Het water van de Nijl glinsterde in de felle middagzon.
Een Egyptenaar was op weg naar het graf van zijn moeder en stond aan de oever van de grote rivier, op het punt om de vruchtbare oostoever te verlaten.
Aan de andere kant wachtten de dorre bergen van de woestijn en de totale stilte: de westelijke Nijloever was het land van de doden.
Toen de man bij het graf was, pakte hij zijn tas met offergaven uit: een brood, een paar vijgen en enkele uien, die hij zorgvuldig in een aardewerken schaaltje legde.
En voedsel was niet het enige dat de Egyptenaar achterliet bij het graf van zijn moeder.
Op de binnenkant van het schaaltje had hij een brief geschreven, waarin hij klaagde dat hij ziek was geworden en dat zijn moeder daar vanuit het dodenrijk niets aan had gedaan.
Ze had ook niet kunnen voorkomen dat zijn kinderen zich misdroegen en dat hij ruzie had gekregen met zijn broer.



‘Waarom behandelt mijn broer me zo?’
Ene Shepsi wil dat zijn moeder vanuit het dodenrijk een ruzie tussen hem en zijn broer beslecht. De brief dateert uit 2300 v.Chr.
Is het in jouw bijzijn dat ik gekwetst word, waardoor mijn kinderen boos zijn en ik, je zoon, ziek ben? Wie zal jou water geven? Zou je maar rechtspreken tussen mij en Sobekhotep (zijn broer, red) ...
... Waarom grieft hij mij, jouw zoon, terwijl ik hem nooit iets heb aangedaan? Onrechtvaardigheid is de goden een gruwel!
Slechts 14 brieven aan de doden zijn bewaard gebleven
De brief van de ontevreden Egyptenaar Shepsi is een van de slechts 14 brieven aan overleden Egyptenaren die onderzoekers vandaag de dag kennen.
Voor de oude Egyptenaren was het echter de normaalste zaak van de wereld om zich schriftelijk tot de doden te wenden.
Ze verwachtten niet alleen dat de brieven werden gelezen, maar ook dat er actie op ondernomen werd.
De doden stonden nog met twee benen in het dagelijks leven.
De nabestaanden hadden een aantal plichten: ze moesten eten en drinken offeren en de juiste formules opzeggen.
Als ze bepaalde woorden uitspraken, zou de dode zijn of haar plaats vinden in het dodenrijk.
Egyptenaren zijn bang voor wraak van de doden
In ruil daarvoor gingen de Egyptenaren ervan uit dat de doden een oogje hielden op hun nabestaanden en als het nodig was een helpende hand boden.
Als ze dat niet deden, werden de levenden boos.
Het verschil tussen levenden en doden was voor de Egyptenaren zo klein dat ze ervan overtuigd waren dat ook de doden kwaad konden worden en wraak namen als de levenden zich niet aan hun deel van de afspraak hielden.
Als een Egyptenaar te maken kreeg met onheil of armoede, zou hij zich meteen afvragen of hij was vergeten te offeren aan oom Hotep of de verkeerde formules had gepreveld bij het graf.
Dan schreef hij een brief om zijn excuses aan te bieden aan oom Hotep, waarmee er een eind zou komen aan het onheil.
Klachten op kist geschreven
De meeste brieven gaan over ziekte of ruzie over de erfenis, of zijn een excuus voor slecht gedrag.
Ze zijn met penseel en inkt in offerschalen geschreven, maar sommige staan op stof, papyrus of op een doodskist.
Het gebruikte schrift is de alledaagse, cursieve vorm van de hiërogliefen.
De brieven zijn waardevol omdat de berichten van de Egyptenaren aan hun dode verwanten een bijzonder inkijkje bieden in het dagelijks leven.
Ook leren ze ons hoe de Egyptenaren naar het dodenrijk keken.
De gangbare schrijfstijl was zeer omslachtig. De brieven in dit artikel zijn ingekort.


