Farao’s revolutioneerden piramiden in hun streven naar eeuwig leven
In hun streven naar het eeuwige leven gaven drie generaties Egyptische farao’s de bouwkunst een nieuwe impuls met grafmonumenten van ongekende afmetingen. Hun onderdanen moesten jarenlang zwoegen om ze nog tijdens het leven van de farao’s te bouwen.

De piramiden moesten de dode farao naar het dodenrijk helpen, waar hij reïncarneerde als Osiris.
De zon brandt op het plateau van Gizeh, en telkens als de beitels op de zandsteenrots neerdalen, doet het pijn aan de oren van de arbeiders.
Wanneer de 10 Egyptenaren hun koperen werktuigen heel even aan de kant leggen om zweet en stof van hun gezicht te vegen, zien ze het enorme graf van farao Cheops, dat elke dag iets verder naar de hemel reikt.
Hordes van voorovergebukte werkers trekken houten sledes met steenblokken de helling op die om de piramide kronkelt.
De 10 mannen van de ploeg werken zich net als iedereen op het plateau uit de naad. De opzichters van de farao op de bouwplaats hoeven hen niet eens aan te sporen, want de mannen weten dat ze hun bestaan danken aan de levenskracht van Cheops.
De piramide was een vehikel voor de geest, dat de farao van de ene toestand naar de andere bracht.
Ze moeten het monument voltooien voordat hij sterft – alleen zo kan hij opstijgen naar de sterren, naar ‘de plaats waar de goden hem vormen en waar hij jong herboren wordt’, zoals de priesters in de tempel het in hun gebeden zeggen.
Als de piramide niet op tijd af is, kan er van alles gebeuren. In het ergste geval zal de zon niet langer opkomen in het oosten en zal het grote Egyptische rijk ten onder gaan.
Graf met vele verdiepingen
In de prehistorie begroeven de Egyptenaren hun doden in het droge zand van de woestijn, waar de lichamen bewaard bleven voor het hiernamaals.
Rijke en belangrijke mannen lieten een grafheuvel aanleggen, die diende als een statussymbool. Nabestaanden konden er offers brengen, vaak eten en drinken.
Later ontstond de mastaba, een vlak platform van op elkaar gestapelde rotsblokken. Een korte schacht leidde naar een onderaardse grafkamer.
Die traditie bleef in stand toen het Egyptische rijk verenigd werd onder één farao. Rond 2660 v.Chr., tijdens de 3e Dynastie, kwam farao Djoser op het idee om mastaba’s boven op elkaar te zetten als een trappenpiramide. Zijn grafmonument stak daardoor maar liefst 60 meter boven de grond uit, als een kleine berg.
Zijn opvolgers namen het idee over en lieten zich ook begraven onder een trappenpiramide. Maar farao Snofroe (ca. 2613-2589 v.Chr.) wilde het grafmonument nog een stukje indrukwekkender maken en liet de treden bekleden met een laag spierwit en geheel glad kalksteen.
Het was een eenvoudig idee, dat in de praktijk echter moeilijk uitvoerbaar bleek. Er werden wel drie piramiden gebouwd voordat Snofroe helemaal tevreden was: een in het gebied Meidoem, een kleine 100 kilometer ten zuiden van het huidige Caïro, en twee in Dasjoer, 40 kilometer van de Egyptische hoofdstad.
In de prehistorie begroeven de Egyptenaren hun doden in het droge zand van de woestijn, waar de lichamen bewaard bleven voor het hiernamaals.
Rijke en belangrijke mannen lieten een grafheuvel aanleggen, die diende als een statussymbool. Nabestaanden konden er offers brengen, vaak eten en drinken.
Later ontstond de mastaba, een vlak platform van op elkaar gestapelde rotsblokken. Een korte schacht leidde naar een onderaardse grafkamer.
Die traditie bleef in stand toen het Egyptische rijk verenigd werd onder één farao. Rond 2660 v.Chr., tijdens de 3e Dynastie, kwam farao Djoser op het idee om mastaba’s boven op elkaar te zetten als een trappenpiramide.
Zijn grafmonument stak daardoor maar liefst 60 meter boven de grond uit, als een kleine berg. Zijn opvolgers namen het idee over en lieten zich ook begraven onder een trappenpiramide.
Maar farao Snofroe (ca. 2613-2589 v.Chr.) wilde het grafmonument nog een stukje indrukwekkender maken en liet de treden bekleden met een laag spierwit en geheel glad kalksteen. Het was een eenvoudig idee, dat in de praktijk echter moeilijk uitvoerbaar bleek.

