1. Shang (ca. 1600-1100 v.Chr.)
Dankzij de ontwikkeling van brons was het Shang-volk het eerste dat over China heerste: het versloeg andere volkeren met bronzen wapens. De dynastie gaf het rijk ook zijn eerste schrifttekens.
Bronzen wapens leverden macht op
Duizenden jaren hadden de Aziaten elkaar met wapens van steen en bamboe bevochten. Maar toen het Shang-volk het geheim van het brons ontdekte, werd het plots schier onoverwinnelijk. Dankzij het mengsel van koper en tin kregen de soldaten sterke speren en pijlpunten.
Er werden ook messen, schalen en offervaten tot 100 kilo van brons gemaakt. Die waren voor alledaags gebruik of voor begrafenissen. Doden kregen dure giften mee, zoals rijkelijk versierde bronzen schalen.
Eerste boeken waren van stokjes en beenderen
Voordat er papier was, schreven de Chinezen op dierenbotten en bamboestokjes. Ze ontwikkelden 80.000 verschillende schrifttekens.
Met de goden van het Shang-rijk kon alleen schriftelijk worden gecommuniceerd. Als koningen of priesters iets over de toekomst wilden weten, kerfden ze een vraag in de vorm van pictogrammen in een dierenbot, dat ze vervolgens verbrandden. Het antwoord – ja of nee – verscheen als een scheurtje of een bepaald patroon.
Tot de uitvinding van het papier in 105 n.Chr. werd er op bamboestokjes geschreven. Zo is De kunst van het oorlogvoeren van Sunzi uit de 6e eeuw v.Chr. overgeleverd op bamboe.
Boeken bestonden uit heel veel aan elkaar gebonden bamboestokjes. Het oorspronkelijke teken voor ‘boek’ (shu) bestaat dan ook uit een aantal samengebonden botten of stokjes.
Deze kwetsbare werken werden vaak in tempels bewaard.
De circa 2000 geïdentificeerde schrifttekens op de botten van de Shang-dynastie zijn de oudst bekende van China en vormen de grondslag van de Chinese schrijftaal – het oudste schrift ter wereld dat nog in gebruik is. In de loop der eeuwen zijn er 80.000 schrifttekens ontwikkeld.
2. Zhou (1100-256 v.Chr.)
Tijdens de langst regerende dynastie lagen zeven staten voortdurend met elkaar overhoop, tot Shi Huangdi zijn rivalen wist te verslaan en de eerste keizer van een verenigd China werd.
Klokken spraken met de geesten
De rijkste vorsten van de dynastie lieten klokkenspellen maken met ruim 60 klokken. De grootste werden door 100 man gemaakt.
De Chinezen geloofden dat ze met de geesten konden praten door op de klokken te slaan. Ook werd ermee over grote afstanden gecommuniceerd.
Patiënt was speldenkussen
Volgens het taoïsme waren de natuurkrachten yin en yang in onbalans als iemand ziek was.
Als het vrouwelijke yin en het mannelijke yang niet in evenwicht waren, werd de levenskracht qi verstoord en was de gezondheid in gevaar.
Om de balans te herstellen, gebruikten artsen acupunctuur. Langs 12 meridianen, waar volgens de Chinezen de levenskracht doorheen loopt, werden naaldjes gestoken.
Ziekten en pijn stonden in verbinding met bepaalde punten op het lichaam. Zo hielp een naald in de hand tegen verstopping. Vanaf 800 v.Chr. waren de naalden van metaal in plaats van hout.
3. Han (206 v.Chr.-220 n.Chr.)
Tijdens de Han-dynastie vormden tienduizenden ambtenaren de ruggengraat van China. Volgens de ideeën van de filosoof Confucius was geluk het grootste goed. In het hele land verschenen groene rijstterrassen.
Rijstterrassen voedden miljoenen
Om de miljoenen inwoners te voeden werden rijstvelden in terrassen op hellingen aangelegd om de grond optimaal te benutten.
Vanaf 100 v.Chr. werden de terrassen, die onder 20 cm water moesten staan, kunstmatig bevloeid. Met behulp van een kettingpomp brachten de boeren water naar hoog terrein.
Eunuch vond papier uit
In 105 n.Chr. toonde de eunuch Cai Lun een uitvinding aan de keizer. Hij had een schrijfmateriaal gemaakt van een mengsel van boombast, hennep en zijde.
