Bridgeman Art library & Scanpix/AKG

Grote pelgrimage zette Mali op de landkaart

De koning van Mali heeft een rijk zo groot als West-Europa. Maar bijna niemand kent hem als hij in 1324 op bedevaart gaat.

De Egyptenaren zijn eraan gewend dat hun piramiden indruk maken op bezoekers. Maar in juli 1324 worden de rollen omgedraaid.

Naast de piramiden bij Caïro hebben duizenden reizigers kamp opgeslagen. Ze zijn de Sahara overgestoken onder leiding van een man die vooral gedreven wordt door vroomheid, maar evenzeer door politiek opportunisme.

Een van de machtigste mannen van heel Afrika is in Egypte: Mansa Moussa, koning van Mali.

Op dat moment hebben maar weinig Egyptenaren van Mali gehoord, maar door het bezoek van Moussa aan Caïro staat het land in één klap op de kaart.

Kooplieden en diplomaten stromen in groten getale naar het koninkrijk aan de rivier de Niger, en keren terug met verhalen over een land dat rijker is dan welk ander land ook.

Reis naar Mekka is pure pr

De koning maakt eigenlijk slechts een tussenstop in Egypte. Moussa is bezig aan een bedevaart naar Mekka.

Als moslim is het zijn plicht om ten minste een keer in zijn leven te proberen de heiligste stad van de islam te bereiken.

En voor een regent en politicus als Moussa is zo’n pelgrimage tevens een mooie gelegenheid om reclame voor zijn rijk te maken en nieuwe bondgenootschappen aan te gaan.

De koning heeft daarom niet alleen duizend bedienden en soldaten bij zich, maar ook zijn hofhouding, artsen, kooplui en vertegenwoordigers van belangrijke Malinese stammen. De historicus Ibn Kathir schat dat het gevolg van Moussa wel 20.000 man telt.

Er zijn kamelen, ezels en slaven die de voorraden dragen, waaronder een tastbaar bewijs van de rijkdom van de koning: 300 qintar puur goudstof, ofwel 15 ton goud.

Doordat Mali rijk aan goud was, groeide Mansa Moussa uit tot een van de rijkste koningen van de middeleeuwen. Hij nam 15 ton goudstof mee naar Mekka.

© Polfoto/Corbis

Verdreven prins keert terug

Mansa Moussa heeft de troon van Mali geërfd, en als nakomeling van de stichter van het rijk, de mythische Sundjata, is de jonge koning geboren om een gebied te besturen dat zich uitstrekt van de Atlantische kust via de delta’s van de Niger tot de woestijnstad Timboektoe.

Sundjata werd eerst als ongewenste koningszoon verdreven, maar keerde later terug met een leger om zijn volk te bevrijden van de heersende Susu-stam.

Op die manier zou hij het koninkrijk Mali gesticht hebben. Volgens moderne geschiedkundigen gebeurde dit rond 1235. Sundjata schiep een rijk in de mgebieden waar de stamhoofden hem hadden gesteund in zijn strijd tegen het leger van de Susu.

Het nieuwe koninkrijk breidde zich gestaag uit en werd Mali genoemd. Terwijl Sundjata oorlog voerde, zette hij een ontwikkeling in gang die van Mali een van de rijkste landen van Afrika zou maken.

Hij nam het initiatief voor een landbouwhervorming waarbij oorlogsveteranen een stukje grond kregen en zodoende grote delen van Mali geschikt maakten voor de landbouw. Het land ging onder meer graan, katoen en pinda’s produceren en werd omgetoverd in één vruchtbare oase.

Volgens de historicus Ibn Khaldun regeerde Sundjata 25 jaar lang, waarna zijn zoon Mansa Wali Keïta de troon besteeg – de titel Mansa betekent koning of keizer.

Wali Keïta en zijn opvolgers maakten van Mali een van de grootste rijken van hun tijd. Mansa Moussa, die zijn stamboom herleidde tot een broer van Sundjata, werd in 1312 tot koning van Mali uitgeroepen. Al bij zijn aantreden maakten zijn verschijning en kracht een diepe indruk op het Malinese volk.

‘Hij was een jonge, mooie man die de steun had van 24 stamhoofden,’ schrijft Ibn Kathir. Maar de buitenwereld had niet zo veel belangstelling voor Mali. Daar wilde Moussa verandering in brengen. Zijn land was rijk aan goud en ivoor, en de koning besloot daarom een groot deel van zijn vermogen te besteden aan een bedevaart naar Mekka.

Voor een koning uit West-Afrika was zo’n reis een kostbare, tijdrovende en bovenal gevaarlijke aangelegenheid. Ten eerste ging er veel geld op aan proviand en soldaten om de reizigers tegen overvallen te beschermen.

Alleen al de tocht door de Sahara kon wel een jaar in beslag nemen, als de pelgrims al niet omkwamen van de dorst of onderweg verdwaalden. Daarnaast moest een vorst die naar Mekka wilde verzekerd zijn van steun in zijn thuisland, want anders kon hij tijdens zijn afwezigheid van de troon gestoten worden.

