‘Bezing, godin, de wrok van Achilles van Peleus, de bron van ellende die duizenden rampen bracht voor de Achaeërs.’ Deze woorden waren generaties lang verplichte kost voor gymnasiasten in de westerse wereld.
Het zijn de beginwoorden van het epos de Ilias, het oudste verhaal in het Grieks. Het is geschreven door Homerus en verhaalt van een roemruchte periode in de Griekse geschiedenis, die bol staat van helden die vochten en stierven in de strijd om de machtige stad Troje. Het was zo populair dat het ook na de tijd van Homerus (8e eeuw v.Chr.) nog 500 jaar mondeling werd overgeleverd.

Al in de oudheid was het verhaal over de Trojaanse Oorlog populair. Zo werd het afgebeeld op amfora’s. Hier is Achilles te zien die Hector achter zijn strijdwagen aan trekt.
De Ilias heeft met zijn verhaal over de botsing tussen de Grieken uit het westen en de Trojanen in het oosten de wereld al van meet af aan gefascineerd. In de oudheid gold het epos als een leidraad voor oorlog, politiek en krijgshandelingen.
De Macedonische koning Alexander de Grote zou met een exemplaar onder zijn kussen hebben geslapen toen hij ten strijde trok. In de beroemde bibliotheek van het oude Alexandrië verzamelden geleerden alle edities ervan om de teksten te vergelijken, en het is in vrijwel alle talen en taalvarianten vertaald, alleen al in 70 versies van het Engels.
Onlangs is het zelfs vertaald in het Zuid-Afrikaans Engels. De gedichten van Homerus zijn wijdverbreid en liggen vandaag de dag ten grondslag aan veel van onze kennis van het oude Griekenland en zijn mythen en heldensagen. Eeuwenlang al breken de geleerden zich het hoofd over de vraag of het gedicht meer is dan een verzameling legenden.
Was de Ilias puur amusement, of beschreef het epos een echte oorlog, uitgevochten door echte helden?
Lang werd gedacht dat de Ilias een verhaal was dat aan de fantasie was ontsproten. De afgelopen jaren echter hebben archeologen en linguïsten enkele sensationele ontdekkingen gedaan die Homerus’ epos tot meer dan zomaar een goed, dramatisch verhaal maken. Alles duidt erop dat de Ilias is geënt op een echte oorlog in de bronstijd.

De heldendichten Ilias en Odysee drukten een groot stempel op de Griekse cultuur.
Bankier zoekt Troje
De eerste ontdekkingsreizigers die er in de 19e eeuw opuit gingen om het lot van Troje nader te onderzoeken, stuitten op veel scepsis. Archeologen betwijfelden 200 jaar geleden niet alleen of Troje ooit wel het toneel van een oorlog was geweest, ze meenden zelfs dat de stad louter het product van Homerus’ verbeelding was.
Enkele enthousiastelingen onder wie Heinrich Schliemann, een Duitse bankier, globetrotter en amateurarcheoloog, waren ervan overtuigd dat Homerus’ verhaal over Troje en de oorlog op feiten was gebaseerd. Schliemann was geobsedeerd door de Ilias.
Hij was afkomstig uit een arm domineesgezin, en zijn vader las hem vaak voor uit het gedicht. Als volwassene had hij door hard werken fortuin gemaakt met de handel op Rusland en als bankier tijdens de goldrush in de VS. Nu hij een expeditie kon betalen, was hij vastbesloten Troje te vinden. Hij ging in 1868 op zijn 46e naar de Middellandse Zee, op zoek naar de legendarische stad.

Heinrich Schliemann was een pionier van de archeologie. Zijn gebruik van dynamiet tijdens opgravingen werd later echter niet gewaardeerd.
Waar Troje lag, was op dat moment nog een groot raadsel. Al sinds de oudheid dachten historici dat de stad – als deze al bestond – aan de Dardanellen in het huidige Turkije lag. De Bunarbashi-heuvel zou dan ongeveer de plek zijn waar de ruïnes van Troje moesten liggen, aldus de doodenkele onderzoekers die het bestaan van de stad niet direct afwezen.
Hier begon de zoektocht van Schliemann dan ook, en in 1869 kwam hij met zijn expeditie in Turkije aan om de heuvel te bekijken. Hij hoefde maar even te graven om te kunnen concluderen dat de machtige koningsstad hier niet lag.
Er was geen spoor van de muren of potscherven die tevoorschijn zouden komen als de grote paleizen, hoge torens, grachten en brede wegen uit Homerus’ epos zich in de bodem zouden bevinden. De locatie van de heuvel droeg bij aan Schliemanns scepsis.
Tijdens de slag om Troje lag het kamp van de Grieken volgens de Ilias aan de kust. Vanaf hier liepen ze – zo zegt Homerus – meerdere keren per dag naar Troje om te vechten. Maar Bunarbashi ligt kilometers van de kust – veel te ver voor de Grieken om elke dag op en neer te hebben gereisd.
Toen Schliemann de route aflegde die de Grieken tijdens de gevechten op de eerste dag zouden hebben gevolgd, merkte hij dat de Grieken in negen uur een dikke 84 kilometer hadden moeten lopen als Troje echt hier had gelegen.