De meeste piramidebouwers waren boeren die alleen aan het project werkten in _de maanden dat de Nijl buiten zijn oevers trad en de velden onder water stonden. _
Er werden wel drie piramiden gebouwd voordat Snofroe helemaal tevreden was: een in het gebied Meidoem, een kleine 100 kilometer ten zuiden van het huidige Caïro, en twee in Dasjoer, 40 kilometer van de Egyptische hoofdstad.
De piramiderevolutie begint
Toen Snofroe rond 2613 v.Chr. op de troon kwam, brak er een tijdperk aan van rijkdom en innovatie. Historici zien hem als grondlegger van de 4e Dynastie, het gouden tijdperk van Egypte.
Hiërogliefen beschrijven Snofroe als een vriendelijke, gulle heerser, die vanuit de hoofdstad Memphis het rijk sterker en efficiënter maakte. Hij breidde het bovendien flink uit in zijn regeringstijd.
Egyptische soldaten maakten slaven en vee buit in Nubië in het zuiden, waar nu Soedan ligt, en de farao rekende af met opstandige bedoeïenen op het Sinaï-schiereiland. Maar echt beroemd werd Snofroe als piramidebouwer.
Hij had vermoedelijk een half voltooide trappenpiramide in Meidoem geërfd van zijn voorganger Hoeni (ca. 2630-2613 v.Chr.). Snofroe wilde deze afmaken volgens zijn eigen inzichten.
Helaas stortte de schil van kalksteen rond de 65 meter hoge piramide echter in, waardoor er een muur van puin rond de voet kwam te liggen. Snofroe gaf het bouwwerk op en begon opnieuw.
In Dasjoer moest een nieuwe, hoge piramide komen. De zijvlakken moesten als muren uit het woestijnzand verrijzen, maar vanwege de constructie werd het gewicht niet gelijk verdeeld en na jaren bouwen bleek dat de piramide waarschijnlijk zou instorten.
Hemioenoe, de bouwheer van de farao, zag maar één oplossing: hij moest het gewicht van het bouwwerk terugbrengen door de top van de piramide af te platten.
Snofroe is niet blij
Het is niet bekend hoe Snofroe precies reageerde op de uiteindelijke vorm van zijn tweede piramide, maar alles wijst erop dat hij niet blij was met de knik die het bouwwerk had.
Hij had niet de gladde vlakken gekregen die hij wilde, en er werd dus een derde poging gedaan.
Gelukkig werd Snofroe gezegend met een lang leven en maakte hij ook de voltooiing van de derde piramide mee. Die had wel gladde zijvlakken en was maar liefst 105 meter hoog. Een 62 meter lange gang leidde naar drie grafkamers die in het bodemgesteente waren uitgehakt.
Enigszins misleidend staat het bouwwerk nu bekend als de ‘rode piramide’ vanwege de rode stenen waar het uit bestaat.
In de tijd van Snofroe zat er echter een schil van witte stenen omheen, die ervoor zorgde dat de piramide de stralen van de zon weerkaatste, zodat hij als een ster schitterde in de woestijn.
Omstreeks 2590 v.Chr. kon Snofroe met een gerust hart sterven en werd hij te ruste gelegd onder zijn piramide.
Maar toen archeologen in 1895 de grafkamers openden, waren ze leeg. Vermoedelijk hebben grafrovers de sarcofaag en de mummie van de gerespecteerde farao gestolen.

Uit onderzoek blijkt dat de Sfinx beschilderd was en een sik had.
Sfinx sprak tot farao in zijn dromen
De Sfinx, het 20 meter hoge en 73 meter lange beeld van een leeuw met mensenhoofd dat rond 2500 v.Chr. gebouwd werd, spreekt al lang tot de verbeelding. Velen hebben het beeld bovennatuurlijke krachten toegedicht. Volgens Thoetmosis IV sprak de Sfinx tot hem in dromen voordat hij farao werd (in 1401 v.Chr.). Het beeld beloofde hem dat hij vorst zou worden in plaats van zijn broers als hij het van zand ontdeed en de schade repareerde.
Sommige historici denken dat de Sfinx farao Chefren voorstelt, wiens gezicht we van andere beelden kennen, maar er zijn ook andere theorieën. Zo denken enkele geologen dat het beeld veel ouder is dan de piramiden omdat het sporen van hevige regen vertoont. Het zou uit een nattere tijd stammen.