Karavaan telt 20.000 man

Nadat Mansa Moussa zijn waarzeggers had geraadpleegd, kon hij vertrekken. De karavaan leek wel een complete stad.

De oudste vrouw van de koning, Inari Kunate, begeleidde hem op de pelgrimstocht, en alleen al haar gevolg van slaven en bedienden bestond uit een paar honderd man.

De karavaan kwam heelhuids door de woestijn, en trok met veel tromgeroffel Egypte binnen.

De intocht trok heel wat bekijks. De enorme omvang van het reisgezelschap maakte al een diepe indruk op de Egyptenaren, maar de gouden schatten die Moussa bij zich had, spanden de kroon. Munten, beelden en tonnen puur goudstof werden uitgedeeld alsof het snoepjes waren.

Sultan geschoffeerd

De sultan van Caïro wilde de vreemde koning meteen ontvangen. Maar Mansa Moussa was niet zo onderdanig als de sultan van zijn gasten gewend was.

Toen de boodschapper met de uitnodiging naar het kamp van Moussa kwam, kreeg hij dan ook nul op het rekest.

Het was de gewoonte dat voorname reizigers een bezoek brachten aan de citadel van Caïro en de sultan eerden door de grond voor zijn voeten te kussen. Maar Moussa was juist gewend dat anderen hém eer bewezen, en hij was geenszins van plan om zijn Egyptische collega te bewieroken.

Hij liet de sultan dan ook weten dat hij op bedevaartstocht was en dat hij niet afgeleid wilde worden door andere activiteiten. Hij vond dit zelf een beleefde manier om de uitnodiging af te slaan.

De boodschapper drong echter aan, en uiteindelijk stemde Moussa ermee in om de Egyptische sultan te ontmoeten. Maar hij stond er op dat hij de grond voor de voeten van de machthebber niet zou kussen om deze te eren.

‘Ik buig alleen voor God, die mij heeft geschapen,’ sprak Moussa volgens de geschiedschrijver al-Umari. De sultan ging akkoord, en Mansa Moussa werd officieel welkom geheten in Egypte.

De twee heersers konden nu overgaan tot het uitwisselen van geschenken. De sultan schonk de koning onder meer een bontmantel met gouddraad, een zijden kalot, doeken met borduursel van goud en twee paarden met kostbare zadels.

Daarnaast betaalde de sultan het verblijf van de koning en zijn gevolg in Caïro.

Als vergoeding gaf Moussa de sultan 40.000 gouden munten en werden diens ambtenaren ook met geschenken overladen. Het hof profiteerde echter niet als enige van het bezoek van de koning.

Tijdens de drie maanden dat Moussa in Caïro verbleef, verdienden de plaatselijke kooplieden goud geld. Volgens de geschiedschrijver al-Umari vervijfvoudigden ze hun prijzen, en het gevolg van de koning betaalde zonder morren. Het koninklijke bezoek had echter ook zo zijn nadelen.

Door de grote hoeveelheden goud rees de inflatie de pan uit, en pas een aantal jaar na het mbezoek bereikten de goudprijzen weer hun normale niveau in Egypte.

Mali was streng islamitisch, maar vrouwen hadden er meer vrijheden dan in andere moslimlanden. Vrouwen in Mali hadden blote borsten en gingen om met mannen – tot ontsteltenis van islamitische bezoekers.

© Scanpix/Mary Evans Picture Library

Voorganger stierf tijdens bedevaart

Voor Mansa Moussa was de reis tot nu toe een groot succes. Hij had iedereen zijn macht en rijkdom getoond. Maar de weg naar Mekka was nog lang en vol gevaren.

Een van de voorgangers van de koning, Sakura, was bij Djibouti aan de oostkust van Afrika overvallen en gedood toen hij op de terugweg van zijn bedevaart was. Daarom besloot Moussa zich aan te sluiten bij een karavaan die ter plaatse bekend was toen hij zijn tocht vervolgde, en de koning kwam veilig en wel aan in Mekka.

De Malinese geschiedschrijver Mahmud Kati schrijft: ‘Vanaf de verste oevers van de Indus en de Middellandse Zee kwamen de gelovigen naar de heilige stad Mekka.

Allen met hetzelfde doel: samen bidden bij het grootste heiligdom van de islam: de Kaäba in Mekka. Een van deze pelgrims was Mansa Moussa, koning van Mali.’

Koning verdwaalt in de woestijn

Mansa Moussa kon nu pronken met zijn nieuwe status als el-hadj – een moslim die op bedevaart naar Mekka geweest is.

Maar de terugreis verliep minder voorspoedig dan de heenreis. Moussa en zijn gevolg raakten de karavaan kwijt en leefden op vis die ze in de Rode Zee vingen.

Maar dat was bij lange na niet genoeg voor iedereen, en volgens de Arabische historicus al-Maqrizi overleefde ongeveer een derde deel van het gevolg en de kamelen van Mansa Moussa de terugreis uit Mekka niet.

De koning had al het goud dat hij bij zich had hard nodig, en moest zich zelfs in de schulden steken om proviand en slaven te kunnen kopen voor het laatste deel van zijn thuisreis.