De Ida is de hoogste berg van Kreta, en omdat hij voorkomt in de Ilias kon Schliemann er Troje mee lokaliseren.
Om de theorie dat Troje hier lag definitief te kunnen ontkrachten, pakte Schliemann zijn exemplaar van de Ilias erbij. Hij bekeek alle passages met eventuele informatie over de locatie van de stad.
Homerus schreef bijvoorbeeld dat de Trojanen vanaf de stadsmuren de berg Ida konden zien. Maar die is niet zichtbaar vanaf de heuvel van Bunarbashi, hoe hoog de muren ook zijn geweest; de Duitse archeoloog kon dat zelf vaststellen.
Het aantal bronnen rond de heuvel strookt ook niet met de beschrijving van Homerus. De Ilias zegt dat er in Troje twee bronnen ontsprongen: de ene zo heet dat het water stoomde, de andere zo koud als ijs. Schliemann vond in totaal 34 bronnen op zijn tocht rond de heuvel.
Door de watertemperatuur te meten met zijn zakthermometer, ontdekte hij dat het water in alle bronnen exact dezelfde temperatuur had, namelijk 17,5 °C.
Voor meer zekerheid volgde hij de voetsporen van twee hoofdpersonen van de Ilias. Achilles en Hector zouden driemaal rond de stadsmuren hebben gerend bij hun laatste duel.
Schliemann legde dezelfde route af, maar stuitte op een steile helling die hij op handen en voeten moest beklimmen. De twee helden konden niet rond de stad hebben gerend als ze over een helling moesten klimmen, concludeerde hij, waarmee Bunarbashi voor hem had afgedaan.
Naburige heuvel past beter bij Ilias
Schliemann trok een paar kilometer naar het noorden om in de Hisarlık-heuvel te gaan graven, daartoe aangezet door andere amateurarcheologen, vooral de Brit Frank Calvert. Dit gebied bleek perfect bij Homerus’ beschrijving te passen.
Niet alleen lag de heuvel dicht bij zee en was er onbelemmerd zicht op de berg Ida, hij lag ook op een natuurlijk plateau, zodat Achilles en Hector er tijdens hun gevecht gemakkelijk omheen hadden kunnen rennen.
‘Ik ben er absoluut van overtuigd dat dit de locatie is van het oude Troje.’ Heinrich Schliemann toen hij het landschap rond het Turkse Hisarlık zag
Hisarlık ligt 5 kilometer van zee, maar inmiddels is al gebleken dat de heuvel in Homerus’ tijd dichter bij de kust lag, met een natuurlijke haven, geschikt voor Griekse zeilschepen. Tegenwoordig is deze verland.
Bij een reconstructie van de kust ten tijde van Homerus lijkt deze sterk op het terrein zoals beschreven in de Ilias. Schliemann zelf twijfelde geen moment: ‘Ik ben er absoluut van overtuigd dat dit de locatie is van het oude Troje,’ schreef hij na inspectie van de Hisarlık. Gelijkenis met de beschrijving van Homerus was echter onvoldoende bewijs. De Duitser moest de grond in om zijn hypothese te kunnen bevestigen dat Hisarlık Troje was.
Uit geschriften van de Griekse wetenschapper Eratosthenes wist Schliemann precies waarnaar hij op zoek was. De geleerde had in de 3e eeuw v.Chr. getracht uit te vinden wanneer Troje was gevallen, en was erop uitgekomen dat het 408 jaar vóór de eerste Griekse Olympische Spelen moest zijn geweest, oftewel in het jaar 1148 v.Chr.
In april 1870 stak Schliemann de eerste schop in de grond en binnen de kortste keren stuitte hij op lagen die volgens hem dateerden uit de tijd dat Troje was gevallen. De onderzoekers hadden het mis: Troje had echt bestaan. Hij had gelijk.