Volgens de Amerikaanse mysticus Edgar Cayce bewaakt de Sfinx een onderaardse hal waar overlevenden van het verzonken Atlantis hun geheimen opgeslagen hebben. Bij een onderzoek aan het gesteente onder het beeld in 1990 is echter geen ruimte ontdekt.
Deze dieven hadden blijkbaar geen respect voor de piramide als symbool van de hoge status van de farao in de Egyptische maatschappij en de plaats die hij innam in het geloof van het volk.
Piramide brengt farao naar de hemel
Tijdens de 4e Dynastie beschouwden de Egyptenaren de farao als reïncarnatie van de valkgod Horus. Als de koning stierf, werd hij een reïncarnatie van de vader van Horus, de dodengod Osiris, en werd de nieuwe farao Horus.
Deze symbolische overgang was alleen mogelijk als de farao volgens de regelen der kunst werd gemummificeerd en begraven.
De piramide was een vehikel voor de geest, dat de farao van de ene toestand naar de andere bracht. Als een enorme stapel stenen die naar de hemel wees, was hij bovendien een tastbare link tussen deze wereld en de goddelijke.
De oude Egyptenaren geloofden dat niet alleen de farao, maar álle mensen in het hiernamaals konden komen. Een persoon bestond uit een aantal bestanddelen die na de dood gescheiden werden.
Alleen als de ‘onderdelen’ op de juiste wijze bijeen werden gebracht, konden ze elkaar in de andere wereld vinden. Naast een lichaam bestond iemand uit onder meer ka en ba.
Neem een kijkje in de grote piramide van Gizeh









De onderaardse kamer
Aan het eind van een 91 meter lange gang ligt een onderaardse ruimte die nooit is voltooid.
Ingang
Toen de farao begraven was, werd de ingang afgesloten met stenen blokken
De lege koninginnekamer
De koninginnekamer is bijna vierkant (30 m2) en zit op 20 meter hoogte in de piramide.
Er zou oorspronkelijk een standbeeld van Cheops hebben gestaan, maar grafrovers hebben de ruimte helaas volledig gestript. Hij is nu helemaal leeg.
Galerij leidt naar het graf
Op weg naar de koningskamer vormt de gang een ‘galerij’ met kale muren.
Het gebruik om graven te versieren met hiërogliefen en schilderingen ontstond pas 250 jaar later, tijdens de 5e Dynastie.
Graf kwam achter slot en grendel
Tussen de ingangstunnel en de koningskamer plaatsten de arbeiders drie zware steenblokken.
Die hingen aan touwen tot de farao op zijn plek lag. De touwen werden doorgesneden en het graf was verzegeld.
Koningskamer was beveiligd tegen instorten
In het midden van de piramide bevindt zich de grafkamer of koningskamer. Opdat het graf van de farao niet zou bezwijken onder het gewicht van de piramide, werd de ruimte voorzien van een schuin dak van granieten balken en vijf openingen.
In de 60 m2 grote kamer staat een lege sarcofaag
DE ONTDEKTE KAMER
De tot voor kort onbekende kamer ligt boven de Grote Galerij van de piramide.
Onderzoekers vermoeden dat hij minstens 30 meter lang is en dezelfde langwerpige vorm heeft als de galerij.
Luchtschacht
Door schachten kon de ziel van de farao van het graf naar de hemel.
Gouden top
Boven op de piramide zat een kleinere van goud: een piramidion.
Offers voor de overledene
Ka is te vertalen als ‘levenskracht’. Het was een niet-fysieke energie die in het lichaam zetelde en van generatie op generatie overging. De ka van de farao ging dan ook terug tot de eerste vorst, die het van de goden zelf had gekregen.
Volgens de Egyptenaren was de ka van het volk afhankelijk van de ka van de farao. Omdat de ka, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de ziel in het christendom, moest eten en drinken, legden de nabestaanden voedsel neer bij graven en piramiden.
Grafkamers hadden geschilderde deuren, waardoor de ka de lekkernijen kon bereiken. Deze offers waren een uitdrukking van het belang van de dode, en de offerceremonie werd vaak afgesloten met een heildronk met de woorden ‘op je ka!’.
Het tweede begrip, ba, verwees naar de persoonlijkheid. Het was de invloed die iemand op zijn medemensen had gehad.