De keizer was diep onder de indruk van het idee van de eunuch en beloonde hem met geld en een adellijke titel. Voortaan schreven de Chinezen op papier in plaats van bamboe.
‘Laat de prins prins zijn, de minister minister, de vader vader en de zoon zoon.’ De filosoof Confucius (551-479 v.Chr.) stelde leefregels op voor een harmonische staat
Ambtenaren moesten woordjes stampen
Wie ambtenaar wilde worden – een felbegeerde baan – moest alle 431.286 woorden van het werk van Confucius uit het hoofd leren.
Han-keizer Gaozu (206-195 v.Chr.) was bezeten van de leefregels van Confucius en maakte er de officiële staatsfilosofie van. Om de idealen te verwezenlijken, riep Gaozu een enorm bestuursapparaat in het leven.
Nadat ze onderwezen waren in de filosofie, trokken de ambtenaren het land in om het gedachtegoed te verspreiden.
In 124 v.Chr. werd een zwaar examen ingevoerd. De leerlingen zaten dagenlang te zwoegen op schriftelijke opgaven, waarvoor ze alle 431.286 woorden van Confucius’ werk van buiten moesten kennen.
Tegen het eind van het Han-tijdperk deden elk jaar 30.000 leerlingen examen.
4. Tang (618-907)
Dankzij de Zijderoute kregen de Chinezen meer contact met de buitenwereld en werden hun waren gewild. Met name geglazuurd aardewerk sloeg aan in het Midden-Oosten.
5. Song (960-1279)
De Song-dynastie bracht een aantal zeer verfijnde uitvindingen voort, zoals het horloge en het scheepskompas. Maar toen Mongoolse stammen China binnendrongen, viel de dynastie volkomen uiteen.
Vraag naar munten explodeerde
Al tijdens de Tang-dynastie hadden de Chinezen zijderollen verruild voor munten als betaalmiddel.
En naarmate de binnenlandse en buitenlandse handel tijdens de Song-dynastie groeiden, was er steeds meer vraag naar munten.
In het jaar 997 sloeg de Song-dynastie zo’n 800 miljoen munten, en in 1085 was dat aantal tot zes miljard gestegen.
Toen was China door zijn metaal heen, en kwam er papiergeld van de bast van de moerbeiboom.
Kompas wees naar het geluk
In 1090 vermeldt een bron voor het eerst een scheepskompas. Volgens de schrijver Zhu Yu werd het gebruikt om in slecht weer op koers te blijven.
Maar de Chinezen hadden het kompas al vele jaren eerder uitgevonden.
De Chinezen hielden namelijk rekening met de windrichtingen bij de inrichting van hun huis. Het zuiden was het belangrijkst, en of het nu om een hut of het keizerlijk paleis ging: de deur zat altijd aan die kant.
Het zuiden werd bepaald met een plaat met een magnetische steen erop. De steen zag er vaak uit als een vis of lepel, want dat bracht geluk.
6. Yuan (1279-1368)
Na zo’n 150 jaar oorlog veroverden de Mongolen onder Koeblai Khan heel China. De khan riep zijn eigen dynastie uit, maakte van China een economische grootmacht en breidde het Grote Kanaal uit.
Grote Kanaal hield China bijeen
Om zeerovers te vermijden legden de Chinezen het langste kanaal ter wereld aan, dat door het halve rijk liep en voorzien was van sluizen.
De handelsreiziger Marco Polo en de missionaris Matteo Ricci voeren over het 1700 kilometer lange Grote Kanaal. Het kanaal, dat van Hangzhou in het zuiden naar Peking in het noorden loopt, is de langste kunstmatige waterweg op aarde.
De oudste delen stammen uit de 6e eeuw v.Chr., en het kanaal was al vroeg een levensader van het enorme Chinese rijk. Onder de Yuan-dynastie werd het verlengd tot Tianjin, iets ten zuiden van de hoofdstad Dadu.
‘De stad is zonder meer de fraaiste en chicste ter wereld. Mannen en vrouwen gedragen zich fatsoenlijk en de meesten dragen zijde. Zo oneindig is de aanvoer van dit materiaal.’ De Venetiaanse handelsreiziger Marco Polo (1254-1324) over de stad Hangzhou
Zodoende werd het kanaal een onderdeel van de Zijderoute, die weer tot bloei kwam onder het Mongoolse bewind.