Heinrich Schliemann legde vanaf 1876 het Griekse Mycene bloot. Hij vond er de beroemde Leeuwenpoort en andere schatten, die hij koppig toeschreef aan Agamemnon, de bedwinger van Troje.
Conclusies op losse schroeven
Schliemanns ontdekkingen werden uiteraard eerst met scepsis ontvangen, maar dat veranderde snel. Enkele archeologen raakten ervan overtuigd dat de Duitser wel degelijk de plek van het oude Troje had gevonden. De meeste wetenschappers zijn het er inmiddels over eens: Schliemann heeft de locatie van Troje gevonden, maar dat was niet de stad uit de Ilias.
De laag waarin hij groef, was daarvoor gewoon te oud en de stad die hij blootlegde, kan dus niet die van Homerus zijn geweest. De stad op de heuvel, Hisarlık, heeft het zwaar te verduren gehad, blijkt uit de vele opgravingen die hier sindsdien zijn verricht. Gedurende een periode van 4000 jaar is de stad zeker negen keer vernietigd en herbouwd, in verschillende lagen op elkaar.
De onderste en oudste laag, Troje 0, stamt uit het neolithicum, rond 3700 v.Chr. De jongste laag dateert uit de Romeinse tijd, omstreeks het jaar 500 n.Chr.
‘Schamele nederzettinkjes die zichzelf nauwelijks een stad konden noemen.’ Expert over opgravingen in wat volgens sommigen Troje was, 1984
Schliemann had dwars door de lagen heen de resten van Troje 2 – een van de oudste steden – aangeboord en deze tot de stad van Homerus gebombardeerd. Later onderzoek wees uit dat deze zo’n 1000 jaar ouder is dan de stad die in de Ilias wordt beschreven.
Archeologen zagen later in laag 6 of 7a het Troje van Homerus. Maar de enorme gebouwen en vestingwerken die de Ilias noemt, leken er te ontbreken. Troje 6 en 7a waren ‘schamele nederzettinkjes die zichzelf nauwelijks een stad konden noemen,’ aldus een deskundige in oude steden in 1984.
Een grootschalige oorlog om zo’n plaats leek veel wetenschappers dan ook onwaarschijnlijk – zo’n klein stadje was amper de moeite van het vechten waard, meenden ze.

Schliemanns vrouw Sophia poseert met enkele stukken uit de zogenoemde schat van Priamus, die de archeoloog Turkije uit had gesmokkeld.
Vondsten maken Troje groter
Uit opgravingen uit eind jaren 1980 en 2005 blijkt echter dat Troje veel groter was dan aanvankelijk gedacht. Onder de citadel, waarvan men eerst meende dat het de enige bewoonde plek was, vonden archeologen overblijfselen van een bebouwde kom met plaats voor 7000 inwoners.
Al met al strekte Troje zich over een oppervlakte van meer dan 300.000 vierkante meter uit, en bood het plaats aan 10.000 inwoners, zo denkt men. De stad was dus 15 keer zo groot als eerst werd aangenomen, en moet naar de maatstaven van die tijd een bloeiende metropool zijn geweest.
Door zijn omvang en locatie domineerde Troje waarschijnlijk de hele streek en controleerde het de toegang van de Middellandse Zee tot de Zwarte Zee, dus van Zuidoost-Europa naar Klein-Azië. Haar centrale ligging maakte de stad rijk en machtig.
De weersomstandigheden versterkten de positie van Troje. Homerus noemt de stad ‘het stormachtige Troje’ en wind speelde een belangrijke rol in haar ontwikkeling. Onderzoekers hebben gemeten dat er ’s zomers – destijds het vaarseizoen – bij de ingang van de stad wel 60 dagen lang een harde noordenwind waaide.
In de bronstijd wisten de zeelui nog niet hoe ze met hun zeilen ‘aan de wind’ konden varen, dus tegen de wind in. Schepen met goederen moesten daardoor vaak via binnenwateren varen of lagen soms wekenlang in de haven. De levendige handel en de extra omzet die dit met zich meebracht, waren gunstig voor de stad.

Er zijn veel ruïnes blootgelegd bij Hisarlık in Turkije, die laten zien hoe groot Troje was.
Troje 6 sluit aan bij Homerus’ beschrijving van ‘huizenhoge muren’ en ‘stevige torens’, maar was rond 1250 v.Chr. verwoest door een aardbeving, niet door een oorlog. De volgende stad – Troje 7a – was minder rijk en fraai, maar had meer vestingwerken.
Rond 1175 v.Chr. was de stad opnieuw verwoest, ditmaal na strijd en belegering, zo lijkt het. Volgens archeologen wijst de vondst van pijlen en speerpunten op een gewelddadig einde.
Herenhuizen en paleizen waar ooit één familie woonde, waren opgesplitst om meer mensen te huisvesten, en in vrijwel elk huis lagen grote kruiken begraven, allemaal aanwijzingen dat de stad vóór de inname belegerd was, precies zoals Homerus beschrijft. Zowel Troje 6 als Troje 7a waren mooie steden die de moeite van het verdedigen waard waren.
Ontvoering leidt tot de val van Troje
De Trojaanse Oorlog is een tragedie die tientallen jaren duurt. Alle gebeurtenissen worden beschreven in de zogeheten epische cyclus, die naast de Ilias bestaat uit de Kypria, Aithiopis, Kleine Ilias en Iliupersis.
Ca. 1190 v.Chr.
Met hulp van de godin Aphrodite wordt de mooie Helena verliefd op prins Paris, en hij neemt haar mee naar Troje, waar hij vandaan komt. Haar man, de Spartaanse koning Menelaos, is niet blij dat zijn vrouw gestolen is en zweert haar naar huis te zullen halen. Hij trommelt lokale Griekse vorsten op om mee te vechten.

