Volgens de legende ontdekte de Chinese keizer Shen Nung rond 2737 v.Chr. de thee.
Er zijn echter nog geen bewijzen gevonden van theegebruik zo ver terug, maar een nieuwe ontdekking brengt het theedrinken dichter bij Shen.
In een tombe in de plaats Zoucheng, 570 kilometer ten zuiden van Peking, vonden archeologen een kom waar thee uit werd gedronken. Hij dateert uit de tijd van de Strijdende Staten (ca. 475-221 v.Chr.) en bevatte de oudst bekende theebladeren.
Spectroscopische analyses van de theebladeren brengen aan het licht dat ze sterk lijken op de theesoorten die we nu kennen.
‘De ontdekking van de theeresten in Zoucheng – uit de vroege periode van de Strijdende Staten, zo’n 2400 jaar geleden – heeft de consumptie van thee bijna 300 jaar naar achteren gehaald,’ zeggen de archeologen in hun verslag.
Thee was tegengif
Hoewel het geen verrassing is dat de Chinezen het theedrinken hebben uitgevonden, is minder bekend hoe dat kwam. In het begin dronken de keizers thee niet voor de smaak.
Volgens een legende gebruikte keizer Shen Nung thee als tegengif als zijn eten vergiftigd was. In oude bronnen wordt ook vermeld dat thee diende als offergave aan de goden.