Bridgeman Images/Polfoto

Jean-Francois Champollion kraakte de code van de hiërogliefen

Hiërogliefen waren eeuwenlang een mysterie. Maar in 1799 vonden Franse soldaten in de Egyptische stad Rosetta de bekendste steen uit de geschiedenis. Hiermee begon een wedloop om als eerste de code te kraken. Een Franse onderzoeker won.

Op 14 september 1822 rond het middaguur vond in een huisje in de Parijse Rue de Mazarine een heus wonder plaats. Jean-François Champollion geloofde dan ook zijn ogen niet.

Hij werkte al vanaf de vroege ochtend aan nieuwe inscripties uit Egypte, toen hij plotseling, als bij toverslag, het systeem van de tot dan ondoorgrondelijke hiërogliefen ontdekte.

Hij had het raadsel, dat nog niemand had kunnen verklaren, ineens opgelost.

Met al zijn notities en tekeningen stevig tegen zijn borst geklemd stormde Champollion het huis uit en rende het steeds nauwer wordende straatje in.

Een paar honderd meter verderop bevond zich het Franse Instituut, waar Champollions oudere broer werkte. Jacques-Joseph Champollion maakte zich al een tijd zorgen om Jean-François, die dag en nacht koortsachtig met zijn geliefde hiërogliefen bezig was, wat zijn gezondheid niet ten goede kwam.

Daar vloog de deur van zijn kantoor plotseling open. Zijn broer stormde naar binnen en schreeuwde buiten zinnen van blijdschap: ‘Ik ben eruit! Ik ben er eindelijk uit!’ Meteen daarna zakte Jean-­François in elkaar.

Jean-François Champollion was als kind al bezeten van hiërogliefen. Toen hij na jaren noeste arbeid de sleutel tot de vergeten taal vond, was dat een sensatie.

© Bridgeman/Polfoto

De sleutel tot het mysterie

De race om de Egyptische hiërogliefen te ontcijferen begon 23 jaar eerder in 1799. Napoleon Bonaparte had een jaar daarvoor Egypte veroverd en bevolen enkele oude forten in de Nijldelta uit te breiden.

Toen een groep Franse soldaten op de ochtend van 19 juni een oude muur begon te slopen bij Fort Rashid, een paar kilometer van de stad Rosetta vandaan, stuitten ze opeens op een zwart stenen blok. Eén kant van de ruim één meter hoge steen was bezaaid met inscripties.

De Fransen hadden vaker hiërogliefen gezien, maar deze steen was anders. Hij had inscripties in niet één taal, maar in drie talen.

De onderzoekers die met Napoleon meegereisd waren, onderzochten de steen en zagen direct dat de onderste tekst in het Oud-Grieks was geschreven en de bovenste tekst in hiërogliefen; de middelste tekst stond in een voor hen nog onbekende schrijftaal, die later het ‘Demotisch’ werd genoemd – het volksschrift.

De onderzoekers konden de Griekse inscripties probleemloos lezen. Er stond dat de steen een verordening was van de priesters van de Oud-Egyptische stad Memphis uit het jaar 196 v.Chr. ter ere van Ptolemaeus V – een van de Grieks-Macedonische heersers die Egypte van 304 tot 30 v.Chr. regeerden.

De naam van koning Ptolemaeus op de Steen van Rosetta zette de Engelse arts Thomas Young op het goede spoor.

© Bridgeman

Steen werd egyptologisch woordenboek

De Steen van Rosetta heeft inscripties in drie talen, met dezelfde tekst. Met de Griekse inscriptie als sleutel lukte het de schrijftaal van de oude Egyptenaren – de hiërogliefen – uiteindelijk te ontcijferen.

Hiërogliefen.

Demotisch.

Grieks.

De wetenschappers begrepen de twee andere teksten nog niet, maar ze waren er wel van overtuigd dat ze alledrie dezelfde boodschap bevatten en dat zij zelf de sleutel tot de geheimzinnige hiërogliefen in handen hadden.

Kopieën gaan Europa rond

Na de vondst van de Steen van Rosetta, zoals de Fransen hem noemden, gingen kopieën van de inscripties naar universiteiten door heel Europa.