Ca. 1188 v.Chr.
Het Griekse leger is klaar om weg te varen, maar het is windstil. Om wind mee te krijgen moet Menelaos zijn dochter Iphigenia offeren.

Ca. 1188-1185 v.Chr.
Tien jaar lang belegeren de Grieken Troje. Menelaos verslaat prins Paris in een duel. Maar de goden beschermen Paris, en Helena blijft in Troje.

Ca. 1183 v.Chr.
Na een impasse van jaren laait de strijd op. Patroclus, bevriend met oorlogsheld Achilles, mengt zich in de strijd en wordt gedood door Trojes beste krijger Hector.

Ca. 1183 v.Chr.
Woedend om de dood van Patroclus daagt Achilles Hector uit voor een duel en doodt hij hem. Hij vernedert de Trojanen door diens lichaam achter zijn strijdwagen aan te trekken.

Ca. 1183-1181 v.Chr.
Om zijn broer te wreken schiet prins Paris Achilles een pijl in zijn hiel. Dit lichaamsdeel is als enige niet onkwetsbaar en Achilles sterft aan zijn verwonding.

Ca. 1180 v.Chr.
De Grieken bouwen een houten paard waarin hun beste krijgers zich verstoppen. De Trojanen denken dat het paard een offerande is en slepen het de stad in. De krijgers kruipen er ’s nachts uit en nemen de stad van binnenuit in.

Ca. 1180 v.Chr.
Een bloedbad is het gevolg. De Trojanen proberen zich te verdedigen, maar worden bij bosjes gedood. Uiteindelijk wordt de stad platgebrand en verlaten.

Kleitablet met naam van prins
Volgens Homerus was de directe reden van de oorlog niet de locatie van de stad, noch haar rijkdom. Aanleiding tot de oorlog was de mooiste vrouw van Griekenland, Helena, die naar Troje werd ontvoerd. Volgens Homerus was ze getrouwd met koning Menelaos van Sparta, maar werd ze verleid door de Trojaanse prins Paris, die haar een bezoek bracht.
Helena is maar een van de vele namen waar de onderzoekers naspeuring naar hebben gedaan. Ze wordt genoemd in verschillende oude geschriften. Zo schrijft de dichter Stesichorus (632-556 v.Chr.) dat Helena en Paris tijdens de ontvoering naar Egypte gingen.
De verhalen kunnen gebaseerd zijn op oude mythen en de geleerden hebben geen tastbaar bewijs dat er een Griekse koningin genaamd Helena heeft geleefd. Ze denken echter wel dat er daadwerkelijk een Paris heeft bestaan. Homerus noemt Paris ook wel Alexandros, en die naam kennen de wetenschappers van vondsten in een stad enkele honderden kilometers verderop.

Prins Paris wordt beschreven als een lafaard, en in de Ilias scheldt Hector hem de huid vol omdat hij binnenblijft met Helena terwijl de stad in oorlog is met de Grieken.
Toen Turkse archeologen de stad Hattusa, de hoofdstad van de machtige Hettieten, opgroeven, stuitten ze op het archief van de stad, met duizenden kleitabletten. Een ervan uit circa 1280 v.Chr. beschrijft een verbond tussen Alaksandu van Wilusa en de Hettitische koning. Enkele onderzoekers denken dat Wilusa de Hettitische spelling van Trojes tweede naam, Ilion, is.
De Ilias ontleent zijn titel aan deze bijnaam van de stad en volgens de Hettitische archieven was Alaksandu koning van Troje, ruim 100 jaar voor de Trojaanse Oorlog. Een latere prins van Troje zou best een verbasterde versie van die naam kunnen hebben gehad: Alexandros.

