École Nationale Supérieure des Beaux-arts
Socrates' vrienden wilden dat hij zou vluchten

Socrates’ scherpe tong werd hem fataal

De filosoof Socrates is de meest omstreden inwoner van Athene. Sommigen noemen hem een genie, maar de meesten ergeren zich dood aan zijn eeuwige vragen. 40 jaar lang valt Socrates mensen op straat ongevraagd lastig.

Een zonderlinge figuur loopt door de straten van Athene. Met O-benen, blote voeten en een krabachtig, zijwaarts loopje beweegt hij door de stad.

De oudere man heeft een baard en lang haar. Zijn neus is breed, de ogen puilen uit, de lippen zijn dik.

Het lijkt de god Silenus wel, fluisteren de mensen als hij langskomt. Die was half mens, half paard, en dat is bepaald geen compliment voor de man die graag de grootste filosoof ter wereld wil zijn.

Zijn naam is Socrates, en nu, in 407 v.Chr., is die ambitie nog ver weg. Bij de Atheense elite staat hij bekend als een rare vogel met wie je maar beter geen praatje aan kunt knopen – tenzij je erop zit te wachten om belachelijk gemaakt te worden om je onwetendheid.

Socrates spreekt namelijk graag voorbijgangers op straat aan om ze het hemd van het lijf te vragen.

Geen onderwerp is te gek, en het draait telkens op hetzelfde uit: de schijnbaar onschuldige vragen over het dagelijks leven maken plaats voor scherpzinnige vragen over moraal, rechtvaardigheid en andere verheven onderwerpen, waarbij de meesten hun meerdere in Socrates moeten erkennen.

De filosoof Plato is een van de weinige aanhangers van Socrates, en geeft enkele van deze dialogen weer in zijn werk. Op een dag vraagt Socrates de legerleider

Laches om een definitie van moed. Dat is niet zo moeilijk: ‘Als je standhoudt, je verdedigt en niet vlucht, ben je moedig.’

‘En wat nu als iemand zijn stelling verlaat, maar tijdens zijn vlucht doorvecht?’ riposteert de filosoof, die de generaal compleet van zijn stuk brengt.

Ook Gorgias, een retoricus, raakt volkomen de kluts kwijt als Socrates hem vraagt of weven de kunst van het maken van kleding betreft. Als het antwoord

bevestigend luidt, komt er een nieuwe vraag: ‘En muziek, betreft dat de kunst van het componeren van melodieën?’

Met deze vrij alledaagse vragen stelt Socrates zijn gesprekspartner in feite bloot aan een soort kruisverhoor, waarbij hij na een tijdje zijn doel bereikt: hij wil Gorgias laten inzien dat deze er niet goed over heeft nagedacht wat het eigenlijk inhoudt om retoricus te zijn.

‘Een ondoordacht leven is het niet waard om te leven,’ stelt Socrates, en met zijn vragen wil hij zijn ‘slachtoffers’ tot inzichten brengen.

Maar hij komt er al snel achter dat de meesten helemaal niet op zijn hulp zitten te wachten.

De satirici van Athene nemen Socrates graag op de hak.

Satirici maken het filosoof moeilijk

Socrates komt in 470 v.Chr. ter wereld, midden in de bloeitijd van Athene. De 120.000 vrije burgers van de stad gaat het voor de wind, en de wetenschap en de rede vieren hoogtij.

Daardoor kan de jonge Socrates de steengroeve verruilen voor de straten van Athene en zijn brood verdienen als filosoof.

Hij neemt daarmee geen groot risico, want de stad is een goed functionerende democratie en zorgt goed voor zijn burgers.

Maar in 430 v.Chr. komt de pest per schip naar Athene. Als de ziekte toeslaat, is de stad verwikkeld in een oorlog met Sparta en heeft de bevolking zich achter de muren teruggetrokken.

De toch al dichtbevolkte stad wordt overspoeld met vluchtelingen van buiten, en de epidemie slaat genadeloos toe.

De bronnen liggen vol lijken van pestlijders die in het water zijn gesprongen om hun dorst te lessen.

Als de ziekte uitgewoed is, is een derde van de Atheners dood. Een groot deel van de politieke elite is weggevaagd, en het leger en de vloot zijn verzwakt.