Het was een kwestie van tijd voor de onderzoekers ‘Egypte door de ogen van de Egyptenaren zelf’ konden zien, zoals een van de Franse wetenschappers zei. Niemand kon bevroeden dat het nog 23 jaar zou duren voor het mysterie werd opgelost.

De Franse troepen in Egypte gaven zich een half jaar na de vondst over aan de Britten, die eisten dat de Steen van Rosetta werd overgedragen. Hierdoor kwam deze in het British Museum in Londen terecht.

Maar dankzij de vele kopieën die in omloop waren, bogen zich overal wetenschappers over de inscripties in de hoop de eerste te zijn die de code kraakte.

© Mary Evans

De steen wordt gevonden

De Steen van Rosetta werd tijdens Napoleons expeditie in Egypte gevonden. De steen had inscripties in het Demotisch, Grieks en in hiërogliefen. De meegereisde Franse onderzoekers konden alleen het Grieks lezen, maar waren ervan overtuigd dat de drie teksten
dezelfde boodschap hadden. Ze veronderstelden dat met de tekst die ze konden lezen, de andere twee ontcijferd konden worden. Daarom stuurden ze kopieën naar onderzoekers in heel Europa.

© HISTORIE

Griekse koningsnaam werd leidraad

Aan het begin van de jaren 1820 ontdekte de Engelse arts Thomas Young dat sommige hiërogliefen op de Steen van Rosetta omcirkeld waren en daarom wel belangrijk moesten zijn. Hij wist dat de naam van koning Ptolemaeus in de Griekse tekst voorkwam, en deze had waarschijnlijk ook een ereplaats in de hiërogliefentekst. Ptolemaeus is Grieks en de Egyptenaren hadden hier geen teken voor. Young veronderstelde dat de Egyptische tekstschrijver fonetisch schrift had gebruikt voor het vreemde woord. Hij isoleerde de afzonderlijke klanken van de hiërogliefen in de Griekse koningsnaam. Maar hij ontdekte niet dat hiërogliefen een beeld- én klanktaal zijn.

© Bridgeman

Champollion krijgt zijn grote doorbraak

Toen Champollion over Youngs methode las, experimenteerde hij met de Griekse naam Cleopatra, die de tekens P, L en O gemeen had met Ptolemaeus. Hiermee ontcijferde hij nog meer hiërogliefen. Maar de doorbraak kwam op de dag waarop hij besloot de hiërogliefen te vergelijken met de oude Egyptische taal die hij kende, het Koptisch. Champollion gebruikte de bekende hiërogliefen en vulde ze aan met Koptisch. Zo ontcijferde hij de Egyptische naam Ramses. Via het Koptisch kon hij nu elke hiërogliefentekst lezen.

Een jongensdroom ontstaat

Jean-François Champollion kwam voor het eerst met hiërogliefen in aanraking toen hij elf jaar was. Hij gaf toen al blijk van een groot talent voor talen, want hij kon Hebreeuws, Latijn en Grieks lezen.

Champollion woonde in Grenoble, waar hij de wetenschapper Joseph Fourier ontmoette, die met Napoleon in Egypte was geweest. Fourier raakte geïnteresseerd in de begaafde jongen en nodigde hem bij zich thuis uit.

Terwijl Fourier vervuld van trots zijn Egyptische verzameling liet zien, staarde de jongen als betoverd naar de stenen platen met hiërogliefen en de papyrus­fragmenten en vroeg of je die ook kon lezen.

Toen Fourier zijn hoofd schudde, riep Jean-François uit: ‘Ik zal ze lezen! Over een paar jaar wil ik ze lezen! Als ik groot ben!’

Christelijke heersers verboden heidense hiërogliefen

Hiërogliefen waren bijna 4000 jaar in gebruik. Maar door hun relatie met de heidense goden raakten ze in onbruik toen het christendom terrein won.

