Vuile wapens in de oudheid

Vliegende schorpioenen, krijt en schuimbekkende vechthonden waren gewoon op het slagveld in de oudheid, waar legeraanvoerders geen enkel middel schuwden – met succes.

Gifpijlen moesten Alexander de Grote tegenhouden

De Perzen en Scythen doopten hun pijlen in slangengif en scheerling voordat ze de vijand ermee doorboorden.

Toen Alexander de Grote de Perzen in 325 v.Chr. aanviel, verdedigden de Perzische boogschutters zich met gif. Voor de strijd doopten ze hun pijlpunten in slangengif. Al meteen werden de tegenstanders door duizenden giftige pijlen gespietst.

Pijlen met gif waren in de oudheid al een veel beproefd chemisch wapen. Schutters konden met hun bogen het gif over lange afstanden schieten, en behalve in slangengif drenkten ze hun pijlen ook wel in scheerling, bilzekruid of nieskruid.

Het gif schakelde de vijand niet in één keer uit, maar bewerkstelligde verlammingsverschijnselen of een langzame, pijnlijke dood.

Alleen al het gerucht over gifpijlen kon een leger op de vlucht jagen. Als mogelijke vijanden tevoren wisten dat ze een gruwelijke dood door gifpijlen riskeerden, bedachten ze zich wel twee keer of vielen ze minder enthousiast aan, maar zelfs gifpijlen konden de veroveringstochten van Alexander de Grote in Azië niet stoppen.

De meest gevreesde boogschutters met gifpijlen waren de Scythen, een ruitervolk van de vlakten ten noorden van de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Ze waren fanatieke schutters met een dodelijke precisie, en elke krijger kon zeker 200 pijlen naar het slagveld meevoeren.

Effectiviteit: 2 van de 5

De Scythische boogschutters waren gevreesd omdat ze zo doeltreffend waren.

Krijt werd als traangas ingezet

Een opstandig Chinees boerenleger werd in 190 n.Chr. met krijt verslagen. Soldaten op wagens verspreidden met een grote blaasbalg het fijne stof over het slagveld.

Krijt is niet gevaarlijk, maar irriteert de ogen en luchtwegen, en de boeren kregen al gauw last van tranende ogen en schroeiende longen.

Het Byzantijnse Rijk gooide ook vaak krijt in de strijd. Soldaten vulden aardewerken potten met krijt, die ze op de tegenstanders gooiden om ze te verblinden en te laten stikken. Daarna werden de vijanden in de pan gehakt.

Effectiviteit: 3 van de 5

Vestingstad met plantengif bedwongen

Nieskruid – ook bekend als Helleborus – bevat lactose, dat buikloop en braken veroorzaakt.

In 590 v.Chr. belegerden Griekse stadstaten de vestingstad Kirrha in Griekenland.

Om de inwoners van de opstandige stad te verslaan vergiftigden de Grieken het drinkwater met nieskruid, dat onder meer hevige diarree veroorzaakt.

Toen de inwoners ziek en uitgeput raakten, was het een koud kunstje om de stad in te nemen en hem in puin te leggen. Het is de eerste gifaanval tegen burgers ooit.

Effectiviteit: 3 van de 5

Mongolen vielen aan met besmette lijken

De pest kwam Europa in, toen de Mongolen Kaffa met lijken aanvielen.

Besmettelijke ziekten werden al rond 1500-1200 v.Chr. door de Hettitische beschaving in Anatolië tegen de vijand gebruikt.

De eerste goed omschreven epidemische aanval vond plaats in 1346. De Mongolen schoten met grote katapulten met pest besmette lijken over de muren van Kaffa, een vestingstad aan de Zwarte Zee. Zoals gehoopt brak de pest uit en gaf de stad zich over.

Effectiviteit: 5 van de 5

De Carthagers bekogelden de vijand met giftige slangen

Slangen die naar de vijandelijke schepen waren gegooid, veroorzaakten paniek.

De Carthaagse legeraanvoerder Hannibal was duidelijk in de minderheid, toen zijn vloot rond 184 v.Chr. de vloot van de Griekse stadstaat Pergamon trof. Voor de zeeslag zou beginnen had hij daarom zijn mannen bevolen op land giftige slangen te zoeken.

De Carthagers stopten de dodelijke dieren in grote potten van aardewerk op hun oorlogsschepen.

Historici beschrijven hoe de soldaten de potten naar de Griekse schepen gooiden. Eerst barstten de vijandelijke soldaten in hoongelach uit, totdat ze de slangen zagen. Er ontstond grote paniek, en Hannibal maakte daarvan gebruik om de vijand te verslaan.

Effectiviteit: 4 van de 5

Vechthonden streden in de frontlinie

Vanaf de oudheid tot in de 18e eeuw werden honden voor de aanval gebruikt. De Romeinse vechthonden droegen een harnas en op hun halsband zaten metalen punten.

Bloeddorstige vechthonden werden bepantserd op de vijand af gestuurd. De onverschrokken dieren boezemden elke tegenstander angst in.

De Romeinse legioenen beschikten over goed opgeleide honden die angst zaaiden en de vijandelijke formaties verstoorden.