De nieuwe, onervaren stadsbestuurders zetten de uitzichtloze oorlog tegen de aartsvijand Sparta echter voort.

Socrates doet mee aan een aantal veldtochten, maar wanneer hij in de stad is, ligt hij vaak onder vuur. Hij is nu eenmaal een excentriekeling, en omdat hij opvalt, krijgt hij ook ongewenste aandacht.

Zo wordt er in de amfitheaters regelmatig de draak met hem gestoken. In een van zijn toneelstukken beschrijft de dichter Eupolis hem als ‘iemand die over alles in de hele wereld nadenkt, maar geen idee heeft waar hij zijn volgende maaltijd vandaan moet halen’.

Een andere dichter, Aristophanes, haalt in 423 v.Chr. in zijn stuk Wolken hard uit naar Socrates.

Hij zet hem neer als een dwaas die de wolken aanbidt als goden. De eerste keer dat het publiek kennis met hem maakt, komt hij in een mand uit de hemel gezakt.

Dan besteedt hij veel tijd aan het onderwijzen van een domme leerling, die tot grote tevredenheid van Socrates met zijn nieuwe retorische vaardigheden oplichterij en geweld goedpraat.

Socrates zegt hier zelf over: ‘Als een ezel je schopt, klaag je hem dan aan?’

En er zullen nog veel meer ‘ezels’ tegen hem aan schoppen.

Want de pest en de oorlog hebben niet alleen het geduld van de Atheners op de proef gesteld, maar ook de pijlers van de stadstaat, de democratie en het rechtswezen, aan het wankelen gebracht.

Showproces maakt Socrates gehaat

In 406 v.Chr. raakt Athene 25 schepen en 4000 zeelieden kwijt bij een zeeslag tegen de Spartanen.

De vijandelijke vloot wordt verwoest, maar de Atheners zijn boos dat de acht gekozen generaals de doden niet thuis hebben gebracht.

Bijna iedereen kent wel een van de doden, en de nabestaanden kunnen hen nu niet begraven.

Volgens de generaals konden de lijken niet geborgen worden omdat het stormde, maar de bevolking toont geen begrip voor dat argument.

Op de Akropolis zijn 500 vrije mannen bijeen om een oordeel uit te spreken over de zaak. Ze zijn door loting gekozen en mogen een jaar lang wetsvoorstellen indienen.

De gemoederen lopen hoog op tijdens de vergadering, en sommigen stellen voor om de strategen meteen via een stemming te veroordelen.

Socrates heeft nooit eerder deel van de volksvergadering uitgemaakt, maar deze keer is hij ingeloot.

Veel leden willen niet met het voorstel instemmen, maar na dreigementen trekken ze een voor een hun bezwaren in. Het voorstel is weliswaar in strijd met de reglementen, maar de burgers zijn op wraak belust.

Socrates blijft als enige dwarsliggen.

‘Ik beschouw het als mijn plicht om dit risico te lopen uit naam van de wet en de rechtvaardigheid. Ik wil niet medeplichtig zijn aan onwettige voorstellen,’ zegt hij.

Maar zijn verzet mag niet baten. Het voorstel wordt aangenomen, en de acht worden ter dood veroordeeld.

Socrates kan het navertellen, maar hij heeft veel vijanden gemaakt – politici en gewone inwoners van Athene.

De filosoof Socrates zette geen woord op papier, maar dankzij zijn bewonderaar Plato kennen we een aantal van zijn gevleugelde uitspraken.

© biographies.net

Sparta vestigt dictatuur

In 404 v.Chr. dwingt de Spartaanse legerleider Lysander, een meedogenloos aanvoerder, Athene tot overgave.

Hij schort meteen de grondwet op, heft de democratische instellingen op en brengt een pro-Spartaans bewind aan de macht, de Dertig Tirannen.

Een oud-leerling van Socrates, de dichter Critias, krijgt er de leiding over. De Atheners, die al zwaar op de proef waren gesteld, krijgen nu met een waar schrikbewind te maken.

Vijanden en politieke tegenstanders van de Dertig worden stelselmatig uit de weg geruimd. Iedereen loopt gevaar, maar Socrates, met zijn grote gevoel voor rechtvaardigheid, kan niet zwijgen en bekritiseert de tirannen openlijk.