Toen Champollion voor het eerst de oude Egyptische hiërogliefen zag, waren de tekens ruim 1300 jaar niet gebruikt. De jongste inscriptie die archeologen hebben gevonden, komt uit 394 n.Chr. Toen begon de opmars van het christendom in Egypte, waardoor de Egyptenaren afstand moesten doen van hun heidense goden en hiërogliefen die met hun verering samenhingen. Maar toen waren de hiërogliefen wel al bijna 4000 jaar gebruikt.

In de loop der tijd veranderde het uiterlijk van de hiërogliefen aanzienlijk, van duidelijke afbeeldingen in iets wat meer lijkt op ons huidige schrift.

© Scanpix

Hiërogliefen

Het formele schrift van 3300 v.Chr.tot 394 n.Chr. Deze hiërogliefen waren voor formele inscripties, zoals op tempels.

© Wikipedia

Hiëratisch

Schrift van priesters.

Een simpele vorm van hiërogliefen, die beter geschikt was voor het schrijven op papyrus.

© Wikipedia

Demotisch

Schrift van bestuurders.

Ontstond ca. 700 v.Chr. en werd alleen gebruikt om over wereldse zaken te schrijven.

© Wikipedia

Koptisch

Het nieuwe schrift.

Ontstond ca. 250 n.Chr. Gebaseerd op Oud-Egyptisch, maar geschreven met Griekse letters.

Vanaf dat moment waren de hiërogliefen een obsessie voor Champollion, die in de jaren daarna Arabisch, Syrisch, Chaldeeuws en Chinees leerde, en ook Koptisch: de taal die de christelijke Egyptenaren tot in de zevende eeuw n.Chr. schreven en spraken; toen werd Egypte veroverd door islamitische Arabieren.

Al die talen leerde Champollion zodat hij beter voorbereid zou zijn op de krachtmeting met de hiërogliefen die hem wachtte en waar hij in 1808 aan begon. Hij was toen nog maar achttien jaar.

In de tussentijd hadden onderzoekers over de hele wereld vergeefs gepoogd de hiërogliefen met behulp van de Steen van Rosetta te ontcijferen.

Het werk concentreerde zich op het Demotische schrift – een Egyptisch schrift dat uit de hiërogliefen voortkwam.

Van de hiërogliefen op de steen kon niemand iets maken. Dit kwam vooral doordat iedereen die zich ermee bezighield, dacht dat de hiërogliefen een beeldschrift waren en dat elk teken voor een lettergreep of heel woord stond.

De onderzoekers dachten niet dat hiërogliefen, zoals ons alfabet, een fonetisch schrift waren, waar elk teken een unieke klank weergeeft.

En al dachten ze het wel, dan nog leek het onmogelijk te ontdekken welke klanken de tekens vertegenwoordigden; Oud-Egyptisch werd al 1000 jaar niet meer gesproken.

Rivaal komt op het goede spoor

De zaak kwam pas echt aan het rollen in 1814, toen de Engelse wiskundige en arts Thomas Young de hiërogliefen op de Steen van Rosetta ging onderzoeken. Het viel hem op dat bepaalde groepen hiërogliefen op de steen in een ovaal stonden, ofwel een cartouche.

‘Ik zal ze lezen! Over een paar jaar wil ik ze lezen! Als ik groot ben!’ Jean-François Champollion

Young veronderstelde dat de hiërogliefen in de cartouche zeer belangrijk waren en wellicht symbool stonden voor de naam van koning Ptolemaeus, die ook in de Griekse tekst op de steen voorkwam.

Deze naam was Grieks en Young nam aan dat de uitspraak in het Grieks en Oud-Egyptisch hetzelfde was. Hij ver­geleek daarom de Griekse letters in Ptolemaeus met de hiërogliefen en vond zo de klanken van de hiërogliefen.

Vervolgens gebruikte hij deze methode bij een andere hiërogliefentekst, die de naam van de Grieks-Macedonische koningin Berenike bevatte. Hierdoor vond hij nog meer klanken van hiërogliefen.

Dit was een grote vooruitgang. Young liep echter vast omdat hij net als iedereen geloofde dat hiërogliefen beeld­tekens waren en geen klanktekens.

Onderzoekers uit Frankrijk bestuderen de steen.

