaak op feesten en partijen.
Omdat ze het eigendom van de lanista waren, stond er in het contract dat de huurder een schadevergoeding moest betalen als een gladiator omkwam of gewond raakte.
Een gladiator kostte 20 denariën per avond, en een sterfgeval 1000 denariën.
Dezelfde regels golden voor openbare gevechten, en omdat het publiek het bloed wilde zien vloeien, waren de kosten vaak torenhoog.
Om te bezuinigen bouwde keizer Domitianus rond 90 vier keizerlijke gladiatorenscholen, zodat de staat geen schadevergoeding hoefde te betalen voor een dode gladiator.

12. Vakbond kon helpen
Hoewel de meeste gladiatoren slaaf waren, zag hun leven er heel anders uit dan dat van gewone slaven.
Een gladiator kreeg loon van zijn eigenaar, vaak per wedstrijd, en een bonus als hij won. Daarmee kon hij lid worden van een soort gilde, een collegium.
Gladiatoren bevochten elkaar tot de dood, maar zagen elkaar als broeders. Het collegium had een gekozen voorzitter en zorgde ervoor dat een gevallen gladiator een fatsoenlijke begrafenis kreeg.
Veel grafstenen van gladiatoren zijn neergezet door hun collega’s en vermelden welk type gladiator de overledene was en hoeveel gevechten hij had gewonnen.
Gladiatoren die geen lid waren van een collegium, kregen doorgaans geen begrafenis – een grote schande.
Zij werden na een verloren wedstrijd aan de wilde dieren gevoerd, waardoor hun ziel geen rust zou krijgen in het hiernamaals.