Critias heeft een diep respect voor zijn oude leermeester, maar hij kan hem niet laten begaan. De Dertig Tirannen laten de filosoof weten dat hij op straat geen jonge mensen mag aanspreken.

Hij zou hen met zijn meningen vergiftigen, zo menen ze. Socrates houdt echter niet lang zijn mond, want niet veel later moet Critias hem weer ontbieden. Deze keer hebben de Dertig een duivels plan uitgebroed.

Socrates, die de wet boven alles stelt, moet een handeling uitvoeren die hem tegen de borst stuit.

Hij krijgt de opdracht om de rijke Leon om het leven te brengen. Maar de filosoof vertrekt na het horen van dit bevel.

‘Ik heb ze laten zien dat ik me niet in het minst om de dood bekommer, maar dat ik me ten zeerste bekommer om het niet begaan van onrecht,’ zou hij volgens zijn collega Plato gezegd hebben.

Socrates verwacht de doodstraf voor zijn ongehoorzaamheid, maar hij wordt gered als Critias in 403 v.Chr. naar de haven Piraeus gaat, waar aanhangers van de democratie tegen de troepen van de Dertig vechten. Critias komt om het leven, en met hem valt de tirannie.

De tirannen zijn maar een jaar aan de macht geweest, maar in die korte tijd zijn 1500 burgers over de kling gejaagd.

Socrates wordt zondebok

Al wordt de democratie heringevoerd, het nieuwe Athene is een zwakke versie van het oude. Tientallen jaren van oorlog hebben erin gehakt.

Slechts één ding is als vanouds: Socrates slentert nog steeds door de straten met zijn vragen. Hij is nu bijna 70.

Lichamelijk is hij zo gezond als een vis, maar de Atheners kijken hem meer dan ooit met de nek aan.

De filosoof had namelijk banden met de mannen die de democratie om zeep geholpen hebben – zoals de tiran Critias, die ooit een getalenteerd dichter was, maar zich ontpopte tot een despoot. Volgens velen had Socrates hem gecorrumpeerd.

Alle burgers van Athene kunnen een rechtszaak beginnen, en één rijke man doet waar velen al op zitten te hopen:

Socrates wordt aangeklaagd. De filosoof moet op een inleidend verhoor komen, waar hem de aanklacht voorgelezen wordt. Hij wordt beticht van blasfemie en het corrumperen van de jeugd. Daar staat de doodstraf op.

Socrates blijft zoals altijd stoïcijns als hij na deze dramatische dag naar huis wandelt.

Zijn vrienden smeken hem om de stad te ontvluchten, maar het is voor Socrates ondenkbaar om zijn geliefde Athene te verlaten:

‘Ik ben dankbaar dat (de god, red.) Apollon mij geschapen heeft als man en niet als vrouw, als Griek en niet als barbaar, en als Athener en niet als buitenlander.’

Filosoof krijgt jury tegen zich

De rechtbank is vrij bescheiden, maar het is toch een indrukwekkend schouwspel als de 500 juryleden verschijnen.

Ze zijn bij loting gekozen uit een gezelschap van 6000 vrije mannen. Een voor een schrijden ze langs de wachten om het houten bord te tonen dat bewijst dat ze uitverkoren zijn. Ze nemen plaats op lange, harde banken.

De zon is nog maar net op als de rechtszaak in de zomer van 399 v.Chr. begint. Toch zit de publieke tribune vol.

Socrates is een bekende verschijning in het straatbeeld van Athene, en veel inwoners willen zien hoe hem het vuur na aan de schenen wordt gelegd, zoals hij dat zo vaak bij anderen deed.

Athene kent geen advocaten. Soms laat een verdachte een jurist een verdedigingsrede schrijven, maar dat heeft Socrates niet gedaan.

Het wordt doodstil als Socrates het woord neemt, maar de toeschouwers vermaken zich opperbest.

De filosoof lijkt graag dood te willen, want hij doet er alles aan om de burgers die over zijn lot zullen beslissen voor het hoofd te stoten. Socrates wil zich verdedigen noch zijn daden vergoelijken.

Hij verklaart dat een god tot hem spreekt en dat hij de meest wijze man van Athene is omdat hij heeft begrepen dat hij niets weet.