Het schild van Achilles is nauwkeurig beschreven en zou versierd zijn geweest met o.a. hemellichamen en dansende mensen. Er is nu alleen een reconstructie van.
De ontvoering van Helena door Paris bracht haar man Menelaos ertoe op wraaktocht te gaan. Zelf was hij koning van Sparta, en zijn oudere broer Agamemnon koning van Mycene, een van de sterkste rijken van Griekenland.
De broers gingen naar Pylos, waar Nestor heerste. Hij hielp ze bondgenoten te rekruteren, onder wie Odysseus, de sluwe koning van Ithaka, en Achilles, de beste krijger van Griekenland en de leider van de Myrmidonen, een Noord-Griekse stam.
De geleerden breken zich al jaren het hoofd over de vraag of deze vorsten echt hebben bestaan, maar concreet bewijs ontbreekt. Wel tastbaar zijn de sporen die ze hebben nagelaten in de vorm van resten van vestingen en paleizen die overal in Griekenland zijn te vinden.

Bij Hisarlık is een koperen munt uit de Trojaanse tijd gevonden. In de Inscriptie staat het woord Wilusa, ofwel Ilion – zoals Homerus Troje noemt.
Griekse hoofdstad baadt in goud
Het Griekse vasteland was in de late bronstijd (circa 1600-1100 v.Chr.) verdeeld in kleine, zelfstandige koninkrijken, die op den duur uitgroeiden tot ontwikkelde staten. Ze behoorden allemaal tot de Myceense cultuur en hadden hun architectuur, goden, taal en schrift met elkaar gemeen. Het grootste Myceense koninkrijk was Mycene zelf, waar volgens de Ilias koning Agamemnon heerste.
Mycene ligt op het Griekse vasteland en werd opgegraven door Heinrich Schliemann, enkele jaren na zijn vondst van Troje. In de Ilias wordt de stad ‘het goudrijke Mycene’ genoemd en bij zijn opgravingen vond Schliemann dan ook enkele koningsgraven met prachtige goudschatten die aantoonden dat Mycene rijk was aan goud.

In een graf in Mycene lag een dodenmasker dat mogelijk van koning Agamemnon was. Het masker stamt uit de 16e eeuw v.Chr. en is uit één enkele plaat goud gehamerd. De details zijn daarna uitgedreven.
Een van de indrukwekkendste graftombes dateert uit circa 1250 v.Chr. en is genoemd naar Agamemnons vader Atreus, wiens naam ook opduikt in de Hettitische archieven. Hierin is sprake van een Hettitische vazalkoning die Cyprus veroverde. Ook zijn er in Pylos resten blootgelegd van het paleis van koning Nestor, die volgens de Ilias 90 schepen naar Troje zond.
De vondsten tonen onomstotelijk aan dat Pylos ooit een machtig koninkrijk was. Tijdens de opgravingen hebben archeologen talloze kleitabletten gevonden waaruit blijkt dat het paleis voor zo’n 50.000 mensen in de regio een bestuurscentrum moet zijn geweest.
Het paleis van de legendarische koning Odysseus is nog niet gelokaliseerd, maar in een grot op het eiland Ithaka, zijn woonplaats volgens Homerus, vonden onderzoekers drie bronzen driepoten – een soort altaren – die werden gebruikt bij een cultus waarin Odysseus werd aanbeden, een van de vele Griekse heldenculten.
Aan de hand van ter plekke aangetroffen inscripties in aardewerk zijn ze gedateerd op rond de 10e eeuw v.Chr. – dus meer dan 200 jaar jonger dan de tijd waarin de Ilias zich afspeelt. Oftewel: de grot in Ithaka brengt ons niet verder in de zoektocht naar het paleis van Odysseus.
We kunnen proberen de geografische locaties en hoofdrolspelers uit het oude Griekse epos uit te vlooien. Maar we kunnen ook trachten na te gaan waardoor Troje nu echt is verwoest. Eén ding is in elk geval duidelijk: vanaf medio 13e eeuw v.Chr. lagen de Myceense Grieken in de clinch met het Klein-Aziatische Hettitische rijk, in het huidige Turkije.
De Myceners drongen steeds verder naar het oosten op toen interne geschillen het Hettitische rijk verzwakten, en namen hun kans waar om kustplaatsen in Klein-Azië te plunderen. De Hettitische archieven bevatten documenten waarin bestuurders van kuststeden herhaaldelijk hun beklag doen over de vele overvallen van de Myceners.

19e eeuwse kunstenaars lieten zich graag inspireren door de gedichten van Homerus. Zo verbeeldde de Deense schilder Constantin Hansen de ontmoeting van Odysseus met de cycloop.
Sommige onderzoekers denken dat de Trojaanse Oorlog ontstond doordat het conflict tussen de Myceners en de Hettieten escaleerde. Anderen menen dat de rijkdom van Troje een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de Myceners moet hebben uitgeoefend.
Door haar strategische ligging beheerste de stad het scheepvaartverkeer door de Dardanellen en verdiende ze veel geld aan Myceense koopvaardijschepen die bij noordenwind waren genoodzaakt haar haven aan te doen. Dit maakte Troje tot een aantrekkelijk doelwit. De Myceense koningen hadden alleen nog een excuus nodig om aan te vallen. De ontvoering van de Griekse koningin Helena door een Trojaanse prins kan net dat excuus zijn geweest waarop ze zaten te wachten.