Ondanks deze tegenspoed was de bedevaartstocht van Moussa een groot succes. Hij had zijn religieuze plicht gedaan, en had veel meegenomen mom thuis te laten zien.

Zo was hij de Spaans-Arabische architect Abu Ishaq al-Sahili tegengekomen. Hij was onder de indruk van diens bouwwerken, en had hem overgehaald om mee te gaan naar Mali. Daar liet de koning paleizen en moskeeën bouwen naar ontwerpen van al-Sahili.

Het indrukwekkendst was de Djinguereber-moskee in Timboektoe, gebouwd van bescheiden materialen als leem en vezels, die plaats bood aan maar liefst 2000 gelovigen.

Al-Sahili was niet de enige vooraanstaande gast in Mali. In de jaren na de bedevaartstocht van de koning kwamen kooplieden, diplomaten en ontdekkingsreizigers in groten getale naar het West- Afrikaanse rijk.

Het eerst zo obscure koninkrijk was nu vermaard in Noord-Afrika en bekend in Europa en in de Arabische wereld.

Vooral de enorme goudreserves van het land maakten veel indruk. In een Franse atlas uit 1375 werd Mali geïllustreerd met een koning die een scepter in zijn ene hand houdt en een klomp goud in de andere.

Arabieren schrijven over Mali

Het goud trok met name kooplieden uit Egypte aan, die in ruil daarvoor fraaie stoffen aanboden op de markten van het land.

De handelaars kwamen niet alleen voor goud: ook ivoor, zout, koper, leer en slaven waren gewilde handelswaar. Een aantal Arabische bezoekers schreef over het land en zijn heersers, en de meeste schriftelijke bronnen over Mali stammen dan ook uit deze periode.

De buitenlanders waren gefascineerd door de rijkdom en de vreemde cultuur van het land. Met name de paleizen van de koning en de audiënties die hij er hield trokken veel bekijks.

De Marokkaanse ontdekkingsreiziger Ibn Battuta woonde een openbare audiëntie van de koning bij in de tuin van een paleis. De koning ontving zijn onderdanen gezeten op een podium onder een zijden parasol versierd met een gouden valk. Aan het begin

van de audiëntie werd op trommels, hoorns, trompetten en kostbare gitaren gespeeld: ‘Voor de komst van de koning traden er muzikanten op met gouden snaarinstrumenten,’ aldus Ibn Battuta.

Andere Arabische geschiedschrijvers beschrijven audiënties buiten het paleis, waarbij de koning op een troon van ivoor zat, omringd door slagtanden van olifanten en slaven uit verre streken.

Wanneer de vorst zijn volk ontving, droeg hij steevast de officiële symbolen van het rijk: een boog en een gouden pijl. Een van Moussa’s voorgangers, Khalifa, oefende zijn schietvaardigheid graag op zijn onderdanen.

De burgers werden dat uiteindelijk zat en doodden de koning. Mansa Moussa gebruikte de koninklijke wapens alleen voor de sier. Hij hoefde zichzelf ook helemaal niet te verdedigen: zijn gevolg was zo groot dat hij vrijwel onbereikbaar was voor elke potentiële aanslagpleger.

Vóór de koning stond zijn beul met een zwaard, terwijl trouwe stamhoofden aan weerszijden van de troon stonden. Aan de achterkant hield de aanvoerder van de cavalerie de wacht.

De audiënties gingen gepaard met veel pracht en praal, vertelt al-Umari:

‘De koning wil niet hebben dat iemand niest tijdens een audiëntie, en als dat toch gebeurt, krijgt de boosdoener slaag.’

De koning sprak zelf nooit in het openbaar. Hij fluisterde zijn woorden tegen zijn woordvoerder, die vervolgens de mededeling naar de onderdanen riep. Ondanks de plechtige sfeer waren de audiënties ook feestelijk: ‘Er wordt voor de koning gedanst. Dat maakt hem altijd erg aan het lachen.’

In Timboektoe liet Mansa Moussa de grote Djinguereber-moskee bouwen. Hij is gemaakt van leem, maar staat nog steeds en biedt plaats aan ruim 2000 gelovigen.

© Shutterstuck

Rijk takelt af na dood Moussa

Na de dood van Moussa in 1337 ging het bergafwaarts met Mali. Het land raakte verzwakt door een aantal inhalige en ronduit slechte vorsten.

In 1433 kwam het symbolisch belangrijke Timboektoe in buitenlandse handen, en in de eeuwen daarna viel het rijk uiteen in een groot aantal ministaatjes.

In 1884 verdeelden Europese mogendheden Afrika op een conferentie in Berlijn, en als resultaat is het oude koninkrijk Mali nu versnipperd over de landen Mali, Ivoorkust, Senegal, Guinee, Mauretanië en Burkina Faso.

De gebouwen in Timboektoe hebben opeenvolgende machthebbers echter overleefd. Ze staan nog steeds in de woestijnstad als herinnering aan de tijd dat Mali een grootmacht was.