Na de dood werd ba gescheiden van ka, waarbij de ba het lichaam verliet als een zelfstandig wezen, dat vaak werd afgebeeld als een vogel die uit het dode lichaam vloog. De ba kon naar het dodenrijk zweven – een Egypte in een andere dimensie, waar de oogst altijd rijk was.
Vallen en opstaan
Na de eerste piramide werden de farao’s steeds ambitieuzer. Binnen 100 jaar leerden ze wat de juiste materialen en bouwwijze waren.

Snofroe
2613–2589 v.Chr.
Snofroe was de eerste farao van de 4e Dynastie. Hij bouwde drie piramiden, en de ervaringen die hij daarbij opdeed, kwamen van pas bij de bouw van de piramiden in Gizeh.

Cheops
2589–2566 v.Chr.
Cheops was een zoon van Snofroe. Hij wilde maar één ding: zijn machtige vader overtreffen. Daartoe bouwde hij de grootste piramide van Egypte op het plateau van Gizeh, ver van het graf van zijn vader.

Chefren
2558–2532 v.Chr.
Chefren bouwde de tweede grote piramide van Gizeh, bijna even hoog als die van zijn vader Cheops. Mogelijk zette hij ook de Sfinx neer, die wellicht Chefren zelf verbeeldt die zijn onderdanen in de zon zet.
De overleden persoon kon echter pas als geheel herrijzen in het dodenrijk als de ba en de ka bij elkaar gekomen waren in het gemummificeerde lichaam. Daarom was balseming zo belangrijk: als het lijk ontbond, verdween de levenskracht.
Een overleden farao ging volgens hiërogliefen naar een plek in de buurt van de Poolster, die het minst bewoog aan de hemel en daardoor een symbool van het eeuwige was.
De meeste piramiden hadden de ingang dan ook op het noorden. Om de farao op weg te helpen, leidden nauwe schachten van de grafkamer in de piramide naar de buitenlucht.
Cheops wil zijn vader overstijgen
Terwijl Snofroe een geliefd heerser was die zo veel goede dingen had gedaan voor zijn volk dat hij nog eeuwenlang als een god aanbeden werd, was zijn opvolger Cheops vooral bezig om uit de schaduw van zijn vader te treden.
Als vierde zoon van Snofroe was Cheops vaak over het hoofd gezien, en al vroeg had hij de ambitie om iets unieks neer te zetten, dat zijn naam even groot zou maken als die van zijn vader.
Toen Cheops rond 2589 v.Chr. de positie van zijn vader als reïncarnatie van Horus overnam, stond de 40-jarige farao te popelen om zijn plannen ten uitvoer te brengen.
Hij stuurde expedities naar Libanon, Nubië en de Sinaï om materialen en kennis te verwerven en ging op zoek naar een geschikte plaats om zijn grafmonument neer te zetten. Het moest dat van zijn vader op alle punten overtreffen: in formaat en perfectie.
Met zijn bouwheer Hemioenoe vond Cheops de perfecte plek: het plateau van Gizeh 20 kilometer ten noorden van de hoofdstad Memphis en ver genoeg weg van de piramide van Snofroe.
Bovendien was de Nijl dichtbij, waardoor de steenblokken die per schip aankwamen niet zo ver over land vervoerd hoefden te worden.
Trotse Egyptenaren zwoegden jaren
De Egyptische piramiden werden niet gebouwd door slaven, maar door vrije arbeiders, die de gangbare werkweek aanhielden: ze werkten acht dagen achtereen en hadden vervolgens twee dagen rust.
Ze werden ruim betaald in graan, en bovendien was het een eer om de farao naar de hemel te helpen. Onder Cheops had Egypte een kleine 1,6 miljoen inwoners, en zijn bouwproject hield tienduizenden mensen jarenlang aan het werk.
Archeologische opgravingen laten zien dat er niet ver van de bouwplaats van de piramide een tijdelijk stadje ontstond waar rond de 25.000 mensen woonden.
Slechts een vijfde van die inwoners was bij de bouw betrokken. De rest bestond voornamelijk uit hun vrouwen en kinderen. Als die kinderen waren opgegroeid, konden ze zelf aan de piramide werken, want het duurde wel een tijdje voor het enorme project af was.
Daarnaast waren er vele herders nodig om schapen en koeien te hoeden, en slagers, koks en waterdragers.
Smeden maakten aan de lopende band beitels voor de arbeiders in de steengroeven, terwijl timmerlieden en touwslagers houten sleden en heel veel touw maakten, waarmee de stenen versleept werden.