Voor de film Troy uit 2004 werd het paard van Troje op ware grootte nagebouwd. Het staat vandaag de dag in het Turkse Çanakkale.
Bracht een houten paard Troje ten val?
Toen de Grieken Troje na tien jaar nog steeds niet hadden weten in te nemen, verzonnen ze een list. Volgens Homerus was dat een groot houten paard, maar historici betwijfelen dat.
Na tien jaar constant te zijn belegerd, zijn de Trojanen uiterst alert. Maar als de Grieken wegvaren en een enorm, lomp houten paard achterlaten, laten de Trojanen hun waakzaamheid varen en halen ze het paard binnen. Dit verhaal lijkt te mooi om waar te zijn en archeologen hebben bij de opgravingen op de Hisarlık-heuvel ook geen spoor gevonden van een houten paard.
Volgens sommigen berust de anekdote op een ware gebeurtenis, die door het vele doorvertellen vervormd is overgeleverd. Mogelijk was het paard een stormram waarmee de Grieken de poort openbeukten. Deze zou in het verhaal ‘paard’ zijn genoemd wegens zijn gelijkenis met een dier of omdat hij was ingepakt in nat paardenleer - een geijkte manier om tegen te gaan dat houten bouwsels in brand vlogen als ze met brandende pijlen beschoten werden.
Maar het kan ook dat het paard symbool staat voor een schip. Homerus noemt schepen elders ‘zeepaardjes’. Historici wijzen erop dat hij bij zijn beschrijving van de mannen die in het houten paard kruipen de terminologie gebruikt die Griekse dichters hanteren om mensen te beschrijven die scheep gaan. Het Trojaanse paard moet dan worden gezien als metafoor voor de Griekse vloot. Anderen wijzen erop dat een bepaald type koopvaardijschip versierd was met een paardenhoofd en ‘nijlpaard’ werd genoemd. Deze schepen werden wel gebruikt om oorlogsschatting te betalen. Misschien stoelt het verhaal op een verkeerde interpretatie van zo’n transactie.
Een eenduidige verklaring van het verhaal van het paard van Troje is niet te geven. Meerdere factoren kunnen een rol gespeeld hebben bij de val van Troje, maar een houten paard was daar vast niet een van.
Vloot komt bijeen in grote haven
Koning Agamemnon bracht een vloot met een legermacht bijeen in Aulis, een haven op het vasteland tegenover het eiland Euboea. De haven was geschikt om een leger te verzamelen, en van hieruit kon Troje met wind mee in slechts drie dagen worden bereikt. Het Griekse leger bood een angstwekkende aanblik, met zijn zware en lichte infanterie, strijdwagens, boogschutters en slingeraars.
Daar kwamen de niet-militaire troepen zoals koks, smeden, slagers en slaven nog eens bij. Het leger nam niet veel mee omdat de krijgers het moesten zien te doen met wat ze in vijandelijk gebied konden roven. Volgens de Ilias hadden de wapenbroeders van Agamemnon het bevel over hun eigen troepen, die dan ook vooral loyaal waren aan hun eigen koning. Homerus zegt bijvoorbeeld dat de Griekse held Achilles zijn mannen, de Myrmidonen, uit de strijd haalde na een hoogoplopende ruzie met Agamemnon. Destijds was zo’n opsplitsing van de legerleiding ongewoon, maar op kleitabletten is te lezen dat Myceense legers in de bronstijd daadwerkelijk zo georganiseerd waren.
Homerus wist dus wel degelijk hoe er een paar honderd jaar eerder oorlog werd gevoerd. Hij begreep ook heel goed hoe de zeelui van voor zijn tijd een schip bestuurden: er stond een roerganger op de achtersteven aan één helmstok. Dit detail is opmerkelijk, omdat grote oorlogsschepen in zijn eigen tijd altijd twee helmstokken hadden.
‘Volk na volk vult de stoffige vlakte, mannen, paarden en strijdwagens doen de aarde beven.’ Homerus over het begin van de Trojaanse Oorlog
De vloot was het belangrijkste krijgsmachtdeel voor de Grieken omdat ze deze nodig hadden om Troje te kunnen bereiken. De Myceners hadden roeiboten en zeilschepen speciaal voor vervoer, handel of zeeroverij. De grootste waren zo’n 27 meter lang en boden plaats aan 25 roeiers. In de Ilias worden de vaartuigen ‘donkere schepen’ genoemd omdat hun romp was dichtgesmeerd met pek en teer.
Volgens de Ilias verzamelde Agamemnon 1186 schepen voor de tocht. In geen enkel archief is echter zo’n enorm aantal schepen terug te vinden, dus men neemt aan dat het schromelijk overdreven is. Waarschijnlijk stuurden de Myceense koningen hooguit 300 schepen met 15.000 krijgers op weg.
Strijdwagen speelt een centrale rol
De strijd om Troje begon zodra de Griekse schepen het strand bereikten. ‘Volk na volk vult de stoffige vlakte, mannen, paarden en strijdwagens doen de aarde beven,’ aldus Homerus.
Hij beschrijft hoe de Trojanen in eenheden van 50 man vochten, wat volgens kleitabletten typerend was voor de meeste legers uit de bronstijd. Ze kregen hulp van enkele buurvolkeren die, net als de Grieken, onder hun eigen leider vochten. ‘Elk voert het bevel over zijn eigen onderdanen. Elk stelt zijn mensen op en leidt ze ten strijde,’ aldus het epos.
Volgens de Ilias konden de Trojanen goed uit de voeten met strijdwagens. Wat dat betreft leken ze op hun bondgenoten, de Hettieten, die bekendstonden om hun strijdwagens. 100 jaar voor de strijd om Troje had de Hettitische koning meer dan 2000 strijdwagens naar de Slag bij Kadesh gestuurd om tegen de Egyptische farao te vechten. Een strijdwagen was eenvoudig te bouwen en haalde een snelheid van zo’n 38 kilometer per uur. Elke wagen had een menner en een krijger met een speer.
Tijdens het gevecht hield de menner de teugels in de ene hand, en in de andere hield hij een schild waarmee hij zichzelf en de krijger naast hem beschermde. In Homerus’ tijd waren strijdwagens in onbruik geraakt, waaruit eens temeer blijkt hoe goed de dichter op de hoogte was van het oorlogsmaterieel in de bronstijd.