‘Stop met me te haten’
Een onbekende weduwnaar smeekt zijn dode vrouw rond 2100 v.Chr. om hulp.
Zonder boosheid van jouw kant werd je naar de Stad der Eeuwigheid (het dodenrijk, red.) gebracht. Dus als dit onrecht plaatsvindt met jouw kennis, kijk dan. Je huis wordt gerund door je kinderen, en toch blijft deze ellende bestaan. Als het zo is dat er schade wordt aangericht tegen je wil, zal je vader invloed blijven hebben in het dodenrijk. Strijk over je hart en vergeet het voor je kinderen.
‘Overleden vrouw, ik klaag je aan’
Een man klaagt bij zijn dode vrouw, dreigt haar met een proces en bezweert geen andere vrouw aangeraakt te hebben. De brief dateert uit circa 1200 v.Chr.
Wat heb ik je aangedaan dat je mij zo slecht gezind bent? Je hebt het op me gemunt, hoewel ik altijd goed voor je ben geweest.
Toen ik als jouw man met je samenleefde, en nu nog steeds.
Wat heb ik je aangedaan dat ik zou moeten verbergen? Ik ga een rechtszaak tegen je beginnen in het bijzijn van de goden van het dodenrijk, en via deze brief zal er rechtgesproken worden, want ik schrijf over een geschil met jou. (...)
Ik trouwde met je toen ik een jongeman was, en ik was met je samen toen ik allerlei ambachten bekleedde.
Ik liet me niet van je scheiden, en je had geen reden om ontevreden te zijn.
Ik werkte voor de farao zonder me van je te laten scheiden, want ik zei: ‘Zij moet bij mij blijven.’ En als ik gasten kreeg in jouw bijzijn, hield ik dan geen rekening met je en ontving ik hen dan niet met de woorden ‘ik zal doen
wat jij wilt’?
Maar nu gun je me geen rust. Toen ik de officieren van de infanterie en strijdwageneenheid van de farao onderwees, liet ik hen voor je door het zand kruipen, en ze brachten allerlei fraaie geschenken voor je mee.
Ik hield niets voor je verborgen toen je leefde.
Je hebt het met mij nooit slecht gehad, en ik was je nooit ontrouw zoals een boer die een vreemd huis betreedt.
Je hebt geen idee hoe goed ik je heb behandeld.
Ik schrijf je om je te wijzen op de manier waarop je je gedraagt. Toen je last kreeg van de ziekte die je kwelde, liet ik een arts komen, en hij behandelde je.
En toen ik met de farao naar het zuiden reisde, overleed je, en ik bracht een aantal maanden door zonder te eten en drinken zoals iedereen zou doen.
Toen ik in Memphis kwam (de hoofdstad van het oude Egypte, red.), verzocht ik de farao of ik naar je toe mocht. Ik en mijn mannen huilden om jou (...).
Verder kan ik je melden dat ik met geen van de vrouwen in het huishouden heb geslapen.



‘Kom in actie – red ons dienstmeisje’
Ene Dedi verwijt haar dode man dat hij zich niet om de problemen in huis bekommerd heeft. De brief is rond 2000 v.Chr. geschreven.
Wat heb je gedaan voor het dienstmeisje Imiu, dat ziek is? Ben je niet dag en nacht aan het strijden tegen degenen die haar kwaad willen doen? Waarom sta je zo veel ellende in je huis toe? Maak je nu sterk voor haar, zodat je huishouden weer kan opkrabbelen en er wateroffers voor je kunnen worden gebracht. Als je niets doet, blijft er niets van je huis ...
... over. Besef je dan niet dat dit dienstmeisje de boel draaiende houdt? Vecht voor haar, waak over haar en verlos haar van iedereen die haar iets wil aandoen. Dan zullen jouw huis en jouw kinderen worden beschermd. Het zou fijn zijn als je naar me luistert.
‘Ik heb hem dus niet vermoord’
Heni vertelt aan zijn vader dat hij niets met een gepleegde moord te maken heeft. De brief is rond 2100 v.Chr. geschreven.
Luister een miljoen keer.
Het is nuttig om te letten op degene die voor je zorgt, omwille van dit, dat jouw eigen dienaar (zoon, red.), Heni, doet omdat ik, jouw nederige dienaar, gedwongen word hem in een droom te zien op dezelfde plaats waar jij bent.
Zijn eigen slechte inborst heeft veroorzaakt wat er met hem gebeurd is. Dit is niet met hem gebeurd door iets wat ik, jouw nederige dienaar, heb gedaan.
Bovendien was ik niet degene die hem wonden toegebracht heeft – een stel anderen heeft dat gedaan in mijn bijzijn.
Zorg ervoor dat Seni (de bediende van het gezin, red.) me niet meer lastigvalt.
Hij moet bewaakt worden tot hij mij, jouw nederige dienaar, niet meer kwelt.



‘En ik zou graag een gezonde zoon willen’
Een dode vader moet zijn zoon helpen nageslacht te verwekken. Deze smeekbede stamt uit circa 2100 v.Chr.
Kijk, nu heb ik dit vat meegebracht opdat je moeder een rechtszaak kan voeren. Bovendien wil ik je vragen om een gezonde jongen, want je bent een perfecte geest. En wat betreft de twee dienstmeisjes, Nefertjentet en Itjai, die Seni (de vrouw van de briefschrijver, red.) gewond hebben laten raken, straf hen. En verdrijf al het onheil dat op mijn vrouw ...
... gericht is, want je weet dat ik haar nodig heb. Verdrijf het volledig. Daarnaast wil ik je namens je dochter om nog een gezonde jongen vragen.
‘Doe iets, je zoon raakt zijn erfenis kwijt’
Een weduwe eist dat haar dode man in actie komt omdat hun zoon de erfenis dreigt mis te lopen. Deze klacht dateert uit omstreeks 2300 v.Chr.
Je moet weten, Wabut kwam samen met (haar zoon, red.) Isesi, en ze hebben je huis leeggehaald.
Om Isesi rijker te maken heeft ze alles weggehaald wat erin stond, want ze wilden allebei jouw zoon arm maken en die van Wabut rijk.
Doe je nu gewoon alsof je neus bloedt? Ik had liever dat je me naar je toe riep, zodat ik bij je kan zijn, in plaats van dat ik moet zien hoe jouw zoon afhankelijk wordt van de zoon van Wabut.
Kom in verzet tegen hen, net als je ouders, je broers en je voorouders.
Bedenk wat je tegen mijn zoon hebt gezegd: ‘De huizen van de voorouders moeten onderhouden worden’, en je zei ook: ‘Dit is het huis van een zoon, en daarna dat van de volgende zoon.’