6 onmisbare trainingstips van de oude Grieken

Smeer je in met olijfolie, sport met een kater en schaf een stierkalf aan – dan word je, volgens de oude Grieken, de perfecte atleet.

1. Smeer je in met olijfolie

Voor trainingen en wedstrijden smeerden Griekse atleten zich steevast in met olijfolie. Het goedje beschermde tegen de brandende Griekse zon, werkte hydraterend, hielp de spieren ontspannen en voorkwam dat er zand en vuil in de poriën doordrongen

Na het sporten werd het mengsel van olie, zweet en vuil weggeschraapt en als medicijn verkocht. Soms hadden vrouwelijke fans er belangstelling voor.

2. Train als je een kater hebt

De oude Grieken hielden wel van een feestje en een glaasje wijn, maar dronkenschap of een kater waren geen excuus om de training te missen.

De Griekse schrijver Philostratus drukte zijn landgenoten op het hart om niet te veel te drinken, maar als het kwaad eenmaal was geschied, moesten ze zich aan hun gebruikelijke trainingsschema houden. Het zweet zou de wijn uit het lichaam afvoeren.

3. Eet gematigd

De Grieken wisten al vroeg dat je een afgetraind lijf niet alleen krijgt door te sporten, maar dat voeding er ook alles mee te maken heeft.

Zo wisten ze dat je een buikje krijgt van witbrood en wijn, maar het was het belangrijkst dat een atleet niet te veel at. Volgens de trainingsexpert Philostratus herkende je mensen die te veel aten aan ‘dikke wenkbrauwen, uitstekende sleutelbeenderen en vetkwabben rond het middel’.

4. Huur een fluitspeler in

Griekse sportcentra werden gymnasia genoemd. Jonge mannen brachten er een paar uur per dag door en beoefenden disciplines als hardlopen, worstelen en gewichtheffen. Alle gymnasia hadden minstens één fluitspeler in dienst, die urenlang op zijn aulos speelde.

Het ritme van deze dubbele fluit hielp de atleten om zich te concentreren en leidde hun aandacht af van hun spierpijn.

5. Koop een stierkalf

Bij krachttraining kwam in het oude Griekenland meer kijken dan gewichten alleen. De Grieken gingen zwemmen met een harnas aan en bonden zichzelf vast aan volgeladen wagens. Veel beroemde atleten maakten ook gebruik van dieren.

De latere zesvoudige Olympisch kampioen Milo van Croton kreeg als kind een stierkalf, dat hij elke dag op zijn schouders nam. Naarmate de stier groeide, werd Milo steeds sterker, en uiteindelijk kon hij rondlopen met een volwassen stier op zijn schouders.

Toen de stier volgroeid was, bracht Milo hem naar de plaatselijke tempel, slachtte hem en at het vlees in één dag op.

6. Neem een persoonlijke trainer in de arm

Voor serieuze Griekse atleten die aan wedstrijden meededen, was een persoonlijke trainer onmisbaar. Die stelde trainingsprogramma’s op, motiveerde de atleet en gaf hem na elke training een massage.

Het winnen van een discipline tijdens de Olympische Spelen was een enorme eer, en die straalde ook af op de trainer. Trainers dreven hun atleet dan ook tot het uiterste.

Eén atleet viel ooit dood neer toen zijn trainer hem herhaaldelijk een vierdaags trainingsprogramma (een tetrade) had laten doorlopen. Een andere trainer stak zijn atleet neer nadat deze had opgegeven tijdens een bokswedstrijd.