De Illias vertelt hoe Achilles Hector versloeg en diens naakte lijk achter zijn strijdwagen aan sleepte.
Homerus wist ook precies hoe de strijdwagens op het slagveld werden ingezet: als mobiel platform voor bijvoorbeeld boogschutters, of ze werden en masse op de vijand afgestuurd. Die kennis blijkt ook uit de Ilias, waar een Griekse aanvoerder zijn wagenmenners toespreekt:
‘Laat niemand op zijn moed en menkunde vertrouwen en de anderen vooruitsnellen om in zijn eentje met de Trojanen te vechten,’ wees hij terecht. ‘Het zal jullie verzwakken.’ De strijdwagens deden het het beste in dichte formaties, die Homerus moet hebben gekend, ook al kan hij ze zelf niet in actie hebben gezien.

De Trojaanse prins Paris schoot volgens de Ilias Achilles met een pijl dood, en diens neef Ajax sleepte het lichaam weg.
Hiervan zijn we zeker
Troje gedijde, maar ging ten onder.
- Het Troje dat Homerus beschreef bloeide omstreeks 1184 v.Chr.
- De stad werd rijk van de handel, vooral met Griekse kooplui.
- Troje was goed beschermd door een grote burcht en een hoge, sterke muur.
- Een aardbeving trof Troje rond 1250 v.Chr.
- Pijlpunten in de muren wijzen op gevechten kort voor de val van de stad.
- Sporen van brand vormen wellicht een verklaring voor Trojes ondergang.
Stadsmuur is ondoordringbaar
Grieken noch Trojanen konden hun tegenstrevers op het slagveld verslaan, en dus sleepte de oorlog zich eindeloos voort. De Trojanen zaten veilig achter hun hoge, sterke stadsmuren en de Grieken legden een versterkt kamp op het strand aan.
Voor de stelling dat Troje tien jaar lang is belegerd, is nu archeologisch bewijs. De afgelopen decennia hebben archeologen de ruïnes van de stad onderzocht met onder meer een radar en magnetometer.
De metingen met de magnetometer hebben ons veel geleerd. Met behulp van deze technologie sporen archeologen magnetische verstoringen in de bodem op die op vroegere bewoning duiden. Menselijke activiteit – zoals het maken van een vuur – laat sporen van magnetisme achter in ijzerdeeltjes.
Door het magnetisch veld van de bodem te meten, kunnen onderzoekers contouren vinden van bijvoorbeeld greppels en muren, vooral als deze verbrand materiaal bevatten. De metingen brachten de onderzoekers op het spoor van een gracht op zo’n 400 meter van de centrale citadel van Troje. Inmiddels was deze opgevuld met aardewerk, stenen en afval, maar ten tijde van de Trojaanse Oorlog maakte hij deel uit van de vesting.
Met zijn diepte van 2 meter moet de gracht een bijna onoverkomelijke horde zijn geweest, die belegeraars zeker niet met hun strijdwagens konden nemen. De archeologen stelden vast dat de verdedigingswerken van Troje tot de meest geavanceerde uit de bronstijd behoren.
Troje 6 en zijn opvolger Troje 7a waren omgeven door twee zware muren. De buitenste beschermde het lagere deel van de stad, was 1,6 kilometer lang en van baksteen.