© Bridgeman

Egyptomanie in Europa

De twee Griekse namen waren alleen met klanktekens geschreven omdat ze buitenlands waren. Hij dacht dat de Egyptenaren geen aparte hiërogliefen hadden om ze te kunnen weergeven.

Wie wint de wedloop?

Toen Young zijn grote ontdekking deed, was de 24-jarige Champollion al jaren intensief bezig met de ontcijfering van de hiërogliefen.

Vijf jaar eerder, dus al op zijn negentiende, was hij benoemd tot hoogleraar geschiedenis, maar zijn salaris was zo laag dat hij er nauwelijks van kon leven. Zijn onderzoek naar de hiërogliefen slokte al zijn vrije tijd op.

Champollions volhardende studie van de inscriptie op de Steen van Rosetta had wel een ontdekking opgeleverd: het Demotisch op de steen was een later Egyptisch schrift dat van de hiërogliefen was afgeleid.

Met het ene ontcijferde schrift zou hij ook het andere moeten kunnen ontcijferen. Maar wat hij ook probeerde, het lukte niet.

De armoede en werkdruk tastten de gezondheid van de jonge egyptoloog danig aan en het feit dat andere grote taalwetenschappers almaar verkondigden het raadsel van de hiërogliefen te hebben opgelost – of bijna – maakte het er niet beter op.

Weliswaar bleek het niet waar, maar Champollion vreesde dat het een kwestie van tijd was voor iemand de tekens zou doorgronden en zijn droom aan duigen zou zijn.

Toen Young zijn resultaten bekendmaakte, kreeg Champollion nieuwe energie.

Na de vondst van de Steen van Rosetta gaven de Franse troepen in Egypte zich aan de Engelsen over. Zo kwam de steen in het British Museum terecht.

© Mary Evans

Hij paste de methode van Young op andere cartouches met namen in hiërogliefen toe en ontcijferde de naam Cleopatra, waarin drie hiërogliefen zaten die Young in de naam Ptolemaeus had ontcijferd: P, L en O.

Op grond hiervan vond hij klanken van andere hiërogliefen, waarmee hij nog meer namen kon uitpluizen. Champollion was in de wolken. Hij had meer hiërogliefen doorgrond dan Young.

Code eindelijk gekraakt

De namen die Champollion ontcijferd had, waren echter nog steeds Grieks en niet Egyptisch.

Maar op een dag in 1822 kreeg Champollion kopieën van enkele cartouches die niet uit de Griekse periode in Egypte stamden, maar veel ouder waren en dus traditionele namen van Egyptische heersers moesten bevatten.

Champollion concentreerde zich op een van de cartouches, met slechts vier hiërogliefen. De twee eerste kende hij niet, maar hij wist dat de twee laatste tekens voor S-S stonden.

Hij had dus een cartouche die ?-?-S-S luidde. Nu kwam Champollions kennis van het Koptisch, de oude christelijk-Egyptische taal, hem goed van pas.

Hij had zich al eerder afgevraagd of het Koptisch misschien aan de hiërogliefen verwant was, en in een opwelling paste hij zijn kennis van het Koptisch op de cartouche toe.

De eerste hiëroglief leek op een zon en ‘ra’ was Koptisch voor ‘zon’. De cartouche luidde dus RA-?-S-S.

Champollion kende maar één farao die in aanmerking kwam, als je de ontbrekende klinkers en het laatste onbekende teken buiten beschouwing liet: RAMSES.

Het mysterie was op­gelost! Champollion had bewezen dat hiërogliefen niet alleen een beeldtaal waren, maar ook een klanktaal, die als het Latijnse alfabet kon worden gelezen. Door zijn kennis van het Koptisch kon hij nu elke hiërogliefentekst lezen.

Sinds deze doorbraak hebben onderzoekers duizenden teksten vertaald, die tot millennia voor Christus informatie over alle aspecten van het dagelijks leven van de Egyptenaren opleverden.

Als erkenning voor zijn enorme inzet werd Champollion in 1826 benoemd tot hoofd van de Egyptische collectie in het Franse nationale museum het Louvre. Hij stierf in 1832 aan een hartaanval, slechts 41 jaar oud.