Het Grote Kanaal werd onderhouden door 15.000 man. Zij bedienden ook de sluizen – een Chinese uitvinding – die een verval van 42 meter overbrugden. Dankzij de sluizen konden ook grote schepen door de 9 meter diepe waterweg varen.
7. Ming (1368-1644)
Na een boerenopstand werden de Mongolen verdreven en kwamen de Chinezen weer aan de macht. De Ming-dynastie vormde de renaissance van de Chinese cultuur en productiviteit. Vooral de schepen en het porselein waren vermaard.
Gebakken klei was een goudmijn
Tijdens de Ming-dynastie werd porselein net zo’n groot exportproduct als zijde al eeuwenlang was.
De beroemde blauw-witte schalen en vazen worden vaak in één adem genoemd met de Ming-dynastie. Delfts blauw ontstond als goedkoop alternatief voor de echte waar uit China.
Chinezen maken kennis met giraf
27.870 man gingen mee toen admiraal Zheng He uit naam van de keizer het ruime sop koos. Hij deed 30 landen aan op zeven zeereizen van 1405 tot 1433, waaronder India en enkele Afrikaanse landen. Hij bracht ivoor, zebra’s, struisvogels en één giraf mee terug.
Keizer sloot zichzelf op
Toen de derde Ming-keizer, Yong Le, in 1420 zijn hoofdstad naar Peking verplaatste, hadden een miljoen arbeiders al 15 jaar aan zijn nieuwe paleis gewerkt: de Verboden Stad.
De 800 gebouwen waren inderdaad verboden terrein voor anderen dan de keizerlijke familie en hooggeplaatste leden van de hofhouding.
Om de grootsheid van de keizer te benadrukken telde de stad 9999 vertrekken. Alleen de hemelse keizer mocht er 10.000 hebben.
De meeste ramen en deuren komen op het zuiden uit.
8. Qing (1644-1912)
De Qing- of Mantsjoe-dynastie maakte China machtig, maar door haar conservatisme en de Opiumoorlogen met Groot-Brittannië raakte ze verzwakt. Het was de laatste dynastie van het Chinese keizerrijk.
7 veroveringen maakten China enorm
De Mantsjoes waren nomaden die de Ming-dynastie omverwierpen en China vanuit het noorden veroverden. In 1644 namen ze Peking in en stichtten ze de Qing-dynastie.
Hierna werden de rest van China en veel omliggende gebieden onderworpen.
In 1760 mat het rijk 15 miljoen km2 en was het groter dan ooit. In 1820 telde het keizerrijk meer dan 380 miljoen onderdanen.
Drugs kregen China klein
De Chinezen importeerden nauwelijks waren uit het buitenland, en dat zinde de Engelsen niet.
Ze voerden opium in China in om de Chinezen verslaafd te maken, waardoor ze steeds meer zouden kopen.
De opzet slaagde, en een groot deel van de Chinese bevolking raakte aan de drugs.
In 1839 probeerden de autoriteiten in Kanton een lading Britse opium te onderscheppen, waarop Britse kanonneerboten de Chinese jonken onder vuur namen.
Na drie jaar oorlog stond China handel met het buitenland toe.
Boksers willen China voor de Chinezen
Fanatieke rebellen wilden alle buitenlanders het land uit zetten, maar de opstand werd neergeslagen en de Chinezen moesten betalen.
Hongersnoden en een toenemende buitenlandse invloed leidden in november 1899 tot een opstand, die in de noordoostelijke provincie Shandong begon.
De opstandelingen noemden zich ‘Vuisten der Gerechtigheid en Eensgezindheid’ en werden in het Westen Boksers genoemd vanwege hun voorliefde voor de vechtsport. De Boksers waren ervan overtuigd dat vreemde kogels hen niet konden doden. Ze vielen christelijke zendelingen aan en staken westerse goederen in brand.
De Bokseropstand sloeg over naar de rest van het land, en 50.000 Chinezen sloten zich erbij aan, onder wie naar verluidt keizerin Cixi.
Halverwege 1900 bereikten de Boksers Peking, waar ze Britse, Duitse en Franse diplomaten op de korrel namen. Een westerse coalitie schoot de diplomaten te hulp en sloeg de opstand neer. De Chinezen kregen 300 miljoen dollar aan herstelbetalingen opgelegd.
De Qing-dynastie was vernederd en wankelde.