De indrukwekkende stadsmuur van Troje is nog te zien tussen de ruïnes.
Mocht een vijand erin slagen de stadsmuur te doorbreken, dan moest hij verder vechten in een wirwar van smalle steegjes, waar verdekt opgestelde krijgers elk moment tevoorschijn konden springen om de indringers te doden. En dan wachtte de zwaarste beproeving: de citadel of burcht, die 30 meter boven de omgeving uittorende.
De burcht werd beschermd door een 457 meter lange muur van steen. Deze was 4 meter dik en 9 meter hoog, en werd later met kleitegels opgehoogd tot 10 meter toen de inwoners van Troje 7a de verdedigingswerken uitbreidden. Bij de stadspoorten stonden torens van gelijke hoogte. De burcht had een eigen zoetwaterbron, zodat er bij een beleg geen gebrek aan water kon ontstaan.
Troje was onneembaar – behalve van binnenuit. Na tien jaar vechten beseften de Grieken dat ze Troje alleen met een list konden verslaan. Het verhaal van het houten paard dat de Grieken achter de Trojaanse muren deed belanden, komt niet uit de Ilias, die voor de val van Troje stopt. Homerus beschreef in zijn latere gedicht de Odyssee hoe Odysseus zich met een troep soldaten in het houten paard verstopte.
‘De val van Ilion was bezegeld vanaf het moment dat het machtige paard de stad werd binnengehaald, waarin de dapperste mannen van Achaea schuilden om dood en verderf te zaaien onder het volk van Troje,’ aldus het epische gedicht.

Soldaten uit het paard openen de poorten van Troje voor de Griekse troepen, die de stad platbranden.
De mythe over het paard volgens Homerus
De Grieken deden of ze naar huis voeren en lieten bij de muren van Troje een groot houten paard achter met daarin hun beste krijgers.
De Trojanen dachten dat het een offer aan de goden was voor een behouden thuisreis en haalden het binnen. ‘s Nachts sprongen de krijgers eruit en namen ze de stad in.
Odysseus’ list werkte. ’s Nachts opende hij de poorten voor het Griekse leger, dat de stad platbrandde. Bij de opgravingen in Troje zijn sporen van brand gevonden in de vorm van verkoold hout, dat met koolstof 14-analyses is gedateerd op 1230-1180 v.Chr., het tijdvak van de Trojaanse Oorlog.
In de straten van de stad zijn verder ook niet begraven resten van menselijke botten en pijlen gevonden, en speerpunten die uit het metselwerk steken.
Zelfs in de zware stadsmuren troffen de archeologen pijlpunten aan, van een type dat alleen op het Griekse vasteland voorkomt. Ook vonden ze stenen die vermoedelijk voor slingers waren bedoeld. Ze lagen op een stapel, klaar voor gebruik in de strijd.
Verhaal is bijeengesprokkeld
Nu we weten dat Troje inderdaad is belegerd en platgebrand wijst alles erop dat Homerus ook echt een historische stad, historische mensen en een historische oorlog beschreef die leidde tot de ondergang van de stad. Of de Myceners achter die ondergang zitten, is minder zeker.
Volgens deskundigen heeft Homerus meerdere historische gebeurtenissen verweven tot één verhaal. En het ontstaan van zijn dichtwerken is al net zo met raadselen omgeven als Troje zelf, want we hebben geen idee waar Homerus vandaan kwam of tot welke bronnen hij toegang had. En of hij zelfs echt heeft bestaan.
Hoe dan ook, Homerus’ drama is zo krachtig dat het al eeuwen de Griekse en westerse vertelkunst en zelfkennis beïnvloedt, zelfs nu nog, 2700 jaar later. Troje, de list van het houten paard, de hoofdrolspelers van het drama en hun tragische lot leven voort in het collectieve bewustzijn, in de naamgeving van de achilleshiel en van computervirussen, en als thema voor Hollywoodproducties.

MYSTERIES
Dit artikel komt uit de reeks MYSTERIES. Elk deel duikt in raadsels uit het verleden, van de tempeliers tot de occulte wereld van de nazi’s.
Bekijk alle titels en bestel ze hier: www.historianet.nl/mysteries