Volgens de auteur Xenophon, die aanwezig is, leidt deze bewering tot een storm van kritiek van de jury. En het wordt er in de zaal niet rustiger op als Socrates vertelt wat Apollon over hem zou hebben gezegd via het alwetende orakel in Delphi.

‘Ten overstaan van meerdere mensen zwoer Apollon dat geen mens vrijer, rechtvaardiger of verstandiger is dan ik,’ schept Socrates op. Daarmee verspeelt hij het beetje krediet dat hij nog had.

Als de dag voorbij is, gaat er een kruik rond. De 500 juryleden moeten er een bronzen schijf met hun stem in doen.

Met zijn opschepperij en zijn banden met het gehate regime heeft Socrates de jury tegen zich in het harnas gejaagd. Hij wordt door een meerderheid van 280 juryleden schuldig bevonden.

Socrates erkent rechtbank niet

De aanklager eist de doodstraf, maar de wet schrijft voor dat de beklaagde een alternatieve straf mag voorstellen, die de jury ook kan opleggen.

Verbanning zou in een zaak als deze een gepast tegenvoorstel zijn, maar Socrates is blijkbaar nog niet klaar met provoceren.

‘Welke beloning is betamelijk voor een arme man die vrije tijd nodig heeft om u de weg te wijzen? Verzorging op kosten van de staat. Dat verdient hij veel meer dan een of andere winnaar van de Olympische Spelen,’ betoogt hij.

Als de jury het voorstel voor een ‘straf’ heeft gehoord, gaat er een verontwaardigd geroezemoes op, waarop Socrates het nog erger maakt door zich bereid te tonen 100 drachme te betalen – een belachelijk laag bedrag.

Hij is zelfs zo brutaal om eraan toe te voegen dat hij het een uitermate gul gebaar vindt voor een arme filosoof zoals hij.

De schrijver Xenophon stelt de zaken iets anders voor. Volgens hem weigert Socrates met een alternatieve straf te komen omdat hij de rechtbank daarmee indirect zou erkennen en het vonnis rechtsgeldig maken.

De jury kan dus kiezen tussen de doodstraf en vrijspraak.

Wanneer de juryleden voor de tweede keer hun bronzen schijf in de stembus hebben gedaan, wordt duidelijk dat de filosoof zijn zaak geen goed heeft gedaan.

In de eerste ronde verklaarden slechts 280 man hem schuldig. Nu stemmen, volgens historicus Diogenes Laërtius, 360 juryleden voor zijn dood. Socrates heeft zichzelf het graf in gepraat.

Filosoof draait de bak in

De 70-jarige filosoof wordt naar het huis van bewaring gebracht. Athene kent geen gevangenisstraf en sluit misdadigers alleen op in afwachting van de tenuitvoerlegging van hun straf.

Ze mogen bezoek ontvangen.

Socrates’ radeloze vrienden stellen voor dat hij ontsnapt of een jury omkoopt voor vrijspraak. Maar dat is een absurd idee voor de filosoof.

Het vonnis is zeker onrechtvaardig, maar als hij het ontloopt, handelt hij ook onrechtvaardig. Dat is in strijd met alles waar hij voor staat.

Als Socrates de wet niet respecteert, of het vonnis nu terecht was of niet, zal hij de gemeenschap onrecht doen.

En de filosoof is ervan overtuigd dat zijn lichaam slechts een aards omhulsel is. Zijn ziel zal na zijn terechtstelling voortleven, zo weet hij.

Na een maand in de cel is het zo ver. Socrates moet het vonnis zelf voltrekken door gif van de gevlekte scheerling in te nemen.

Hij krijgt in het gezelschap van zijn vrienden een gifbeker aangereikt van een bewaarder. De aanwezigen barsten in huilen uit als hij een slok neemt en zich voor de laatste keer zijn zonderlinge zelf toont.

‘Wat is dit nu voor een gedrag voor mannen? Ik heb vrouwen weggestuurd om dit soort dingen niet te hoeven zien. Ik wilde in gepaste stilte sterven, en nu dwingen jullie tranen me om leuk te doen.’

Socrates ijsbeert in zijn cel tot hij het gevoel in zijn benen begint kwijt te raken. Dan gaat hij liggen en verspreiden de verlammingsverschijnselen zich door zijn lichaam. Er gaan een paar stuiptrekkingen door hem heen. Korte tijd later is de filosoof Socrates dood, 70 jaar oud.