De klassieke Olympische Spelen waren een religieus feest voor mannen. Vrouwen zaten zelfs niet in het publiek.
Ze konden een heel klein rolletje krijgen bij de Spelen als eigenaar van een wagen die aan de wedrennen deelnam.
Prinses Cynisca van Sparta won twee keer toen haar wagen in 396 en 392 v.Chr. als eerste over de eindstreep ging.
Maar vanwege de regels mocht ze er zelf niet bij zijn.
Vrouwen hadden wel hun eigen sportfestijn: de Heraia waren genoemd naar de godin Hera en werden ook in Olympia gehouden.
Jonge, ongetrouwde vrouwen namen het tegen elkaar op.
Vrouwen deden mee met hardlopen
Deze Heraeaanse Spelen worden voor het eerst in de 6e eeuw v.Chr. genoemd. Ze bestonden alleen uit een renwedstrijd, stadion, met drie leeftijdscategorieën.
Die wedstrijd kenden de mannen ook, maar de afstanden waren bij de vrouwen iets korter.
En in tegenstelling tot de heren renden de dames niet naakt: ze droegen een chiton, die echter de rechterschouder en -borst onbedekt liet.
Toen de Olympische Spelen in 1896 voor het eerst sinds de oudheid weer werden georganiseerd, mochten vrouwen ook niet meedoen.
Na een storm van kritiek waren ze in 1900 wel welkom, maar alleen bij ‘vrouwelijke’ sporten als tennis en paardrijden.
Geleidelijk mochten ze aan meer disciplines meedoen.