Er waren ook artsen die hielpen na ongelukken op de bouwplaats en priesters om voor de doden te bidden, want het werken met de tonnen zware stenen was niet zonder risico.
Als laatste waren er schrijvers, die uit naam van de farao toezagen op het werk, onderwijzers voor de kinderen van de arbeiders en prostituees voor de arbeiders zelf.
Het werk werd gedaan in ploegen van 10 man, die deel uitmaakten van grotere eenheden van 200 arbeiders die onder toezicht stonden van een opzichter. Deze ambtenaar moest er zorg voor dragen dat iedereen zijn taak uitvoerde.
Omdat het de bedoeling was om de piramide af te krijgen voordat de farao stierf, werd er ook ’s zomers, als de temperaturen tot 40 °C konden oplopen, doorgewerkt.

Zelfs mummies werden geroofd. Er zijn er niet veel meer over.
Grafrovers sloegen bij nacht en ontij toe
De grote farao’s werden met enorme rijkdommen begraven. Het waren immers goden, en er moest verschil zijn met gewone stervelingen. Omdat de piramiden niet werden bewaakt, konden grafrovers die niet bang waren om de eeuwige rust van de farao te verstoren ’s nachts hun gang gaan. De piramidebouwers deden duizenden jaren lang hun best om rovers buiten de deur te houden.
Zo liet farao Amenemhat III van de 12e Dynastie zijn piramide zelfs voorzien van een serie doodlopende gangen en valluiken om af te rekenen met ongenode gasten. Toen deze piramide in 1888 werd herontdekt, moesten de archeologen echter tot hun teleurstelling vaststellen dat
zelfs hier de grafrovers hun te vlug af waren geweest.
Met name rond 1200 v.Chr. lijkt een groot deel van de graven te zijn leeggehaald. In die tijd werd Egypte geplaagd door hongersnood en armoede. Het geloof in de goddelijke farao lijkt te zijn verdwenen toen hij zijn onderdanen niet bleek te kunnen voeden. Er volgde een stelselmatige plundering van de koningsgraven.
De arbeiders leefden niet lang, en uit opgravingen van skeletten blijkt dat hun botten snel sleten door het harde werk.
Er zijn aanwijzingen dat de arbeiders tijdens de jaarlijkse overstroming van de Nijl een helpende hand kregen van de vele boeren van het land. Als hun akkers onder water stonden, hadden ze tijd om te assisteren bij het bouwproject.
Zware steenblokken versleept
De 146 meter hoge piramide van Cheops bestaat uit 2,3 miljoen steenblokken, die elk 2,5 ton wegen. Als de bouw 20 jaar duurde, moesten er elk uur 12 van deze blokken op hun plaats gesleept worden.
De meeste stenen kwamen uit de lokale steengroeve in Gizeh, waar elke dag zo’n 1000 blokken werden losgemaakt met beitels, boren en wiggen. Circa 100.000 blokken fijne, witte kalksteen kwamen uit Turah aan de overkant van de Nijl.
De sarcofaag en grafkamer van Cheops in de piramide werden gemaakt van niet gedecoreerde blokken rood graniet, die via de Nijl helemaal uit Aswan kwamen, 900 kilometer naar het zuiden.
Al eeuwenlang vragen egyptologen zich af hoe de Egyptenaren de zware steenblokken door het woestijnzand vervoerden en boven op elkaar wisten te stapelen.
Rond 400 v.Chr. schreef de Griekse historicus Herodotus dat de oude Egyptenaren machines hadden waarmee ze de stenen optilden. Het is echter waarschijnlijker dat ze de blokken op houten sleden laadden, die de arbeiders achter zich aan sleepten naar de piramiden.
Het lijkt erop dat de slepers dan naar boven gingen via een helling van steen en aarde die om de piramide werd aangelegd.
Farao Cheops wilde zijn grafkamer hoog in de piramide hebben. De arbeiders konden dan ook niet volstaan met het stapelen van de stenen. Al vanaf het moment dat de eerste steen gelegd werd, moesten ze een nauwkeurig plan volgen.
Zo zorgden ze ervoor dat de inwendige kamers en gangen precies op de juiste plek terechtkwamen.
De buitenste laag stenen werd met een indrukwekkende precisie gebouwd. De vier vlakken maakten een hoek van 51,9 graden, exact zoals gepland.
De schil van wit kalksteen schitterde in de zon, waardoor het bouwwerk van vele kilometers afstand te zien was. Als laatste werd een piramidion, een fraaie mini-piramide, op de top gezet.