De Romeinen hadden op hun veldtochten door Engeland de vreeswekkende mastiff ontdekt, een hondenras dat ze eerst voor de jacht en later voor oorlogvoering importeerden.

De honden waren zo sterk dat ze ‘de nek van zelfs grote stieren’ konden breken, vertelt de Romeinse dichter Claudius.

De honden kregen als pup een zware training om ze bloeddorstig en onbevreesd te maken. Voor de strijd droegen ze een metalen harnas en een ijzeren halsband met scherpe punten.

Later zetten de Romeinen in de strijd ook hondenbrigades in. Een beproefde tactiek was deze op de vijand af te sturen om door de gelederen te breken.

Een krachtige hondenbeet kon botten breken, en de Romeinse historicus Plinius de Oudere beschreef dat zelfs het zwaard van de vijand honden niet kon terugdrijven. Na een aanval braken de legioenen snel door de verdediging van de vijand.

Ook andere beschavingen zetten honden in. De Perzische koning Cambyses viel volgens diverse bronnen Egyptische boogschutters met vechthonden aan. En toen de Grieken in 490 v.Chr. de Perzen in de Slag bij Marathon hadden verjaagd, werd er een hond voor zijn moed geëerd.

Effectiviteit: 2 van de 5

Spanje gebruikte brandende ossen

Zowel de Spanjaarden als de Carthagers zetten als wapen brandende ossen in.

In 229 v.Chr. probeerden de Spanjaarden een Carthaags leger een halt toe te roepen. Ze vulden ossenkarren met brandbaar materiaal. Daarna staken ze de wagens in brand en dreven ze de ossen in de richting van de Carthagers, die in paniek raakten.

Het was toen niet ongebruikelijk om brandende dieren op de vijand af te sturen. Arabische en Chinese militaire handboeken beschreven hoe je vogels met een brandbare stof kon insmeren om de tenten van de vijand in brand te steken.

De Indiase militaire strateeg Kautilya stelde zelfs voor om katten en apen brandbare pakketten om te binden en ze op de vijand af te sturen.

Hoe een legeraanvoerder dieren moest leren de vijand op te zoeken, was een vraag waar Kautilya wel raad mee wist. Hij stelde voor vogels te vangen die nesten achter de vijandelijke linie hadden gebouwd. De vogels zouden daar automatisch naar op zoek gaan.

Effectiviteit: 2 van de 5

Romeinen vluchtten door schorpioenen

Terwijl een Romeins leger in 198-199 n.Chr. door het droge, stoffige landschap van het huidige Irak oprukte, vulden de inwoners van de vestingstad Hatra kleipotten met schorpioenen en andere giftige beesten, en verzegelden deze.

Toen de Romeinen arriveerden, werden ze gebombardeerd met de potten. De tactiek werkte goed. Na 20 dagen gaven de Romeinse troepen het al op.

Effectiviteit: 3 van de 5

Giftige honing verzwakte legioenen

De legioenen leefden van het land en waren een makkelijk slachtoffer van vergiftigd voedsel en water.

Toen de Romeinse veldheer Pompeius de Grote rond 65 v.Chr. door het huidige Turkije optrok, wierpen zijn mannen zich gretig op de bijenkorven langs de weg.

Voor veel soldaten was de honing het laatste wat ze ooit proefden. De bijenkorven waren namelijk door een lokale strijdlustige stam opgehangen als een sluwe, giftige val.

In sommige streken in Turkije maken de bijen nectar van een rhododendronsoort die onschadelijk is voor bijen, maar dodelijk voor de mens.

Enkele uren nadat de soldaten de zoetigheid hadden genuttigd, werden ze geveld door hoge koorts, braken en diarree. Ruim duizend soldaten overleden op die manier aan vergiftiging.

De Romeinen leerden het zo wel af om honing te eten, en bijen bleven een gevreesd wapen. De Daciërs, een volk in Roemenië, vochten vele oorlogen uit waarin ze bijenkorven naar de Romeinen gooiden.

Effectiviteit: 5 van de 5

Vijand stikte door brandende kippenveren

Belegeraars konden tunnels onder de vesting graven om de stad binnen te dringen. Als tegenzet groeven de verdedigers een tunnel onder de aanvalstunnel. Ze bereikten de aanvalstunnel, ontstaken er een vuur en lieten de rook zijn werk doen.

Rook was een goedkoop, effectief en veelgebruikt wapen tegen belegeraars die een tunnel onder de stadsmuur groeven. De vijand werd simpelweg de tunnel uitgerookt.

De tactiek werd in 189 v.Chr. tegen de Romeinen gebruikt door de inwoners van het opstandige Griekse Ambracia. Zij staken kippenveren in brand, wat een uiterst onaangename rook veroorzaakte, en hoestend kwam de vijand de tunnels uit.

In 74 v.Chr. trok de Romeinse generaal Lucullus plunderend door Mesopotamië en belegerde diverse steden rond de Zwarte Zee.

Ook nu vonden er gevechten onder de grond plaats, maar de verdedigers zetten deze keer een ander middel in: ze lieten beren en grote zwermen bijen los in de onderaardse Romeinse gangen.

Effectiviteit: 4 van de 5