Volgens archeologen wist bouwheer Hemioenoe zo veel arbeidskrachten op de been te brengen dat het werk binnen de 23 jaar dat Cheops op de Egyptische troon zat, werd voltooid.
De erfenis van Cheops
Ook Cheops’ zoon Chefren en diens zoon Menkaoera lieten een piramide bouwen in Gizeh.
Aan het eind van de 4e Dynastie prijkten er drie stuks in de woestijn, en die staan er vandaag de dag nog. Alleen de buitenste laag van wit kalksteen is verdwenen.

Cheops wordt sinds de oudheid afgeschilderd als een tiran en een slavendrijver.
Griek maakte slavendrijver van farao
Uit recent onderzoek blijkt dat de piramiden werden gebouwd door goed betaalde arbeiders. Mogelijk brachten Egyptische priesters geruchten over slavernij in omloop.
De farao die de grootste piramide van Gizeh bouwde, Cheops, had geen goede naam in de oudheid. Toen de Griek Herodotus Egypte in de 5e eeuw v.Chr. bezocht, beschreven de priesters de wreedheden van Cheops in geuren en kleuren en noemden ze hem een tiran die
de tempels van zijn onderdanen sloot en hen als slaven tewerkstelde.
De priesters vertelden dat Cheops ooit zijn dochter naar een bordeel stuurde, waar ze met stenen betaald werd. Die had de farao nodig voor zijn piramideproject. Deze verhalen staan in het werk Historiën van Herodotus, dat hem de erenaam ‘vader van de geschiedschrijving’ opleverde. Het beeld dat hij schetste van slaven die de piramiden bouwden, bleef millennia lang in stand. Pas redelijk recent hebben vondsten aangetoond dat de arbeiders niets te klagen hadden. Werklui die verongelukten kregen zelfs een ereplaats naast de piramide.
Hoe het misverstand in de wereld kwam, is niet bekend. Herodotus sprak geen Egyptisch en begreep misschien niet alles goed. Mogelijk speldden de priesters hem iets op de mouw of loog Herodotus bewust om politieke redenen: hij schreef voor
een Grieks publiek dat net de dictators aan de dijk had gezet en de democratie had ingevoerd. Herodotus wilde mogelijk aantonen dat een alleenheerser zijn volk zou uitbuiten voor persoonlijk gewin en eerzucht.
Als de zon opkwam, stonden de priesters aan de oostkant van de tempels met hun ogen te knijpen. De zonnegod Ra was aan zijn tocht over de hemel begonnen.
Helaas is het kalksteen grotendeels weg omdat de Egyptenaren het in de loop der jaren voor hun eigen huizen hebben gebruikt. Veel andere stenen van de piramiden zijn door toeristen meegenomen als souvenir.
De piramide van Cheops was een bewijs van de kracht van het Egyptische volk, en latere farao’s zijn er niet in geslaagd hem te overtreffen.
Cheops’ zoon Chefren bouwde ook een grafmonument in Gizeh, maar hij nam genoegen met een piramide van 143,5 meter hoog, net iets minder dan die van zijn vader.
Maar om het verschil goed te maken bouwde Chefren zijn piramide op een plateau 10 meter boven dat van Cheops.
Chefrens zoon Menkaoera bouwde een bescheiden exemplaar van maar 65 meter hoog. Het onderste deel ervan had echter als enige een buitenrand van het rode graniet waar de sarcofaag van zijn grootvader van was gemaakt.
Piramiden van latere dynastieën zijn hooguit even groot als die van Menkaoera of kleiner.
Niemand kon op tegen Cheops
Historici en archeologen hebben verschillende verklaringen voor het feit dat latere piramiden kleiner zijn.
In de 5e en 6e Dynastie kregen de priesters meer macht, en omdat de tempels daardoor steeds groter werden, was er minder capaciteit voor de piramiden.
Daarnaast hadden de Egyptenaren meer ervaring en konden ze sneller dan voorheen een perfecte piramide uit de grond stampen die deed waar hij voor gemaakt was: de farao het eeuwige leven bezorgen.
Er was geen reden om te proberen Cheops te overtreffen, die alles uit de kast had gehaald om het grootste grafmonument aller tijden neer te zetten.
De mannen die hij aan het werk had gezet, waren nuttiger als boer of soldaat.
Na het gouden tijdperk van de 4e Dynastie kon Egypte eenvoudigweg de kracht die het had gekost om de farao op grootse wijze naar het hiernamaals te begeleiden, niet meer opbrengen.